Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1578. 1631 januari 30. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijnheer, Twee van de uwe ontfang ick soo diffeus, dye van den XIIIe onder de couverte | |
van FranckenGa naar voetnoot1 - ick meen bij hem wat versuymt is, om dye tijdelijck te becomen, daerin geremedieert sal werden - den anderen onder de couverte van den ambassadeurGa naar voetnoot2. Ick bedancke de heer pensionaris BrasserGa naar voetnoot3 ende Joncker van ThyenenGa naar voetnoot4 voor de gunste ende ben haer dienaer. Ick hadde wel gewenscht de saecke van de Maes met HertochveltGa naar voetnoot5 eerst waere begonnen, alsoo ick meen hij zijn advys ronder sal seggen dan den andere. 't Is mij lieff, dat in cas van difficulteyt aldaer eenige apparentie is bij NumerianusGa naar voetnoot6 ende sal goedt sijn oock andere vrunden op gelijcke manier te sonderen. Vooral verheucht mij, dat van D. Vossio ende D. BarlaeoGa naar voetnoot7, soo om haer als om 't gemeen, dat door haer sal werden gedyent. Ick hoop immers GallusGa naar voetnoot8 niet altijdt inefficace (?) sal willen zijn. AeliusGa naar voetnoot9 tegen CaracallaGa naar voetnoot10 spreeckt niet meer zoo breedt als voor desen tegen den trefves, misschyen merckende uyt de stant van de finantiën alhyer, dat het secours niet lang seecker en soude gaen ende dat dan het verwijt op hem soude comen. Andere willen seggen, dat MassariniGa naar voetnoot11, dye nu hyer is, gearbeyt heeft om van hem verseeckertheyt te trecken van ons landt niet te assisteren. Evenwel sal hij onder de handt al doen, dat hij can oock in de electie, soo van 's lands officiën als van de steden. Nec pecuniae (?) parcetur. Id pro certo habeGa naar voetnoot12. Van de prejudicale questieGa naar voetnoot13 sullen wij een goed succes verwachten ende daerom bidden. Houdt seecker, dat uyt Engelant buyen sullen comen op de haering, walvissch, Oost-Indië. Groote heren uyt dat landt hebben mij daervan pertinente opening gedaen. Ick en laet niet te verthoonen ons recht ende possessie, ende alle feytelijcke wegen af te raeden om de Spaignaerd geen dyenst te doen. De domestycken van de jegenwoordige guarde des seauxGa naar voetnoot14 hebbende zijn effigiem in plaet doen snijden hebben daeronder geset een epigrame, dat sij mij versocht hadden te maecken, zijnde aldus: Hic est, quem Gallis dedit Albespinea nota
Consilio, bellis et pietate domus.
Culmina summa togae nondum venientibus annis
Ascendit patria judice sero tamen.
Sij hebben mijnen naem daeronder gestelt, 'twelck teyckenen schijnen te zijn van goed vertrouwen ende gunste, 'twelck wij gebruycken moeten in quantum pro. | |
Dye luyden, dye in PhilippusGa naar voetnoot1 zijn gecomen, behaegen mij niet ende sal daerom ons staen te letten, wat wij te doen sullen hebben. Redres van verpondinge sal de groote steden niet wel aenstaen, soo sij haer oudt humeur houde, ende op onseeckere middelen te negotieren, is quade menage. 't Is mij lyeff dat FagelGa naar voetnoot2 voor de publycke authoriteyt is ende niet kerckelijck tegen reden. Farnembuck, soo de onse nae de tresves luysteren, is apparent dispute te sullen veroorsaecken. Den marescal de MarillacGa naar voetnoot3 heeft requeste aen 't parlement gepresenteert om te deduceren de nulliteyten van de commissie tegens hem gegeven. Men meent hij ontfangen sal werden door de recommendatie van de coninginne-moederGa naar voetnoot4. De bisschop van OrangieGa naar voetnoot5 is geweest bij de vrouw van ValckenburghGa naar voetnoot6, sij wederom bij hem. Hij seyde verstaen te hebben, dat ick Caracalla'sGa naar voetnoot7 plaetse soude hebben. Unde aut quorsum, nescio. Maer eenige van AeliusGa naar voetnoot8 hebben altemet met mij wel sulcke propoosten gehouden om mij te toetsen. De hertogh van BouillonGa naar voetnoot9 werdt hyer zeer gecaresseert bij eenigen, oock daerom, omdat hij meester is van een souveraine staet, dye eenige grooten in tijdt van dis-gratie tot retraitte can dyenen. Dese reden dyent mede om Orangie in zijne sterckte te conserveren. Laestmael seyde een heer van qualiteyt tegen de reine-mère in goede compaignie, datter geen apparentie en was dat zij soude herhuwelijcken pour ce que le cardinalGa naar voetnoot10 l'avoit rendu impuissante. De recommendatie aen de vrunden. Den XXX January XVIcXXXI. Ick meen dat deghene, dye nae KnuytsGa naar voetnoot11 plaets staet, de reeckenmeesterGa naar voetnoot12 is. De coopluyden alhyer hebben tijding uyt Spangnie van het arriveren aldaer van de rest van de Westindische vloot.
De investiture voor den hertogh van MantuaGa naar voetnoot13 is alrede te MilaenGa naar voetnoot14. | |
In dorso met andere hand: den 30 Jann. 1631. |
|