Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdontbreekwoordEen woord dat ‘nog niet bestaat’ in een bepaalde taal en waarvan sommige taalgebruikers vinden dat het een nuttige toevoeging zou kunnen zijn als aanduiding van een specifieke en herkenbare realiteit (ding, idee, gevoel, ervaring, enz.). Door dat laatste betekenisaspect onderscheidt het ontbreekwoord zich als creatieve woordvorming (neologisme) van het schertswoord. In sommige gevallen betreft het ontbreekwoord iets waarvoor andere talen wel een woord hebben, maar waarvoor (nog) geen afdoend Nederlands equivalent voorhanden is. Een voorbeeld is ‘verstekvrees’ en ‘verstekvreugde’, die werden geïdentificeerd als ontbreekwoorden en gesuggereerd als vertalingen voor het Engelse en als anglicisme ervaren ‘fomo’ (fear of missing out) en ‘romo’ (relief of missing out). Taalkundigen gebruiken sinds langere tijd de verwante term ‘lexicale leemte’ (Eng. lexical void) om te wijzen naar een ontbrekend woord. De term ‘ontbreekwoord’ werd gecreëerd en won snel aan populariteit door de gelijknamige wekelijkse rubriek in het programma Nieuwe feiten op Radio 1 (vanaf 2022), waarin Rick de Leeuw met de hulp van de luisteraars en van taalexpert Ruud Hendrickx op zoek gaat naar woorden die in de Nederlandse taal zouden moeten bestaan maar nog niet beschikbaar zijn. Zo werd bijv. het woord ‘tongpunter’ naar voren geschoven en verkozen tussen een aantal andere kandidaten als benaming voor een woord waar je even niet op kunt komen, maar dat als het ware op het puntje van je tong ligt. De toekomst zal uitwijzen welke van deze creatieve woordvormingen ook echt in de Nederlandse woordenschat (lexicon-1) zullen worden opgenomen; in de mate dat dat gebeurt, verliezen ze uiteraard hun status als ‘ontbreekwoord’. In afwachting daarvan behoort de zoektocht naar mogelijke ontbreekwoorden tot het ludieke domein van de recreationele taalkunde. Tal van ontbreekwoorden maken overigens speels gebruik van klankeffecten als assonantie (bijv. rekgesprekje, leeswee) en alliteratie (bijv. dubbeldag, coupékaper), en van procedés die we kennen uit de woordspeling, met een bijzondere voorliefde voor het porte-manteauwoord: bijv. kwijtruimen (uit opruimen en kwijtraken), dwarswerker (uit dwarsligger en medewerker), fautocorrectie (uit fout en autocorrectie), enz. Lit: R. de Leeuw & R. Hendrickx, Het grote ontbreekwoordenboek (2023).
|