Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcomponentiële analyseEtym: Lat. com-ponere = bij elkaar leggen, samen-stellen. Vorm van betekenisanalyse (semantiek) die opgang maakte in de jaren 1950-1970 in de context van het structuralisme (E.A. Nida, L. Hjelmslev, B. Pottier, E. Coșeriu, e.a.) en die ook in de semiotische en literaire analyse (A.J. Greimas, e.a.) invloed heeft gehad. De componentiële analyse gaat uit van het principe dat de betekenis van woorden niet ondeelbaar is, maar ontleed kan worden als een geheel van elementaire bouwstenen (zgn. kenmerken of componenten). Deze kenmerken kunnen ook de betekenis mee bepalen van andere woorden, die er een positieve waarde dan wel een negatieve waarde voor noteren. Zo zou men de betekenis van de woorden ‘leeuwin’ en ‘kater’ vergelijkend kunnen beschrijven met de volgende kenmerken en waarden:
Op gelijkaardige wijze kunnen we een onderscheid maken tussen:
Het voordeel van deze analyses is dat ze toelaten om gelijkenissen en verschillen tussen woorden binnen eenzelfde semantisch veld of domein helder in kaart te brengen; dit heeft o.m. ook zijn nut bewezen in de taalpedagogie. Ze helpen ons eveneens te beschrijven hoe bepaalde semantische kenmerken onderhuids in een tekst kunnen weerkeren in het gebruik van andere woorden, zodat de tekst een subtiele samenhang in de betekenis kan krijgen (isotopie). Dergelijke basisinzichten werden uitgewerkt in de invloedrijke betekenistheorie van A.J. Greimas (1917-1992) (zie hiervoor seem). In zoverre ze werkt met een beperkt aantal kenmerken (die volgens sommigen zelfs universeel zijn) en met binaire tegenstellingen (hetzij ‘plus’ of ‘min’ waarde), vertoont de componentiële analyse een analogie met en een duidelijke invloed van de fonologische analyse (foneem). Dat kan de hoop of illusie wekken dat de semantiek met evenveel precisie en formaliseerbaarheid te werk kan gaan als de fonologie. De componentiële analyse wordt nu evenwel veel minder beoefend. Ze laat immers heel wat vragen onbeantwoord. Volstaat ze om alle nuances van woorden (bijv. connotatie, betekenis via collocatie) te beschrijven? Zijn betekenisverschillen niet vaak een zaak van gradatie eerder dan van binaire tegenstelling (bijv. ‘meisje’ tegenover ‘vrouw’)? (Zie in dit verband het alternatieve semantische model van het prototype.) Hoe zal men de elementaire betekeniscomponenten kiezen en bepalen? En hoe daarbij een ideologische vooringenomenheid te vermijden (bijv. het gebruik van ‘mannelijk’ en ‘volwassen’ als de norm in het voorbeeld hierboven, waardoor ‘man’ driemaal positief scoort en ‘meisje’ slechts een keer)? Wat als de gangbare binaire tegenstellingen ontoereikend blijken (bijv. ‘transgender’ en ‘intersekse’)? De structuralistische betekenisanalyse werd in een taalfilosofisch kader verder ook bekritiseerd door de deconstructie, die betoogde dat het samenspel van gelijkenissen en tegenstellingen in een taal niet leidt tot een stabiel en beschrijfbaar systeem van betekenissen, maar veeleer tot een niet te stoppen cascade van verschuivingen en onbepaaldheden (zie ook différence/différance). Lit: E.A. Nida, A componential analysis of meaning: An introduction to semantic structures (1979) D. Geeraerts, Theories of lexical semantics (2009).
|