Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1586. [1631 februari 14.] Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot5.Mijn Heer, Goud en is mij soo veel niet weerd als uwer E. leste sonderling aengenaeme van IX JanrijGa naar voetnoot6, bijsonder om t'geen uE. schrijft van die brieven. UE. zij verseeckert, dat dat sal dienen ende bequamelick werden gemesnageert. Ick danck uE. oock | |
seer van de andere aenmerckingen, ende sonderling van dat van FacundoGa naar voetnoot1, dan ick weet hem hier niet te bekomen; hebbe oock alles D. VigilantioGa naar voetnoot2 gecommuniceert, die meynt sich door den locum IustiniGa naar voetnoot3 wel te redden, oock met eenige argumenten, die ick S.E. van elders hebbe toegesonden. Ben blijde, dat uE. oordeel met het mijne, Anathema ..... non semper significare sacras diras, verum etiam saepe separationem ab externae Ecclesiae societate scandali causa, overeen comt. Maer ick weet niet, hoe ick verstaen sal, dat uE. schrijft in concilio Niceno nullos factos fuisse anathematismos. T'is waer, niet in de 20 canonibus ordinem spectantibus, maer in Symbolo ipso wel vuytdruckelick, soo als in Actis Gelasii CoryseniGa naar voetnoot4 gelesen hebbe op 2 off 3 plaetsenGa naar voetnoot5, ten ware de leste clausula ‘iis vero, qui dicunt ‘erat’, quando non erat etc.’Ga naar voetnoot6 naderhand daerbij geworpen waeren. Alia etiam anathemata dicta fuisse ante Cyrillum sunt qui putent. Aristarchus heeft zijn bescheydtGa naar voetnoot7. Ick wensche dat ickt uE. nu konde senden ende uE. oordeel daerop mocht hooren. T'is jammer, datter soo vele druckfauten sijn: dat geschiet als m'er selve niet bij kan zijn. De professoren sullen oock haer bescheydt hebben op hare Antwoord op den VoorloperGa naar voetnoot8. Vigilantius is noch besich met de volle wederlegging der ProeveGa naar voetnoot9. Ons ontbreeckt geen werck. Hoe ick D. Tileni AntidoteGa naar voetnoot10 meer lese, hoe het mij beter aenstaet. Het moet vuyt, doch hier en daer wat geschaaft, naer onse gelegenheyt hier, daerin ick gebruycke de macht die S.E. mij heeft gelieft te geven, volgens uE. leste schrijvenGa naar voetnoot11. Ick denck het te laten drucken met columnen, het translaet teghenover, met een voor- ende nareden. T'heeft wat lang gebeydt, omdat wij ander werck hadden, ende sal nu noch wel te passe komen, omdat de Zwitsers brieff noch ten 2 mael is vuytgekomen met seer vileine aenmerckingenGa naar voetnoot12, die ick hope haer wel betaelt | |
sullen worden. Wilt den heer Tilenus zeer groeten mijnenhalven ende S.E. van sijn arbeydt bedancken. T'Amsterdam ist met de verandering der magistraten wel gegaen. Tot Nimmegen redelick, tot Delff wel, ter Goude niet wel, dan t' is sommiger eygen faute. Dat van den R. Pens. blijft noch steecken. De raedsheer FagelGa naar voetnoot1 ende de synodale sijnt seer oneens over t'rapport mondeling ende schriftelick bij S.E. gedaen van haere Schoonhovensche handelingen. De synodalen hebbent - soo ick hoore - groff gemaect ende de goede heeren souden 't haer ressentreren, maer wat zijn 5 stemmen tegen 19? Dit support blijven sij houden. Die 5 beletten wel quade resolutiën, maer de 14 veel meer goede. Dus blijft alles hangen in balance. Daerentusschen blijven t'synodus ende de placaten als een fondamentele wet, die bij sommiger oochluycking niet word crachteloos gemaeckt. Den 16., 17., 18den deser sal weer request overgegeven worden aen de H.M. heeren voor de gevangenen van LoevesteynGa naar voetnoot2. T'succes is onbekent. Wij mogen God bidden ende t'beste doen. H. LeoGa naar voetnoot3 is met de kerck volcomelick gereconcilieert. D'Acte houdt, dat gemelte Leo, verlatende t'gevoelen der remonstranten in de vijff alsoo genoemde articulen, de leere der gereformeerde kercke volgens de formulieren van eenicheyt sijnde (?) de Heydelbergsche catechismus ende Nederlandsche confessie, alsoock de naerder verclaring daerover in Canonibus Synodi Nationalis van Dordrecht anno 1619 gedaen, voor de volcomene ende rechte leere der waarheyt bekent ende aengenomen heeft, ende sulcx door zijn eygen onderteeckeninge met hert ende hand sonder eenige mentale reserve te behouden, te bevestigen bereydt is. Hierop is Leo eerst weder tot een lidmaet der kercke aengenomen. Daernae heeft Leo aenden Synodum versocht verclaert te mogen worden beroepelick. Hierop is hij beroepelick verclaert, tegen dat het jaer van sijne versoening met de kerck sal sijn geëxpireert - dat sal noch wel een halff jaer aenloopen - alsdan praestitis praestandis sal hem daervan acte gegeven worden. Dit heb ick uyt authentycke extracten der acte. Wat dunckt uE.? Dit en sal evenwel den remonstranten geen groot affbreuck doen, dan daer zijn andere swaricheyden, die mij duncken humanitus insuperabel. Doch die tot noch toe gewrocht heeft, kan noch wercken. T'ontbreeckt ons voornamelick aen luyden ende aen middelen, ende sal ons - vrese ick - aen beyde noch meer ontbreecken. | |
De politicis schrijve ick niet. Men meynt, dat d'Engelsche peysGa naar voetnoot1 dese landen seer praejudiciabel sal sijn ende begint te sijn; dat Franckrijck maer soeckt ons de mond boven t'water te houden om in oorloch te blijven sonder de nodige hulpe. De SweedeGa naar voetnoot2 doet wonder, maer met nadeel van de inwoonderen alhier. Sijne victoriën moghen de Duytscher wel weer in 't harnasch brengen tot nadeel van den keyserGa naar voetnoot3. Spaengien heeft de vlote gecregen ende wapent sterck op Fernambuco, soo men meynt. De West-Indische compagnie is besich. De besloten negotie tuschen dese landen ende de Persiaen sal de Persianen, Mahumetanen, geven vrijheyt van religie t'Amsterdam ende de onse gereformeerden in Persiën. Dit loopt dus onder de man. Off het authentyck is, sal uE. best weten. Ick weet nu hierbij niet meer te doen dan dat ick God bidde, mijn heer, voor uE. lang leven ende dattet uE. ende den uwen wel gae altoos ende ewelick, blijvende alle tijdt uE. ootm. dienaer,
| |
Soo uE. noch wat remarquabels in die brieven gevonden heeft offt yet anders heeft aenmerckenswaerdich, dat - all en waert maer op gissinge - ons hier off daer toe soude mogen dienen, ick bid, mijn heer, deylt het mede soot uE. niet en verveelt.
De schola illustri Amsterodamensium jamdudum audivit T.D. Theologi valde laborant, ut D. VossiumGa naar voetnoot4 a proposito dimoveant. Aureos jam montes promittunt, sed, si bene calculum posuit - scribit amicus quidam mihi -, frustra erunt. | |
Adres: A Monsr. Monsr. de Groot à Paris. In dorso schreef Grotius: 14 Febr. 1631, van Meden. |
|