Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdfacetiaeEtym: Lat. facetiae = komische invallen. Middellatijnse komische, vernuftig gecomponeerde anekdoten, vaak met erotische of scatologische inslag, geschreven door (Italiaanse) humanisten en als Poggio (1380-1459), vertaald en nagevolgd in het Nederlands als klucht (klucht-2; kluchtboek). Bij facetiae bevat de pointe altijd een grappige woordspeling (facete dictum), bij kluchten een grappige handeling (facete factum). Het verschil met de anekdote en de apofthegma is dat het daar gaat om handelingen, respectievelijk uitspraken van historische personen. De bekendste verzameling is het Liber Facetiarum (1470) van F. Bracciolini, bijgenaamd Poggio de Florentijn (1380-1459), en vertaald als Groot Grollenboek. In de 16de eeuw gaat de facetie over in meer volkse verhaaltjes zoals Wickrams Rollwagenbüchlein (1555). Zie ook fabliau, Schwank-1. Lit: K. Vollert, Zur Geschichte der lateinischen Fazetiensammlungen des 15. und 16. Jahrhunderts (1912) H. Pleij e.a., Een nyeuwe clucht boeck (1983) P.P. Schmidt. Zeventiende-eeuwse kluchtboeken uit de Nederlanden: een descriptieve bibliografie (1986), p. 14-15 J. Verberckmoes, ‘De meid en de pastoor in de kluchtboeken: bijdrage tot de sociale geschiedenis van de Spaanse en de Oostenrijkse Nederlanden’ in Ethnologia Flandrica 7 (1992), p. 55-75 G. Demerson, Humanisme et facétie. Quinze études sur Rabelais (1994) A. Mercier, Le tombeau de la mélancolie: littérature et facétie sous Louis XIII (2005).
|
|