De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 529]
| |
[pagina 530]
| |
DE AMSTELDAMSCHE HECUBA DAGTEKENT VAN 1625. Het stuk wordt hier afgedrukt volgens de eerste uitgave: T'Amsteldam, By Iacob Aertsz. Calom. Boeckvercooper opt water/inde vyerige Calom. 1626. Zie op de vorige pagina 't tietelblad typografies nagevolgd. (Bibliographie van Vondels werken, nr. 107). De opdracht aan Mr. de Hubert was getekend 6 Augustus 1625. 't Stuk is 'n vertaling van Seneca's Troas of Troades: de Trojaanse, de Trojaanse vrouwen. In de tietel: Hecvba (verlatijnsing van Hekabe) de vrouw van Priamos en de moeder van Hektor, zag de verwoesting en ondergang van haar stad en haar geslacht; Vondel heeft 't treurspel naar haar genoemd; hij voegt erbij Amsteldamsche: omdat ‘Amstelredam haere geboortplaets is’ (zie begin van de opdracht aan Mr. de Hubert); Πλήρης στεναγμῶν, οὐδὲ δακρύων κενός: vol zuchten en nooit zonder tranen; dit vers is uit Euripides' treurspel Hekabe (‘Εκὰβη) vs. 230. | |
[pagina 531]
| |
Hecuba.aant.aant.'T Was Sparten niet genoegh dat, na'et langduurigh krygen,Ga naar voetnoot1
Jck met myne oogen sagh; hoe Pyrrhus voor't outaerGa naar voetnoot2
Het grijse koningshoofd greep by 't gewrongen hayr,Ga naar voetnoot3
En met sijn lemmer ging den ouden strot doorrygen:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dat ick de vlammen sagh van 't hof ten Hemel stygen:Ga naar voetnoot5
Als Hecube wtgeput door jammren, en misbaer,
Haere heldensoonen had begraven voor en naer,Ga naar voetnoot7
En weduw bleef gemengt in 't overschot der Phrygen:Ga naar voetnoot8
Jck most noch, onder schijn van inspraeck Gods als kacx,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Mijn' dochter Polyxeen, mijn' neef AstyanaxGa naar voetnoot10
Sien sneuvelen door 't stael, sien storten van den tooren,
En Troiens heerlijckheyd vergaen in roock en damp,
En oud verschove wijf besteenen aller ramp.Ga naar voetnoot13
Hoe is een' taye siel soo veel verdriets beschoren!Ga naar voetnoot14
De prent stelt voor de offerdood van Polyxena, dochter van Priamos; zij verwierf (volgens de na-Homeriese sage) de liefde van Achilleus (Achilles), die beloofde 't beleg voor Troje te zullen opbreken, als zij hem werkelik tot vrouw werd gegeven. Terwijl men hierover onderhandelde bracht Paris aan Achilles 'n dodelike wond toe. Deze verlangde toen bij zijn sterven (of in 'n verschijning na z'n dood) dat Polyxena op z'n graf zou worden geofferd. Links boven ziet men hoe Astyanax, Hektor's zoon, van de muren van Troje geworpen wordt, omdat hij volgens de voorspelling van Kalchas eens de val van Troje zou wreken. Onder de prent: 1 Troyen: ouwe verbogen vorm van Troye. 2 Besorgt: bevreesd. 3 ontsiet: ziet er niet op; wt te royen: uit te roeien; (royen met ooi-uitspraak naast 't ouwere en nu nog dial. roden = uittrekken, uitroeien). 4 Dus onder Godsdiensts schyn...: aldus durven zij die gruwelen te doen onder de schijn van de goden te dienen (als 'n verzoeningsoffer voor de smaad Achilles aangedaan). 6 Hectors oir: Hektor's erfgenaam, nml. Astyanax; ten tooren: van de toren van de stadsmuur. | |
[pagina 532]
| |
Reproductie op ware grootte van de prent in de eerste uitgave, gesneden door S. Savery naar een tekening van David Vinckboons.
| |
[pagina 533]
| |
Den achtbaeren, hooghgeleerden, wysen, en bescheyden Heere, Mr. Antonis de Hubert, ouden raed, en schepen der stede Zierickzee, en rechtsgeleerden, &c.Ga naar voetnoot*Myn heer, 1 Wy offeren hier uwe E. de Amsteldamsche Hecuba. Desen bynaemGa naar voetnoot1 2 draeghtse om dat Amstelredam haere geboortplaets is. Verscheyde vadersGa naar voetnoot2 3 hebben vaderlijck recht aen dit kind. Seydmen dat het schandelijck luyd 4 datter meer als een vader tot eene selve vrucht gehoort: Wy staen hetGa naar voetnoot4 5 geerne toe: maer gelijck dat in de natuure oneerlijck is, alsoo sal 't hierGa naar voetnoot5 6 heerlijck sijn. Besietse ja doorsietse vry, en soo u dunckt datter yet God- 7 lijcx in haer aenschijn sweeft, denckt datse geboren, ende oock herbooren 8 is, alsoo datse met recht twee of dryboortige magh heeten. Dit heeftse 9 met geene sterffelijcke menschen maer met den God Bacchus gemeen, 10 die, na dat hy als eene ontydige vrucht wt Semele ter weereld quam, in 11 Iupiters dye voldragen werd, en derhalven met recht den naem kreegh 12 van Διθύραμβος. Het wyse en geleerde breyn van eenen, wiens stand-Ga naar voetnoot12 13 vastigheyd de eeuwen doorleven sal, heeft de Latijnsche Troas vereertGa naar voetnoot13 14 met den tytel van Regina tragoediarum: Wy wenschten dat de Neder-Ga naar voetnoot14 | |
[pagina 534]
| |
15 landsche sulck eenen karbonckel in 'tvoorhoofd voeren moght, of datse 16 ten minsten meer luysters van Seneca ontleent hadde. Dat wy uwe E. die 17 in 't bysonder hayligen, en opdraegen, geschied tot danckbaerheyd vanGa naar voetnoot17 18 de psalmen, die uwe E. ons toegesonden hebt, en waer mede wy nietGa naar voetnoot18 19 weynigh vermaeckt waeren, als wy met greetige ooren den GoddelijckenGa naar voetnoot19 20 galm van Davids harpe vingen, en hem met geene mindere soetigheyd inGa naar voetnoot20 21 suyver Neerduyts hoorden geluyt slaen, als voormaels in 't Hebreeus deGa naar voetnoot21 22 Hebreen in Iudea deden. Of wy hier alle eygenschappen onser moeder-Ga naar voetnoot22 23 lijcke taele, volgens het afscheyd der dichteren, wel hebben waergenomen:Ga naar voetnoot23 24 daer van sal uwe A. konnen oordeelen: als die hier t'huys hoort, en als eenGa naar voetnoot24 25 treffelijck litmaet onse letterkunstige vergaderinge niet weynigh vereerde. 26 Omhels dan, waerde heer ende vriend, onsen en der anderen arbeydGa naar voetnoot26 27 liefelijck, en, na uwe gewoonte, straf de misslaegen heusselijck, en leefGa naar voetnoot27 28 hier voorspoedelijck, en namaels eeuwelijck. t'Amstelredam desen sestenGa naar voetnoot28 29 van Oegstmaend. 1625.Ga naar voetnoot29
Uwe E.A. verplichte | |
[pagina 535]
| |
Inhoud.1 Als den Griecken, na datse Troien verdelgt hadden, weer en wind tegen 2 was, en datse hier door gehindert werden, ancker te lichten, en na huys 3 te keeren: Soo verscheen hun by nacht Achilles schim, die belaste hen 4 datse Polyxena sijne assche tot eene offerhande souden slaghten. Aga-Ga naar voetnoot4 5 memnon weygerde de konincklijcke maeghd ter wtvaert over te geven.Ga naar voetnoot5 6 Na datmen Calchas om raed gevraeght hadde, antwoorde hy, dat dit nietGa naar voetnoot6 7 moght nablyven, dat dese het eenige beletsel der vloote was, en alder-Ga naar voetnoot7 8 meest Astyanax de soon van Hector, dienmen noodsaeckelijck most ter 9 dood brengen: Waerom Ulysses Astyanax wt sijnen schuylhoeck hervoorGa naar voetnoot9 10 dede komen, en afstorte van de Sceesche poorte: en Pyrrhus slaghte opGa naar voetnoot10 11 sijnes vaders tombe Polyxena, die, als eene konincklijcke bruyt cierlijck 12 wtgestreecken, hem Helene toebragt.Ga naar voetnoot12 13 Deses treurspels tooneel is in der Griecken leger voor Troien. | |
[pagina 536]
| |
|