Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdhoraeEtym: Lat. hora = uur, tijd, jaargetij < Gr. Horai godinnen van de jaargetijden. Naam voor een literair genre dat ontstond in Britse tijdschriften tijdens de romantiek en enkele decennia bleef voortbestaan als een terugkerende rubriek-1 waar men in hoofdzaak de schone letteren behandelde. De horae zijn in die context artikels of teksten die zich presenteren als materiaal voor enkele ‘uren’ van studie in een bepaald domein dat benoemd wordt door het tweede woord van de titel. Zo behandelden de ‘Horae Germanicae’ uit Blackwood’s Edinburgh Magazine de Duitstalige literatuur. Oorspronkelijk verwijst het Latijnse woord ‘horae’ naar de Horai (Ned. en Du. ‘Horen’, Eng. ‘Hours’), drie zusters uit de Griekse mythologie die godinnen zijn van de regelmatig weerkerende jaargetijden en van de natuurlijke orde in de natuur. Daarnaast was er een tweede groep Horai die de (meestal twaalf) uren van de dag vertegenwoordigen. Met de komst van het christendom evolueerden die uren tot de ‘getijden’ of onderverdelingen van de dag, waarmee telkens passende gebeden werden verbonden (getijdenboek). In de middeleeuwen ontstonden talloze getijdenboeken die gekopieerd en later gedrukt werden met titels als Septem horae canonicae (1517) of de Horae beatissimae Virginis Mariae, ad usum Romanum (1524). Werken als William Salmons Horae mathematicae (1679) of Anton Wagners Horae mathematicae selectis problematibus impensae (1684) wijzen op een geleidelijke loskoppeling van de religieuze context, maar de meeste zeventiende-eeuwse publicaties met het woord ‘horae’ in de titel hebben nog een religieuze inslag. Dat verandert vanaf de achttiende eeuw, de eeuw van de Verlichting, wanneer de eerste titels verschijnen die de horae linken aan de literatuur als schone letteren, een concept dat zich op dat moment nog volop aan het ontwikkelen is. Een voorbeeld is Isaac Watts’ Horae lyricae: Poems, chiefly of the lyric kind. Second edition, altered and much enlarged (1709), dat overigens nog steeds een aantal religieuze gedichten bevat. Die specialisering in de richting van literatuur zet zich voort doorheen de achttiende eeuw en is waarschijnlijk het best zichtbaar in de titel van Friedrich Schillers invloedrijke literair-filosofische tijdschrift Die Horen (1795-1797). In Engeland publiceert Lord Byron zijn eerste dichtbundel onder de titel Hours of idleness: A series of poems, original and translated (1807) en wat later verschijnt Omniana, or Horae otiosiores (1812) van Robert Southey en S.T. Coleridge, een bonte verzameling meditaties over literaire, filosofische en historische, maar ook wetenschappelijke en alledaagse thema’s. De link met literaire vertaling die zichtbaar is in Byrons titel, treft men ook aan in Horae Sinicae: Translations from the popular literature of the Chinese (1812) van vertaler en missionaris Robert Morisson. Kort daarop lanceert het toonaangevende Britse literaire tijdschrift Blackwood’s Edinburgh Magazine een reeks literaire vertalingen uit verschillende talen onder de titels ‘Horae Germanicae’ (Duits), ‘Horae Hispanicae’ (Spaans), ‘Horae Gallicae’ (Frans), ‘Horae Danicae’ (Deens), ‘Horae Italicae’ (Italiaans), enz. In totaal zou het tijdschrift tussen 1817 en 1829 niet minder dan 63 horae publiceren, wat het groot commercieel en ideologisch belang ervan voor het tijdschrift bevestigt. Een hora-aflevering in Blackwood’s zag er altijd min of meer hetzelfde uit. Eerst werden de auteur en diens werk ingeleid. Die inleiding ging vaak vergezeld van algemene opmerkingen over de literaire identiteit van het taalgebied, gevolgd door vertaalde fragmenten uit een bepaald werk van de auteur (bijv. enkele scènes uit een toneelstuk). Onder de vaak vertaalde auteurs vindt men Adolphus Müllner, J.W. Goethe, Friedrich Schiller, Franz Grillparzer en Pedro Calderón de la Barca. Terwijl de vertalingen de lezers in aanraking brachten met tot hiertoe voor hen onbereikbare literatuur, kon het oproepen van deze ‘andere’ literaturen ook een scherper beeld projecteren van hoe het tijdschrift de eigenheid van de Britse letterkunde zag. De keuze voor een academisch klinkende Latijnse titel gaf daarbij aan lezers uit de zich ontwikkelende middenklasse de voldoening van een vleugje geleerdheid. De invloed van Blackwood’s was groot vooral in de jaren 1820. Andere tijdschriften namen de naam ‘horae’ over voor de bespreking van literaire thema’s, maar daarmee niet altijd de interesse voor vertaling. Voorbeelden zijn de ‘Horae otiosae’ in The kaleidoscope; or, literary and scientific mirror (1820-1821), de ‘Horae seniles’ in Edinburgh magazine and literary miscellany (1822), de ‘Horae criticae’ in The drama: or, theatrical pocket magazine (1823-1824), de ‘Horae Italicae’ in The European magazine (1825) en de ‘Horae Hispanicae’ in The athenaeum and London literary chronicle (1828). Geen van deze reeksen echter had een even lang leven of evenveel invloed als die van Blackwood’s. Vanaf het midden van de negentiende eeuw verminderde geleidelijk het belang van de horae. In verband met de Nederlandse letterkunde treft men A.H. Hoffmann von Fallerslebens Horae Belgicae aan, verschenen tussen 1830 en 1862 in twaalf boekdelen (en dus niet als een reeks artikels in een tijdschrift). Het betreft een overzicht met ook tekstuitgaven van de Middelnederlandse literatuur, waarvan de titel alweer de ‘horae’ verbindt met een ‘nationale’ literatuur (‘Belgica’ verwijst hier weliswaar in historische zin naar het geheel der Lage Landen). Lit: R. Parker, ‘Horae’ in Oxford classical dictionary (online) (2005) V. Reinburg, French books of hours. Making an archive of prayer, c. 1400-1600 (2012) D. Saglia, European literatures in Britain, 1815-1832: Romantic translations (2019) E. De Clerck, ‘Het origineel ontrouw: vertaling en de constructie van nationale cultuur in de “Horae Germanicae” van Blackwood’s’ in Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 74 (2021), p. 41-61.
|