Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1134. 1627 februari 20. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, De leste reys en heb ick niet geschreven bij faute van waerdige stoffe. Daerom sal ick nu schrijven om uE. te verwittigen, dat ick den uwen van den XXX aen suster BlonckenGa naar voetnoot2 heb gezyen ende sedert eene van den reeckenmeesterGa naar voetnoot3, dye ons doet verstaen, dat de raedsheer VosbergenGa naar voetnoot4 in Zeeland is geweest, bij de vrunden getracteert, sonder van ons te vermaenen. Hij vought daerbij, dat hij meent, dat de tegenwoordige regierders alles sullen in peryckel stellen eer zij yet sullen toegeven, waerom hij ons raedt ons hyer vast te maecken; welcken raed twee swaricheden heeft: de eersten het perssen in het stuck van de religie, 't welck mij zeer mishaeght, het ander het verlyes van de vergoeding van sooveel geleden schade ende van 't gesicht van sooveel goede vrunden, al het welcke een gevolgh is van het vaststellen alhyer. Ick mercke oock wel, dat men hyer mij traineert in 't stuck van de betaeling apparentelijck - soo ick uyt veele discoursen merck - om mij hyer soo te engageren, dat ick om een ander landt niet en soude mogen dencken, 't welck mij dangereux dunckt in een rijck sooveel veranderingh subject ende daer men ommegaet met sooveel bedryegerije. Ick meen in het seeckerst onderrecht te zijn, dat den cardinaelGa naar voetnoot5 geen werck en maeckt van d'EspesseGa naar voetnoot6 ende dat hij alleen voor een tijdt is geconditioneert om monsr. DefiatGa naar voetnoot7 te contrarieren. Monsr. de La VillauclercqGa naar voetnoot8 seyt mij, dat d'Espesse veel fauten heeft gedaen, dat monsr. De RotelynGa naar voetnoot9, sijn swagers broeder, de prins sal raden tot accommodatie van de geresene differenten ende restitutie van de afgesetten voor sooveel sulcx sonder violatie (conde) geschieden. Veele meenen, dat men hyer eenigh voornemen heeft tegen Rochelle, in welcken gevalle men wel (can) verwachten de remonstranten t'anstoot te zijn in de regeering. Den cardinael heeft be ...... becomen het gouvernement van BraagieGa naar voetnoot10. Aan Denemarck sal eenigh geldt aengetelt werden, 't welck men Engelant schuldich is over het huwelijckgoedt van de coninginneGa naar voetnoot11. Is evenwel noch ongereedt. Den coning van BohemenGa naar voetnoot12 wordt nu in de achtste maendt opgehouden om betaeling te becomen van XVIII duysent guldens op mindering van oude schulden. Middelertijdt groeyen de aentastinge van schepen tusschen Vrancrijck ende Engelant, zijnde de Franchoysen aen de quaedste cant ende dagelijcx in 't lijden. Eenige | |
ijverige geestelijcke raiden den coning de saecke van de catholycken van Engelant te behartigen, 't welck in desen tijdt t'onpas soude comen. BuckingamGa naar voetnoot1 ende den cardinael hebben malcander met brieven gepicqueert. Soo uE. voornemen aengaende mijne saecken bij eenig machtigen behartight wordt, soo soude men mogen zien, off de vergadering van Hollant soude mogen gebracht werden om de Staten-Generael te laeten disponeren met advys van Sijn Extie. Doch op dit en wat de saeck meede aengaet, sal uE. beter connen letten ende mij ten goede ende quaede adviseren, alsoo mijne saecken sulcx in desen tijdt ten hoochste vereyschen. Mijne gebyedenis aen de vrunden. De onsen alhier zijn wel te passe. Den XX Februarii XVIcXXVII. UE. dienstwillige broeder
| |
Mijn huysvrouw sendt nu de monsterkens, dye over veertyen dagen versuymt zijn te senden. | |
Adres: Mijn heer Mijn Heer den raedsheer Reigersberg. In s'Gravenhage. port. |
|