Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdSaul,de zoon van de rijke veehouder Kis uit de stam van Benjamin, waarschijnlijk uit Sela bij Gibea, werd ca. 1012/1004 door de profeet »Samuël aangesteld en gezalfd tot de eerste »koning van Israël. De bijbelboeken 1 Samuël (vanaf hst. 8), 2 Samuël 1, 4 en 9 en 21,1-14 en 1 Kronieken 9,35-10,14 vertellen fragmentarisch en nogal wanordelijk het verhaal van deze tragische, eerste koning van Israël. Toen Samuël oud geworden was en zijn als »rechters aangestelde zonen zich misdroegen, vroeg het volk van Israël om een koning. Onder bepaalde voorwaarden kon daarmee worden ingestemd. Op zoek naar weggelopen ezelinnen trof Saul, van wie verteld wordt dat hij met kop en schouders boven iedereen uitstak, in die dagen Samuël. Na een ter ere van zijn gast aangericht feestmaal werd Saul door Samuël tot koning gezalfd. Als teken van zijn uitverkiezing zou Saul op de terugweg een groep extatische »profeten tegenkomen en met hen in vervoering raken. Sindsdien zei men spottend: ‘Hoort ook Saul al bij de profeten?’ Toen hij op deze manier opgevallen was, stelde Samuël hem aan het volk voor als hun koning. Volgens een andere traditie zou Saul, opgevallen als bijzondere leider tijdens een schermutseling met de Ammonieten, om die reden bij het oude heiligdom van Gilgal zijn gepresenteerd als koning van alle Hebreeuwse stammen. De bijbelse overlevering weet verder over de regering van Saul - afgezien van ontmoetingen met zijn opvolger »David - niet veel meer mee te delen dan het weinig gelukkige einde van zijn regering en zijn leven. Zelfs over de duur van zijn koningschap blijken de bijbelse berichten niet eensluidend (1 Sam. 13,1: twee jaar, en 1 Hand. 13,21: veertig jaar). De crisis in Sauls koningschap werd ingeluid door zijn volgens Samuël eigenmachtige optreden en door zijn schending van het, als door Jahwe verordonneerd voorgestelde oorlogsrecht bij gevechten tegen de Filistijnen en Amalekieten: Saul zou door het opdragen van een offer voor de strijd tegen de eersten in de rechten van Samuël zijn getreden, en bij de overwinning op de laatsten voltrok hij de ban niet volledig door hun koning te sparen en voor zichzelf een vette buit te behouden. Daarop keerde Samuël zich van Saul af, verklaarde hem uit het koningschap | |
[pagina 218]
| |
ontheven en zalfde op Jahwe's bevel David. Vanaf dat moment was ‘de geest van Jahwe van Saul geweken’, hetgeen zich uitte in onevenwichtigheid en onberekenbaarheid, in aanvallen van melancholie. David bleef niet onopgemerkt bij Saul. Het tijdstip waarop het gebeurde is niet duidelijk, maar hij kreeg een dubbele functie aanErnst Josephson, David speelt voor Saul, doek, 1878. Statens Konstmuseer, Stockholm.
het hof, die van citerspeler om de koning in zijn zwaarmoedigheid op te beuren en die van wapendrager. Zo kwam David in contact met Jonatan, de zoon van Saul, met wie hij vriendschap sloot, en met Mikal, de koningsdochter, met wie hij trouwde. Toen David successen behaalde in de strijd tegen de Filistijnen en het volk op zijn hand kreeg - men zong een liedje ‘Bij duizenden sloeg Saul ze neer, maar David bij tienduizenden!’ | |
[pagina 219]
| |
- werd Saul jaloers. Tweemaal trachtte hij David tijdens diens citerspel met zijn lans te doden, waarop David vluchtte en met een bende desperado's een guerilla tegen Saul begon. Daarbij was David tweemaal in de gelegenheid de koning, die hem verwoed achtervolgde, te doden maar beide malen spaarde hij het leven van de gezalfde; beide malen betuigde Saul spijt over zijn wraaklust. Bij een dreigende aanval van de Filistijnen liet Saul de heks van Endor de geest van Samuël oproepen om hem raad te vragen, maar hij kreeg slechts te horen dat zijn ondergang nabij was. Kort daarop leed Saul in een veldslag tegen de Filistijnen in het gebergte van Gilboa een nederlaag. Toen zijn wapendrager ervoor terugschrok zijn heer te doden stortte hij zichzelf in zijn zwaard. Ook Jonatan kwam om. David treurde over de dood van Saul en van zijn vriend en liet de boodschapper, die het deed voorkomen alsof hij Saul omgebracht had, terechtstellen. Uit Davids fraaie klaagzang over de beide helden (2 Sam. 2,17-27) blijkt niets van Sauls onevenwichtig karakter, noch van enige rancune van de kant van David. Na het mislukken van een opstand tegen koning David, waarbij de leider, Sauls legeroverste Abner, Sauls zoon Isboset misbruikte en naar voren schoof om de Saul-dynastie voort te zetten, werd deze zoon verraderlijk door eigen lijfwachten gedood. David strafte de moordenaars en liet het hem gebrachte hoofd van Isboset eervol begraven. De zoon van Jonatan, Mefiboset, die in de dagen van de dood van Saul en zijn vader op de vlucht uit de handen van zijn verzorgster was gevallen en daardoor kreupel was geworden, werd door David in zijn huis opgenomen. Later, toen hij niet solidair met David was geweest tijdens de revolte van »Absalom, werd hij desondanks gespaard. Toen de Gibeonieten, die ooit door Saul waren gedecimeerd en zich op zijn nageslacht wilden wreken, aan David uitlevering vroegen van alle nog levende Sauliden, zonen van Mikal en van Sauls bijvrouw Rispa, ging David op het verzoek in behalve ten aanzien van Mefiboset, die hij bij zich hield. Toen hij vernam dat de zeven waren opgehangen en dat Rispa rouw bedreef over haar zonen, verzamelde hij hun stoffelijke resten en begroef ze samen met de as van Saul en Jonatan, die hij in Jabes liet opgraven, in het graf van Kis in Sela.
In de joodse traditie wordt Saul hoog gewaardeerd en wordt hem zijn, volgens Samuël verkeerde gedrag niet zwaar aangerekend. In de koran, waarin hij Talut heet, is Saul - behalve door de gaven van het koningschap en de wijsheid die Allah hem aanbood - getekend door een bericht over een selectie bij het oversteken van de Jordaan: wie niet uit de rivier drinken, steken met Talut de rivier over. De overstekers lijken te weinig in getal om met succes tegen de troepen van Djalut, Goliat, te strijden, totdat Allah Talut Djalut laat doden en het leger van de koning diens troepen laat verslaan. In de christelijke en middeleeuwse literatuur is de verworpen Saul wel eens type voor het Oude Testament, tegenover zijn opvolger David, voorvader van Jezus, als representant van het Nieuwe Testament. In cycli met de geschiedenis van Samuël of David komt Saul voor (Doura-Europos fresco's ca. 245; raam tweede helft 13e eeuw Sainte Chapelle Parijs; Kokoschka 41 litho's ca. 1960?) en uiteraard ook in illustraties van de boeken Samuël en Koningen (11e-eeuws Grieks handschrift in de Vaticaanse bibliotheek; Chagall ets voor de bijbel 1931-36). Verder ook in afzonderlijke scènes, die allereerst David betreffen: op Rembrandts werk waarin David Saul het hoofd van Goliat brengt (1627) of op een gravure van Van Leyden 1505-08 waarop David voor Saul op de harp speelt; voorts Josephson 1878 en Nolde 1911. Twee belangrijke episoden uit Sauls leven vormden gewilde onderwerpen voor zelfstandige uitbeelding: zijn bezoek aan de heks van Endor (Jacob van Oostsanen 1526, Rijksmuseum Amsterdam; pentekening van Rembrandt 1655, Mauritshuis 's- | |
[pagina 220]
| |
Gravenhage; West 1777 Hartford [Conn.]; Rohlfs en Trillhaase eerste kwart 20e eeuw) en Sauls dood (vooral Pieter Bruegel de Oudere paneel 1562; verder schilderijen van Ketel ca. 1590, Schönfeld tweemaal ca. 1650 en Rainaldi ca. 1660). De laatmiddeleeuwse typologie rond Saul is vaak nogal vergezocht en bizar (bijvoorbeeld ‘David speelt voor
Jacob Cornelisz. van Oostsanen, Saul en de heks van Endor, paneel, 1526.
Rijksmuseum, Amsterdam. Op de achtergrond links presenteert Saul zich bij de heks; in het midden de extatische profeten. Het paneel is geladen met kritiek op eigentijdse omstandigheden. Saul’ zou verwijzen naar ‘de zending van de apostelen’). De dramatiek in het bijbelse Saulverhaal gaf vanaf de 16e eeuw aanleiding tot meer dan 60 literaire scheppingen. De drama's uit de 16e eeuw gingen uit van de gangbare interpretatie van de zondige Saul en de vrome David: Hans Sachs 1557; Des Maures 1566 (David staat voor het winnende protestantisme) en jezuïetendrama's uit 1596, 1606, 1615, 1628 en 1629; Campianus ca. 1577 (duurde 6 | |
[pagina 221]
| |
uur!). Malvezzi 1634 bracht de problematiek rond de tiran in. Vondel verwerkte in De Gebroeders 1640 de geschiedenis van Isboset. Met De la Taille Saül le Furieux 1572 begon een nieuwe visie: Saul als tragische held, tot aan Alfieri, die in een drama (1784) vooral een psychologische analyse trachtte te geven van de tragische vorst, zoals later Byron in vier (1815) en Rilke in drie gedichten (1905/06). Voltaire plaatste in zijn toneelstuk 1763 de vorst tegenover Samuël en diens priesterkaste. De sfeer van de Romantiek beïnvloedde het stuk van Soumet (voor 1822). Drama's van Gide (geschreven in 1889; 1922 in Parijs opgevoerd) en Lawrence 1926 waren aanleiding tot muzikale composities en bewerkingen door Honegger 1922 en Amiran 1949. Veel joodse schrijvers (onder anderen Querido 1914, Brod en Shalom 1944, Herzberg 1958) hielden zich in de laatste eeuw bezig met de problematiek van Saul en David. Vanaf de 17e eeuw werden ook aan Jonatan en aan Mikal romans en toneelstukken gewijd: Bartolommeo Veronese (toneel 1624), Spalding A Man of Valor (roman 1908), Van Calcar (toneel 1932) en Raphael Cohen King Saul's Daughter (een bijbelse dialoog 1952). Uit de muziekgeschiedenis kunnen vermeld worden een oratorium van Charpentier Mors Saulis et Jonathae ca. 1682, een oratorium van Händel/Jennens (1739), twee opera's van Zingarelli (Saulle ovvero il Trionfo di Davide 1788; en 1833), een pastiche van Kalkbrenner en Lachnith (Parijs 1803), een werk voor piano en zang van Moussorgsky Tzar Saul dat later voor orkest bewerkt werd door Glazoenow en Saminsky 1929, opera's van Reutter 1928 en van Nielsen 1898, een symfonisch gedicht van Wagenaar 1906, een tragisch zangstuk van Contilli 1941 en een cantate Rembrandts Saul en David van Dresden 1956. Godefroid componeerde in 1883 een opera die de geschiedenis van Sauls dochter Mikal tot onderwerp heeft. Kölb 1952; Soggin 1959; Thiel 1926. |
|