Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcontrafactEtym: Lat. contrafactura = nabootsing, imitatie < contra-facere = tegen-maken. Tekst naar het model van een bestaand lied, waarvan de beginregel (‘op de wijs van’) als melodie-aanduiding boven het nieuwe lied verschijnt, in middeleeuwen en renaissance een gebruikelijke praktijk. In zijn oorspronkelijke enge betekenis transponeert een contrafact gegevens van de ene context in de andere, vaak met behoud van kernwoorden, rijm, regellengte (aantal syllaben), versmaat en vorm van de strofe. In ruimere betekenis, die op de praktijk van de 17de tot de 19de eeuw van toepassing is, maakt een contrafact gebruik van een bestaand lied als vorm zonder meer, al dan niet op basis van een melodie. Vaak gebeurde het dat van een wereldlijk lied een geestelijke tegenhanger werd gemaakt, bijv. ‘Het daghet in den oosten’: Het daghet in den Oosten, contrafactisch herschreven in: Het daghet in den oosten, Bekende voorbeelden uit de wereld van het kerklied zijn de psalmen uit het Liedboek voor de kerken (1973); de berijmingen zijn contrafactisch uitgevoerd omdat ze geschreven zijn op 16de-eeuwse melodieën. Ook binnen het wereldlijke lied had het contrafact soms een tegengestelde teneur ten opzichte van het origineel. Zo is het ‘Wilhelmus’ geschreven op de wijs van een ‘katholiek’ lied uit 1568. Later schreef H. Oosterhuis een nieuwe tekst op de melodie van ‘Het Wilhelmus’ onder de titel ‘Een nieuw volkslied tegen de derde wereldoorlog’. Als er tegenwoordig op een bestaande melodie een nieuwe tekst geschreven wordt, is dat vaak een parodie. Zie ook intertekstualiteit. Lit: Th. Verweyen & G. Witting, Die Kontrafaktur: Vorlage und Verarbeitung in Literatur, bildender Kunst, Werbung und politischem Plakat (1987) L.P. Grijp, Het Nederlandse lied in de Gouden eeuw (1991) F. Puts, ‘Een geestelijk contrafact: Adriaan Wils versus Anna Bijns’ in Spiegel der letteren 34 (1992), p. 159-168 L.P. Grijp, ‘Van geuzenlied tot Gedenck-clanck: de receptie van geuzenliederen, in het bijzonder in de contrafactuur’ in De zeventiende eeuw (1994), p. 266-276 M. Gielis, ‘De contrafactuur: trouwe leverancier van kerkliederen. Huub Oosterhuis en zijn contacten met Bernard Huijbers en Jop Pollmann’ in Door mensen gezongen (2005), p. 257-271 R.F. Glei & R. Seidel (red.), ‘Parodia’ und Parodie. Aspekte intertextuellen Schreibens in der Lateinischen Literatur der Frühen Zeit (2007) P. Mounier & C. Nativel, Copier et contrefaire à la Renaissance. Faux et usage de faux (2014).
|