Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1215. 1628 januari 28. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mon frère, Gisteren zijn mij behandicht de uwen van den XXVIe December, XXXe Dec.Ga naar voetnoot4 ende V Jannuarii. De wegh, daerdoor deselve zijn gecomen, is goedt, maer moet waergenomen worden de advertentie bij mij voor desen gedaen ende bij den persoon, door wyens handen de brieven passeren, aen de zijnen gerenoveert. Ick sal op uEd. versoeck de correspondentie noch continueren ende .. als de tijdt uytwachten, dye mijn huysvrouw belooft had in te (?) zyen, hoewel dat dese tijdt nu occasie geeft, dye misschyen daernae niet weder en sullen comen. Wij blijven van ons voorgaende advys van geen versouck te doen, omdat onse vijanden 't gerucht souden doen lopen van schuldbekentenisse ende ick onseecker soude zijn van de uytcomste ende comende te manqueren in minder aensyen hyer ende ellewaert. Ick heb voor desen geschreven, dat wij zeer garen souden weten, wat gevolght is op mijne requeste aen RotterdamGa naar voetnoot5. Ons dunckt, soo men yet voor ons soude connen doen - daer allegader onse andere bekenden ons de hoope van benemen - dat het van dye stadt off door NeeffGa naar voetnoot6 soude moeten comen. Wilt op alles wel letten ende het advys van anderen onderstaen, opdat wij ons eens redden. | |
Wij verstaen hyer, dat d'heer van LangerackGa naar voetnoot1 op Saterdagh laestleden audientie gehadt hebbende bij de reine-mèreGa naar voetnoot2 een courier heeft afgeveerdicht om te adviseren, dat onse ambassadeursGa naar voetnoot3 wel mogen comen. Men sal haer te Parijs houden, immers voor een goede tijdt sonder haer inspecteurs te maecken van de imperfectie bij 't leger, alwaer een groot getal ossen bij quade wacht 's nachts in de stadt zijn gecomen, thyen, twaelff schepen uytgevaeren bij deelen met wijfs ende kinderen geladen om de stadt te ontlasten ende voerts om vivres te gaen haelen. De schepen, dye uyt Engelant nae de stadt toecomen, seyt men, dat meest met hout ende coolen zijn gelaeden, waervan groot gebreck is in de stadt. 't Gebroocken stuck aen den dijck meent men dat haest gerepareert sal zijn, ende men wil haest doen sincken de doormetselde schepenGa naar voetnoot4. Van Pompeios TargonesGa naar voetnoot5 voorstel van een fort flottant heeft men geen groote opinie. De coning doet alle de schepen te Morbiaen nae hem toecomen, om de Engelschen af te weren; eenige seggen, dat oock meerder secours uyt Spaegnie wordt verwacht. Eenige ordinarisse - te weten monsr. SolpeGa naar voetnoot6, dye uyt Engelant weder is gecomen sonder eenige troost - ende twee extraordinarissen uyt DenemarckenGa naar voetnoot7 syen daer onnoosel uyt. Wij hebben hyer in de Bastille den Graeff van SuseGa naar voetnoot8 ende dye van RoussyGa naar voetnoot9 ondertrouwt met de suster van den hertogh van BouillonGa naar voetnoot10 om eenige voornemen, soo men seyt, op steden van Campaigne ofte Picardye tot voordeel van dye van de religie. Men soeckt haer te verschoonen, seggende, dat hetgunt zij voor hadden alleen is geweest ten dienste van den coning van Denemarcken ende dat haer faute alleen daerin bestaet, dat zij den coning niet en hebben geadviseert. In uE. deliberatie ten regarde van ValensGa naar voetnoot11 behoeft uE. op ons niet te letten, wij en verwachten van hem niet goeds. Monsieur de HayesGa naar voetnoot12 adviseert mij, dat men soo hier als in 't leger zeer quade officiën doet aen GallusGa naar voetnoot13, dat hij daertegen niet en laet te wercken volgens de advysen, die ick hem geef. Dit comt alles uyt HeliogabalusGa naar voetnoot14 ende voorts uyt AurelianusGa naar voetnoot15, dye hem gebruyckt. Hou(d)t voor seecker, dat hij wel vrunden van doen heeft. | |
Men seyt hyer, dat ReaelGa naar voetnoot1 thuys is gecomen re infecta. Nopende de paix met Engelant vind ick alsnoch daertoe alhier goede genegentheyt. 't Eenigh obstaeckel is Rochelle, 't welck geaccommodeert sal moeten worden tot contentement van den coning ende van de stadt. Van de eene meer, van de andre min, naedat de successen sullen zijn van tijdt tot tijdt, waernae haer hyer de humeuren licht vougen. Meer en is hyer nu niet; dan bij gelegentheyt sal ick uE. senden de tweede tome van de bryeven van de heer van PlessijsGa naar voetnoot2, daer veel in is lesenswaerdigh. Want met het tweede bouck van den generael van de FeuillantsGa naar voetnoot3 tegen BalsackGa naar voetnoot4 wil ick uE. niet belasten. Mijne gebyedenisse aen de vrunden. Den 28 Januarii XVIcXXVIII. UE. dyenstwillige broeder
|
|