Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdIrenaeus (Eirènaios) van Lyonwas ca. 190 een van de belangrijkste christelijke schrijvers. Hij behoorde tot de stroom Aziaten die samen met kooplui in de oudheid al eeuwenlang de weg naar het Westen hadden gevonden. Zij hadden er met name te Marseille, Lyon en Vienne kolonies gevestigd en leefden er vreedzaam tussen de Keltisch sprekende Galliërs en de sinds 260 v.C. koloniserende Romeinen. Onder de bevolking | |
[pagina 195]
| |
waren er sinds ca. 150 n.C. ook christenen, die er gemeenten stichtten. Irenaeus werd ca. 130 geboren, waarschijnlijk te Smyrna, waar hij - schrijft hij zelf - nog de lessen van »Polycarpus, een leerling van Johannes de Evangelist, had gevolgd. In de tijd van de humane keizer-filosoof Marcus Aurelius, die regeerde vanaf 169, was Irenaeus priester te Lyon. Hij moet vertrouwen hebben genoten en in de christelijke leer en traditie onderlegd geweest zijn, want hij werd in 177 kort na het uitbreken van een hevige vervolging tegen de christenen te Lyon naar Rome gestuurd in verband met problemen aldaar rond het montanisme, een apocalyptische, door de Phrygiër Montanus en zijn dochters in het midden van de 2e eeuw in gang gezette revival-beweging. Met brieven van de gemeente aan bisschop Eleutherus van Rome in de hand moest hij in naam van de gevallen »martelaren - zoals later bleek tevergeefs - clementie bepleiten voor de leden van deze beweging. Onder de 48 martelaren uit de vervolging in 177, van wie de helft oosterse namen droeg, waren de bisschop van Lyon, Potheinos, en de diaken Sanctus van Vienne. Irenaeus werd in 177/78 tot opvolger van de bisschop gekozen. Samen met hem deed de gemeente in een fraaie brief tot in details verslag van de vervolging, verhoren en martelingen aan de gemeenten in Asia Minor. Twee feiten markeren Irenaeus' ambtsperiode. Vooreerst zijn felle bestrijding van de leer van de gnostici en vervolgens zijn belangrijke interventie in de strijd om de paasdatum. In de 2e eeuw werd het christendom bedreigd door een stroom van in zeker opzicht verwante religies: de gnostieke systemen, die in velerlei gedaanten onderling overeenkomsten vertoonden. Bedreigend was daarin vooreerst een uiterst pessimistisch oordeel over de materiële schepping, waarvan het ontstaan verklaard werd als door een besmettelijke ‘fall-out’ na een explosie aan de rand van de, overigens onkenbare god, voorts de pretentie dat door kennis (‘waar kom ik vandaan; wie ben ik en waar ga ik naar toe?’) de ziel verlost zou kunnen worden uit de kerkering in de materie. Daarbij kwam dat veel systemen ingekleed waren in een christelijk pak (namen en mythen) en aantrekkingskracht uitoefenden door bekwame verkondigers zoals onder meer Valentinianus te Rome (auteur van het aan Irenaeus goed bekende, Johanneïsch klinkende Evangelie van de waarheid). Van Irenaeus' polemische activiteiten zijn twee belangrijke werken bewaard gebleven: de Ontmaskering en weerlegging van de valse Gnosis (vals in de zin van onecht, tegenover de christelijke gnosis, bijvoorbeeld van Paulus in onder meer 1 Kol. 1,6, Clemens van Alexandrië en Origenes) en de Uiteenzetting van de apostolische verkondiging. In het eerste werk, doorgaans Adversus haereses (Tegen de ketterijen) genoemd, somt hij een grote reeks gnostieke systemen op, geeft de kenmerken ervan weer en presenteert een weerlegging. Werken met originele teksten van gnostici uit een grote, in 1945 te Nag Hammadi bij Luxor (Egypte) teruggevonden bibliotheek uit ca. 400 tonen aan hoe goed Irenaeus van deze leer op de hoogte was. De ogenschijnlijk zo onbelangrijke ruzie - de eerste tussen de christenen in het Oosten en in het Westen - over de datum waarop het paasfeest gevierd moest worden, hield toch meer in dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Ca. 200 rees daarover meningsverschil. In het Oosten bestond de gewoonte om pasen te vieren op de oude, joodse datum (vrijdag, 14e Nisan); in het Westen was men het gewend op de eerste zondag na de eerste lente-volle-maan. Toen synoden in het Oosten zich tegen het opdringen van het westerse standpunt bleven verzetten, greep bisschop Victor van Rome (»Hippolytus) in. Hij bedreigde heel het Oosten met een excommunicatie. Daarmee probeerde voor het eerst een bisschop de juridische superioriteit van de zetel van Rome over alle andere gemeenten uit te strekken. Irenaeus schreef, zich onder meer beroepend op zijn leermeester Polycar- | |
[pagina 196]
| |
pus, een brief aan Victor, met de goede raad om van deze weinig heilzame weg terug te keren en de Kerken hun eigen gewoonten te laten: ‘Verschil in plaatselijke gebruiken’, schrijft hij, ‘doet immers het gezamenlijke geloven beter uitkomen.’ Hij deed hiermee zijn naam ‘man van vrede’ eer aan. Men vermoedt dat het fundament voor de grote uitbreiding van de Gallische Kerk in de 3e eeuw door Irenaeus gelegd is. Rond 400 waren er van Marseille tot Trier meer dan honderd bisschopssteden, en in de Provence bloeide het westerse ascetisme (»asceten) in belangrijke kloosters. Irenaeus moet ca. 202 zijn gestorven. Pas Gregorius van Tours spreekt in zijn Historia Francorum ca. 576 over een marteldood. Aangezien Eusebius van Caesarea, die in zijn Historia ecclesiastica ca. 315 uitvoerig over Irenaeus bericht, daar met geen woord over rept, mag men aannemen dat Gregorius put uit een later ontstane legende. Zijn feest wordt sinds 1960 op 28 juni gevierd. Irenaeus werd afgebeeld als bisschop met een boek, dat duidt op zijn waardigheid als »kerkvader, onder meer op een 15e-eeuws glasraam in de kerk te Ambierle (Loire). Een glasraam ca. 1500 in de kathedraal te Lyon heeft een kleine cyclus: bisschopswijding, Irenaeus die onderwijst, gevangenneming en de translatie van zijn relieken. Hitchkock 1914; Lawson 1948; Nautin 1957; Quasten 1967; Sagnard 1947. |
|