Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdprobatio pennaeEtym: Lat. afkorting voor: probatio pennae si bona sit = een proef van de pen om te zien of ze goed is. Term uit de codicologie en paleografie voor een aantal woorden dat door een kopiist geschreven is om de kwaliteit van de ganzenveren pen te testen. Een ganzenveer was niet zomaar geschikt om mee te schrijven, maar moest eerst bijgesneden worden. Door intensief gebruik verminderde de kwaliteit van de punt van de pen en moest deze opnieuw worden aangescherpt en getest. Deze pennenproef gebeurde vaak op een schutblad van het handschrift, maar soms ook in de marge van een tekst. In de Nederlandse taal- en literatuurstudie geniet de term enige bekendheid omdat het eerste in onze taal geschreven literaire zinnetje (laatste kwart 11de eeuw) het resultaat zou zijn van een dergelijk probeersel. Het werd pas in 1932 in een te Oxford berustend handschrift ontdekt. Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu Hoewel er in recente studies betoogd is dat het zinnetje eigenlijk Oudengels (meer bepaald Kents) zou zijn, lijkt er zich een voorlopige (?) consensus te hebben gevormd dat het om een mengeling gaat van Vlaams (Oudnederlands) en Kents (Oudengels). Vermoedelijk wilde een West-Vlaamse monnik een nieuwe pen proberen op het toen nog grotendeels onbeschreven schutblad van een Oudengels handschrift. Boven het zinnetje schreef hij ook de Latijnse vertaling ervan. Op basis van de heldere uitgangen alleen al kan men besluiten dat het hier om een Oudnederlandse tekst gaat. Het zinnetje zou oorspronkelijk als volgt hebben geklonken (geluidsfragment door Ed van der Vlist).
Het legendarische "Hebban olla vogala..." (laatste kwart 11de eeuw). [bron: D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld (1995), p. 8]
Bij uitbreiding kan de term verwijzen naar andere (literaire) probeersels. Lit: W.J. Caron, ‘Het taalspel van de probatio pennae’ in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 79 (1963), p. 253-70 (dbnl 2002) G. Kettenis & J. Meijer, ‘Veel trammelant om een klein zinnetje’ in De letter doet de geest leven (1980), p. 9-25 Th. Nix, ‘Het toetsen van pen en inkt’ in Hermeneus (1981), p. 353-357 F.P. van Oostrom, ‘Omstreeks 1100: Twee monniken voeren in het Oudnederlands de pen over de liefde’ in M.A. Schenkeveld-Van der Dussen (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis (1993), p. 1-6 F. van Oostrom, Stemmen op schrift (2006) L. de Grauwe, ‘Zijn olla vogala Vlaams, of zit de Nederlandse filologie met een koekoeksei in (haar) nest(en)’ in Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 120 (2004), p. 44-56 E. Kwakkel, ‘Hebban olla vogala in historisch perspectief’ in Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 121 (2005), p. 1-24 X. Dekeyser, ‘“Hebban olla vogala nestas hagunnan”. Een Vroegnederlands kroonjuweel of een mythe?’ in D. Sandra, e.a. (red.), Tussen taal, spelling en onderwijs. Essays bij het emeritaat van Frans Daems (2007), p. 117-126 F. Willaert, Het Nederlandse liefdeslied in de middeleeuwen (2021), p. 15-23.
|
|