Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdVerlichtingBenaming voor een Europese stroming in cultuur en wijsbegeerte in de ruime 18de eeuw (le siècle philosophe, le siècle des Lumières), die als een tweede renaissance aan het begin staat van een moderne, kritische levensvisie. Zij steunde op het in de 17de eeuw in Engeland (J. Locke, D. Hume) en Frankrijk (Descartes) opgekomen rationalisme en een vernieuwend vooruitgangsdenken: het menselijk verstand zou ‘licht’ werpen op alle tot dan duistere fenomenen. Volgens F.L. Ford (1968) zijn voor het geheel van de verlichting als stroming in Europa (en Amerika) vier elementen van belang: (1) seculair humanisme (inclusief niet-dogmatisch christelijk humanisme), (2) een vertrouwen in rationele analyse als de beste intellectuele methode, (3) visie op de mens als een niet-statische, veranderbare grootheid in zijn samenleving en (4) een gevoel dat men zich aan het bevrijden was van bijgeloof en de autoriteit van kerk en staat. Zoals Kant het in 1783 definieerde in zijn opstel Was ist Aufklärung?: ‘Verlichting is de bevrijding van de mens uit de onmondigheid waaraan hijzelf schuldig is. Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder op een ander te steunen’. Vandaar zijn oproep: ‘Aude sapere’ (Lat. durf te denken). Aan het einde van de 18de eeuw kreeg met de Franse Revolutie het optimisme van de verlichting een felle deuk, doordat zgn. verlichte ideeën op een gewelddadige manier werden doorgedrukt. Dat leidde in de eerste helft van de 19de eeuw tot een restauratie in het denken. De belangrijkste manifestatie van de verlichting is ongetwijfeld de Encyclopédie des Sciences, des Arts et des Métiers (1751-1772) waarin Diderot, d’Alembert en honderden medewerkers het weten van hun tijd met een profetische bezieling probeerden te ordenen en te vulgariseren voor een burgerpubliek: ‘le caractère que doit avoir un bon dictionnaire ... est de changer la façon commune de penser’. In feite spreekt men van verlichting per land of cultuurgebied. Zo zou de Franse verlichting (Les Lumières) een stereotiepe tegenstelling kennen tussen religie en verlichting. In Engeland (enlightenment) domineert het empirisch onderzoek naar de menselijke geest. In Duitssprekende gebieden (Aufklärung) blijkt het educatief aspect overheersend; dikwijls zou de verlichting daar een utilitair reformistische beweging zijn. Over de Nederlandse verlichting wordt beweerd dat deze geen tegenstelling kent tussen rede en openbaringsgeloof en dat zij een sterk moraliserende inslag heeft. Hoe dan ook, hoofdkenmerk van de verlichting, ook in Nederland, is het optimistisch geloof in de vooruitgang van mens en wereld door intellectuele - het gevoel niet uitsluitende - inspanning. In de literatuur heeft de verlichting ertoe bijgedragen dat naast de tot dan gecanoniseerde genres ook meer ‘journalistieke’ teksttypes konden doorbreken zoals het essay, evenals de briefroman, de dialoog, het filosofisch verhaal of conte philosophique, het reisverhaal, de robinsonade en het drame bourgeois. Overigens werd de roman het 18de-eeuwse genre bij uitstek om de idealen van de verlichting (realistische observatie en rationele interpretatie, natuurervaring, zedelijke levensvisie en Bildung) te verwoorden. Spectatoriale geschriften (Lat. spectare = kijken naar, observeren) en ‘moralische Wochenschriften’ voorzien de gewone burger van gesprekken over dingen van alledag en over godsdienst en moraal. De geleerdentijdschriften verschaffen algemeen en per vakgebied informatie over wetenschappelijke publicaties. Bekende ‘verlichte’ auteurs zijn in Frankrijk Montesquieu, Voltaire en Diderot; in Duitsland Lessing, Gellert en Herder; in Engeland Pope en Swift. In het Nederlandse taalgebied kunnen Van Goens, Kinker, Van Effen en Betje Wolff als vertegenwoordigers van de verlichting worden beschouwd. Lit: F.L. Ford, ‘The Enlightenment: towards a useful redefinition’ in R.F. Brisenden (red.), Studies in the eighteenth century (1968), p.17-29 M.C.A. van der Heijden (red.), 'k Wou zo graag verstandig wezen (1968), p. 7-14 R. Mortier, Clartés et ombres des Lumières (1969) P. Gay, The Enlightment. An interpretation (1977) R. Grimsley (red.), The Age of Enlightenment 1715-1789 (1979) J. Kinker, De verlichte muze, ed. G.J. Vis (1982), p. 9-35 J. Stouten, Verlichting in de letteren (1984) B. Paasman, Het boek der Verlichting (1986) P. Hazard, De crisis in het Europese denken. Europa op de drempel van de Verlichting, 1680-1715 (Ned. vert., 1990) P. Hazard, Het Europese denken in de achttiende eeuw van Montesquieu tot Lessing (Ned.vert., 1993) H.W. Blom e.a. (red.), De Nederlandse Verlichting, speciaal nummer van Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland 5 (1994) 1-2 A. Hanou, Nederlandse literatuur van de Verlichting (1670-1830) (2002) J. Kloek & W. Mijnhardt, De verlichte burger (2002) L. Dupré, The Enlightenment and the intellectual foundation of modern culture (2004) J.I. Israel,Verlichting onder vuur. Filosofie, moderniteit en emancipatie, 1670-1752 (2010) J. Veenbaas, De Verlichting als kraamkamer (2013).
|
|