Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddeixisEtym: Gr. deiknumi = tonen, aanwijzen, verwijzen. Term afkomstig uit de linguïstiek ter aanduiding van het geheel van taalmiddelen waarmee sprekers hun uitingen ‘verankeren’ en ‘oriënteren’ in de situationele context van waaruit zij spreken. Deixis verwijst dus naar iets wat ‘buiten’ de taaluiting ligt maar betreft wel een aparte vorm van referentialiteit doordat specifiek verwezen wordt naar de uitingscontext: wie spreekt, waar en wanneer? Een typisch voorbeeld van deixis is een woord als ‘hier’. In een zin als ‘Kom eens hier!’ hangt de verwijzing af van de spreker en van waar deze zich bevindt wanneer de taaluiting geproduceerd wordt. Omdat deiktische referentie afhangt van, en daardoor telkens ‘verschuift’ volgens de uitingscontext, hebben taalkundigen als Otto Jespersen en Roman Jakobson dergelijke woorden ook ‘shifters’ genoemd. Doorgaans wordt een onderscheid gemaakt tussen drie basisdimensies van deixis:
Deiktische verwijzingen moeten worden onderscheiden van verwijzingen die gebeuren ‘binnen’ de tekst en waarbij de talige context dus volstaat. In een geval als ‘Mijn sleutel is zoek; heb jij hem toevallig gezien?’ verwijst het voornaamwoord ‘hem’ naar het eerder vermelde ‘mijn sleutel’ (zie hiervoor anafoor-2) en niet – deiktisch – naar iets of iemand buiten de taaluiting. Het begrip deixis is op verschillende manieren van belang in de literatuurstudie. Het gebruik van deixis in een gedicht bepaalt mee waar en hoe het lyrisch subject zich positioneert ten opzichte van de imaginaire wereld die het gedicht oproept. Ook in verhalende teksten speelt deixis een grote rol bij het creëren van een bepaald perspectief (zie focalisatie). Ook zijn het vaak deiktische aanduidingen die mede het verschil uitmaken en signaleren tussen directe rede (Hij zei: ‘Ik zal morgen komen’), indirecte rede (Hij zei dat hij de dag nadien zou komen) en vrije indirecte rede (Hij zou morgen komen). In een toneelopvoering dan weer vormen deiktische uitdrukkingen als ‘ik’, ‘jij’, ‘ginder’, ‘nu meteen’ enz. de verankering tussen de dialogen en de verbeelde dramatische situatie. Lit: Ch. Filmore, Lectures on deixis (1971, publ. 1997) W.F. Hanks, ‘The indexical ground of deictic reference’ in A. Duranti & Ch. Goodwin (red.), Rethinking context: language as an interactive phenomenon (1992), p. 46–76 K. Green, ‘Deixis and the poetic persona’ in Language and literature 1 (1992), p. 121-134 (reactie hierop in ibid., p. 135-140) A. Morel & L. Danon-Boileau (red.), La deixis (1992) K. Green (red.), New essays in deixis: discourse, narrative, literature (1995) W. de Mulder & L. Tasmowski (red.), Coherence and anaphora (1996) L. Vandelanotte, ‘Deixis and grounding in speech and thought representation’ in Journal of pragmatics 36 (2004), p. 489-520 St. C. Levinson, ‘Deixis’ in L.R. Horn & Gr. L. Ward (red.), The handbook of pragmatics (2006), p. 98-121 M. Slugan, ‘Deixis in literary and film fiction’ in J.A. Bareis & L. Nordrum (red.), How to make believe (2015), p. 185–202 A. Macrae, 'Everyday deixis' in Babel. The language magazine 14 (2016), p. 11-14.
|