Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdmecenaatAanduiding voor de bescherming en financiële begunstiging van kunsten en wetenschappen. Het begrip is afgeleid van de Romeinse patriciër Gaius Cilnius Maecenas (65-8 v. Chr.) die de mecenas was van onder andere Horatius en Vergilius. De dank aan de patronus of beschermheer, het vleien ervan, het vertwijfeld zoeken naar een goede mecenas en het klagen over de krenterigheid van de beschermheer zijn frequente thema’s bij Horatius en Martialis. De meeste middeleeuwse auteurs die werken van grote omvang schreven, werkten in opdracht van een mecenas, die een vergoeding over had voor hun werk en hun de financiële middelen verschafte om de schrijfbenodigdheden (perkament was kostbaar) te betalen. De Hollandse graven hebben in twee verschillende perioden de literatuur aan het hof bevorderd en beïnvloed. Jacob van Maerlant (Alexanders geesten, Historie van Troyen, Heimelijkheid der Heimelijkheden, Der naturen bloeme, Spieghel historiael) en Melis Stoke (Rijmkroniek van Holland) schreven hun werk voor de kringen rond het hof van graaf Floris V (1256-1296), Dirc van Delf(t) (Tafel vanden kersten ghelove) en Dirc Potter (Der minnen loep, Blome der doechden) voor het hof van Albrecht van Beieren (1389-1404) en Willem VI (1404-1417). Het was echter niet zo dat de Hollandse graven aan hun hofauteurs hun wil oplegden of door middel van de literatuur een bewust beleid wilden voeren. Volgens Van Oostrom kan er dan ook gesproken worden van ‘een mecenaat op zekere afstand’ en is het misschien beter om van patronage te spreken. De mecenas werd door de auteur vaak genoemd en bedankt in een opdracht, gewoonlijk in de proloog van zijn werk: Grave Florens, coninc Willems sone, Het particuliere boekenmecenaat van na de middeleeuwen laat zich slechts reconstrueren uit de opdrachten uit het voorwerk, maar hoeveel geld en/of geschenken daarmee gemoeid zijn, is nauwelijks te traceren. Van het overheidsmecenaat is een duidelijker beeld te krijgen uit de archivalia van de Staten-Generaal, de gewestelijke Staten en de steden. Het verwerven van financiële bijdragen door auteurs en uitgevers is vaak alleen mogelijk als de desbetreffende instantie zijn goedkeuring aan de inhoud van het werk heeft gehecht (privilege of approbatur). Mecenaat houdt vaak een professionalisering van de kunst in. Dat dat ook voor de Nederlandse renaissanceliteratuur geldt, blijkt bijvoorbeeld uit de volgende notariële akte van 25 augustus 1622, waarin een aantal ‘liefhebbers vande Nederduijtsche Poësij’ J.J. Starter in Amsterdam tracht te houden. Ieder stort een bijdrage van twee pond bij de penningmeester, uut wiens handen Starter voorsz. weecklicks sal trecken de somma van twaelef karolus guldens. Voor welke contributie hij gehouden sal syn ons volkomen acces tot alles wat hij maeckt, ofte gemaeckt heeft, te geven, wat wij van sijn liedekens ofte gedichten begeeren uijt geschreven te hebben, dat hij ons dat voor 3 stuivers de zijde gehouden sal sijn te schrijven, so wij ijets van hem willen gemaeckt hebben, dat hij ons voor een ander tot een billike prijse sal voorthelpen; namelijck elck liedtje voor twee guldens, elck Bruydlofts gedicht voor ses guldens ende andere rijmerijen naer advenant. Ende dat Hij, geduijrende onse contributie, syn vaste woonplaets tot Amsterdam sal houden. In later tijd treden allerlei stichtingen en fondsen als mecenas op, terwijl ook de vele literaire prijzen bijdragen aan de inkomsten van auteurs. Lit: J. Bumke, Mäzene im Mittelalter. Die Gönner und Auftraggeber der höfischen Literatur in Deutschland 1150-1300 (1979) F.P. van Oostrom, ‘Maecenaat en Middelnederlandse letterkunde’ in J.D. Janssens (red.), Hoofsheid en devotie in de middeleeuwse maatschappij. De Nederlanden van de 12e tot de 15e eeuw (1982), p. 21-40 J. Bumke (red.), Literarisches Mäzenatentum: Ausgewählte Forschungen zur Rolle des Gönners und Auftraggebers in der mittelalterlichen Literatur (1982) Leonard Nolens-nummer in De Vlaamse Gids (1984), 6 J.J.V.M. de Vet, ‘Maecenaat in de pruikentijd’ in Handelingen van het 38e Nederlands Filologencongres 1984 (1985), p. 149-175 G. de Brébisson, Le mécénat (Que sais-je? 1986) F.P. van Oostrom, Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400 (19965) P.J. Verkruijsse, ‘Het boekenmecenaat in de zeventiende eeuw’ in Cultuur en economie, themanummer van De Zeventiende Eeuw (1990), p. 137-143 C.B. Smithuijsen (red.), De hulpbehoevende mecenas; particulier initiatief, overheid en cultuur, 1940-1990 (1990) J. Verheul & J. Dankers, Tot stand gekomen met steun van... Vijftig jaar Prins Bernhard Fonds, 1940-1990 (1990) M. Spies, ‘Betaald werk? Poëzie als ambacht in de 17e eeuw’ in Kunst in opdracht in de Gouden Eeuw, themanummer van Holland (1991), p. 210-224 P.J. Verkruijsse, ‘Holland “gedediceerd”; boekopdrachten in Holland in de 17e eeuw’ in Kunst in opdracht in de Gouden Eeuw, themanummer van Holland (1991), p. 225-242 Fondsenboek, samengesteld voor Stichting Nederlands Informatiecentrum Fondsen (1991) F. van Oostrom, Aanvaard dit werk. Over Middelnederlandse auteurs en hun publiek (1992) F. van Oostrom, Maerlants wereld (1996) H. Hendrix e.a. (red.), Literatuur en mecenaat (1998) B. Kempers, 'Van Maecenas naar modern mecenaat: twee millennia inhoud en illusie' in Tijdschrift voor literatuurwetenschap 3 (1998), p. 208-272 H. van den Braber, Geven om te krijgen. Literair mecenaat in Nederland tussen 1900 en 1940 (2002) R. Steenbergen, ‘Dr. Th.J. Steenbergen en het moderne mecenaat’ in Papieren pracht uit de Amsterdamse Gouden Eeuw; geschenken van het Dr. Th.J. Steenbergen Fonds (2011), p. 14-17 N. Laan, 'Mecenaat/markt' in Medemakers. Sociologie van literatuur en andere kunsten (2018), p. 125-139.
|
|