Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 24
(2017)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Illustratie door Marlene Dumas op p. 47 van de besproken uitgave; foto © Peter Cox
| |
[pagina 59]
| |
Ton Naaijkens
| |
[pagina 60]
| |
De winter van lust komt voordat de zomer half voorbij is;
Liefde verzadigt niet, lust sterft als een veelvraat;
Liefde is een en al waarheid, lust vol van misleidende leugens.
Je had het in het Nederlands geschreven willen zien hebben, en ziedaar: het staat er, vanuit 1593, gekatapulteerd naar het heden.Ga naar eindnoot2 Bouazza ziet Venus als ‘de vrouwelijke vergoddelijking van liefde, seks, wellust en voortplanting’ en Adonis als ‘de vergoddelijking van het sterven en herleven van het jaar’. Peter Verstegen legde in zijn 2014-vertaling elke strofe (het zijn er 199) apart uit; het voert te ver om hier uit het geleverde commentaar de vertaling te verklaren, maar de verbanden zijn er - als hij ‘beemdgras’ ziet als schaamhaar, dan valt in de hele strofe (40) het landschap samen met het lichaam van Venus en is er ineens sprake van ‘twee ronde heuvels’, waar in het origineel sprake is van ongetelde ‘round rising hillocks’. Nu doet Bouazza niet voor anderen onder waar het om erotiseren gaat en Venus vergelijkt haar lichaam wel degelijk met een landschap; we kennen het uit zijn vertalingen van Arabische poëzie. Venus heeft Adonis aangeboden voor hem ‘een wildpark’ te zijn: ‘weid waar je maar wilt’. De hillocks worden vervolgens ‘ronde rijzende hillen, struwelen donker en ruw’ - de vrouw is een ‘open lusthof’. Bij Verstegen is het wildpark gecultiveerd tot ‘park’, en ook de lusthof is afgezwakt tot ‘park’. Daar valt dan toch wel wat aan spanning weg, zou je zeggen, ware het niet dat Shakespeare ook niet varieert en zelf ook blijft bij park en park. Het zijn niettemin sensuele regels en net als Dumas probeert Bouazza die sensualiteit intenser in de voeging van zijn woorden in te brengen. Waarom ben ik zo ingenomen met deze vertaling? Ongetwijfeld spelen Marlene Dumas en de fraaie uitgave daar een belangrijke rol in. Maar de creativiteit die daarvan afstraalt - een vaak beslissend criterium bij de ervaring van kunst - spreekt ook uit de vertaling. Voor mij ontbrak deze soort creativiteit, die ik hierna nader moet omschrijven, in de versie van Verstegen. De tekst slaat al dood in strofe 1: ‘Maar Venus ziet hem gaan en krijgt hem lief, / En in haar passie is zij niet passief.’Ga naar eindnoot3 De uitleg luidt: ‘In r. 5 staat “Liefdeszieke Venus gaat meteen op hem af en begint als een brutale vrijster naar zijn gunst te dingen.” In de parafrase is een effect toegevoegd (passie vs passief).’ Dat kan wel zijn, maar alles gaat de mal van vereenvoudiging, versoepeling en vertoegankelijking in. Natuurlijk word je door het commentaar besmet, want dat benoemt concreter wat in het gedicht vager is. Op de flaptekst worden twee regels geciteerd: ‘Een zomerdag lijkt de tijd tot een uur bekort, / Want je vergeet de tijd bij deze sport.’ Bedoeld is: neuken. In je commentaar kun je dan bij deze twee regels wel zeggen dat dit een ‘topos’ is en de ‘sport’ bij Shakespeare ‘amoureus gestoei’ heet en suggereren dat ‘sport lijkt te voldoen’. Maar het is versimpeling: ‘time-beguiling sport’ staat er, waar bij Bouazza de zomerdag doorgebracht wordt ‘in een spel dat de tijd zo misleidt’. Waarna Venus zich als een arend op haar prooi stort, lees: Adonis bedekt onder haar kussen en haar lichaam. Ze ‘schrokt’ bij Verstegen, ‘bang haar roofbuit te verliezen’, een fraaie vondst dat schrokken, wellicht nog beter dan Bouazza's ‘verslinden’. In allebei zit iets van de woestere erotiek die van deze vrouw komt, het overweldigende. Ik zie daar anders dan Verstegen geen ‘komische overdrijving’ in, ik neem het bloedserieus. En dan ben ik bij de factor die me inneemt voor Bouazza, hij die liefde en lust en de sublimatie ervan in het woord heel ernstig neemt. Net | |
[pagina 61]
| |
als Marlene Dumas, die als geen andere vrouw erotiek schilderen kan die wemelt van gevaar. De dood ligt op de loer, vanaf de allereerste kus. Jan Jonk vertaalde Venus and Adonis in 2000, Leendert Burgersdijk deed dat in de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Zo begint Jonk: ‘Juist toen de zon met purpergouden pracht / Vaarwel zei de betraande ochtendstond, / Haastte de schone Adonis zich ter jacht - / Zijn hart van jagen, niet van min doorwond. / Smachtend snelt Venus dan achter hem aan, / En vangt opdringerig met minnen aan.’ Dat levert nauwelijks poëzie op, tenzij in afgekalfde vorm. Dan deed Burgersdijk dat indrukwekkender: ‘Nauw heeft de blonde zon, in purp'ren pracht, / Aurora, die bij 't afscheid weent, verlaten, / Of blozend spoedt Adonis zich ter jacht; / Jachtminnend, lust het hem de min te haten; / Gelijk een smachtend jong'ling, stout van zin, / Stormt Venus op hem aan om zijne min.’ Bouazza doet het zo: ‘Net als de zon, met purperkleurig gezicht, / Zijn laatste afscheid had genomen van de wenende morgen, / Zo haastte Adonis, met rozenwangen, zich naar de jacht;/ Jagen had hij lief, maar om liefde lachte hij smalend; / Venus, minneziek, ijlt zich naar hem toe, / En begint, het gezicht onverschrokken als dat van een verzoeker, hem te vrijen.’ Ietwat aarzelend, zou ik zeggen, en met een uitdagende, veel te lange slotregel - je moet maar durven, maar mooi dat hij de verouderde betekenis van verzoeker opdiept. William Shakespeare, Venus en Adonis. Vertaald, van commentaar en een nawoord voorzien door Hafid Bouazza. Geïllustreerd door Marlene Dumas. Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2016. |
|