Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdMon frère, Desen morgen hebbe ick ontfangen den uwen van den XXIV Janu. met den bijgaendenGa naar voetnoot1, die ick met SchonenberchGa naar voetnoot2 sal communiceren ende den oirboir daernaer mede doen. Voorleden Sondach, doen ick hem lest sprack, was denselffden Schonenberch van opinie, dat uE. aan die goeden heerGa naar voetnoot3 behoorde te schrijven off te minsten aen mij om hem te communiceren een versouck wel gearraisonneert met redenen, die uE. souden nootsaecken naer soo lange patientie, soo den dienst van het lant niet conde lijden, dat op uE. soude werden geleth, hem selven elders te stellen. Moocht daer noch op dencken, hoewel dese corte woorden grooten sin hebben ende genouch dat selffde inhouden. Doen ter tijt seyde ick niet, dat ick uE. alreede tot schrijven hadde geraden ende sal darom uwen brieff te beter van passe commen. Den man van credentieGa naar voetnoot4 sprack ick gisteren, die oock mij sprack, off niet goet en waer, dat uE. eens op de eerste soude schrijven. Schoonenberch ende ick sijn geresolveert tegens de aenstaende vergaderynge eens den goeden heer gesamentlijck te spreecken ende neme in bedencken, off wij het niet bij occasie van desen brieff behooren te doen. Wij sullen alles bij brengen, dat mogelijck is, dan men mach niet te seer perssen. Flecti potest frangi non potest, ende om met volcomen resolutie te mogen gaen, most men eerst weten, wat plaetse te kiesen ende off geraden is, soo lange hoope met apparentie is de restitutie te verwerven. UE. heeft verstaen wt hetgene ick suster BlonckeGa naar voetnoot5 over acht dagen schreeff, wat mijn leste officiën sijn geweest; mijn bejegenynge was goet, dan comme soo dickmael ende houde soo ernstych daer op aen, dat ick licht soude verveelen; te vervremden is ongeraden, alsoo den tijt veel geeft. Simon de Rijcke ende noch een van sijn humeurGa naar voetnoot6 sijn in de vroetschap tot Amsterdam gecomen, dat naer mijn opinie een grooten slach is. De Rijcke is courageux, ontsiet geen gemeente, heeft lange jaren de soldaten betaelt, die oock seer van hem dependeren. De vier gecoren burgemeesters sijn de beste, die men kan wenschen: Bas, Oetgens, Geurt Dircksz., BickerGa naar voetnoot7. De heer BasiusGa naar voetnoot8 is nu tot Amsterdam, hebbe hem geschreven ende versocht, gelijck hij aengenomen heeft, daer alle goede devoiren te doen. Wij moeten sien, wat de vergaderynge geven sal. Ick beken garen, dat wtstel geen goet en doet, hoewel int regard van Amsterdam met wtstel is gewonnen. Ick twijfele niet, off men souckt soo daer als hier quade officiën te doen, maer wat remedie? Hier, hoe ruchtbaer het is, soo wert daer seer weynich van gesproocken, twelck mij seer wel behaecht. Men seyt SmoutiusGa naar voetnoot9 op den biddach over twaelff dagen in sijn predicatie heeft geseyt, dat men het Troaensehe paert wederom wil | |
inhaelen. Dan met dien man wert gespot. Ick hadde gevreest, dat alle predyckstoelen daervan souden hebben gedavert, is beter wtgevallen. Met PijnackerGa naar voetnoot1 houft uE. sich niet te becommeren, is van weynich consideratie, quanquam livor et obtrectatio pronis auribus excipiaturGa naar voetnoot2. Sijn saecken staen niet wel ende, naer ick kan hooren, spreeckt seer wel van uE., seyt uE. daer in groot aensien is, namentlijck bij den cardinaelGa naar voetnoot3. Bidde uE. sich van een cleyn gerucht niet te vervaren, maer alles ongemerckt deur te laten gaen. VosbergenGa naar voetnoot4 is noch in Zeelant bevroosen, hebbe mijn broederGa naar voetnoot5 versocht te sien, off hij yet daer conde vernemen, dat uE. wel vandaer sult verstaen. Wat de alliantie van VranckerijckGa naar voetnoot6 retardeert, sal ick vernemen ende dan schrijven. Ick wilde wel, dat uE. mij van alles int breede adviseerde, om occasie te hebben met uE. neeffGa naar voetnoot7 anders als van swaricheyt te spreecken. UE. schrijft niet, hoe den guarde de seauxGa naar voetnoot8 bij den conynck in sijn presentie door die van de Sorbonne is overgehaelt, daer ick Sijn Extie. over acht dagen veel van hoorde vertellen. De vrouw van ValckenburchGa naar voetnoot9, daer ick over vier dagen ten huyse van de heer WytsGa naar voetnoot10 mede te gaste was, seyde mij aan mijn suster wilde schrijven, ende dat ick het oock wilde doen ende haer laten weten, dat sij wterlijck tot het begin van Mey hier meent te blijven. Sij is seer habil, oock van goede wille ende goet beleit, wilde mijn suster haer hier rencontreerde, om off het met de naeste vergaderynge niet en viel, ick dan door mijn suster ende sulcke instrumenten wat mochte wercken. Daer dient op geleth. Nieuws weet ick niet dan dat tot Utrecht groot misverstant is tusschen het Hoff ende de magistraet, ende dat overmits het Hoff hebbende gedefereert aen het appel van een goutsmith, die bij de vroetschap over een gehouden vergaderyng was gecondemneert, de vroetschap den deurwaerder, die het mandement hadde geëxploiteert, gevangen heeft gestelt. Men meent de Staten het Hoff sullen mainteneren. Voor 't vermaecken van de magistraet tot Amsterdam was daer dese pasquille gestroyt. Dit sijn de quanten, die oprechten willen de Arminiaense santen: capiteyn BoomGa naar voetnoot11, OetgensGa naar voetnoot12, Geurt Dircksz.Ga naar voetnoot13, Andries BickerGa naar voetnoot14, BasGa naar voetnoot15, Aelbert | |
CoenraatGa naar voetnoot1, TeylingGa naar voetnoot2, SchaepGa naar voetnoot3, GrootenhuiseGa naar voetnoot4, HasselaerGa naar voetnoot5, OpmeerGa naar voetnoot6, W. BackerGa naar voetnoot7, HinlopenGa naar voetnoot8, ReaelGa naar voetnoot9, OverlanderGa naar voetnoot10. Dit sijn de waggelmussen, die door de vromen sijn geraeckt opt kussen: RaepGa naar voetnoot11, HuddeGa naar voetnoot12, HoochkamerGa naar voetnoot13, VlamynckGa naar voetnoot14, NeckGa naar voetnoot15, Reynst(?)Ga naar voetnoot16, VinckGa naar voetnoot17, TulpGa naar voetnoot18, RaephorstGa naar voetnoot19. Wilt niet langer waggelen, maer vast staen, en spannen met de vromen aen, en helpen naer mijn vermaen, datter op Vrouwendach geen Arminiaenen commen | |
aen. Dit sijn de vromen: PauwGa naar voetnoot1, Jan GijsbertsenGa naar voetnoot2, de VrijGa naar voetnoot3, J.W. BogaertGa naar voetnoot4, Hillebrant SchellyngerGa naar voetnoot5, VerdoesGa naar voetnoot6, Ernst RoetersGa naar voetnoot7, BetsGa naar voetnoot8, HaringhkaspelGa naar voetnoot9. Rari certe boni etc. Dit schrijve ick uE. om te sien, hoe het daer is gestelt, recommandere mij aen mijn susters ende sal ten naesten mijn commissiën senden. Desen 6 Feb. 1627. UE. dienstwillige broeder
|
|