uitg. 'n komma staan, en de komma van de oude uitg. achter ontsloegh in vs. 182 moet weg. De zin is: zodra de zondvloed weer in de zee was teruggelopen, (weer naar de diepte ging)... en Noah de ark verlaten had, werd de doodslag verboden.
In d'aant. op vs. 180 is dus 't laatste gedeelte onjuist.
Blz. 490 vs. 302. De komma van de oude uitg. achter throon moet veranderd worden in 'n vraagteken. - vs. 312 te wesen (oude uitg.) lees te vresen; 't Frans heeft: Le meurtrier de son fils, a peur de faire offence, Celui qui vers son sang exerce cruauté, Craint hélas! de tomber en quelque impieté. - vs. 315 lees: Myn Vader leent my t'oor, niet niet dat myn begeeren.... d.i. Vader luister naar mij, niet dat ik verlang.... (Of wel lees met 't Frans 'n punt achter oor).
De herdruk van Vondel's De Vaderen door Zacharias Heijns in zijn Bartas wercken (1621) heeft dezelfde fouten als de eerste uitg. (met veel nieuwe slordigheden), behalve de komma achter velden (vs. 180).
WARANDE DER DIEREN:
Blz. 528 aant. regel 8. Sabellicus' volle naam is: Marcus Antonius Coccius Sabellicus, en 't hier verhaalde is bij hem te vinden in Rhapsodiae historiarum Enneades VI:1.
Blz. 530 Fvlgosus, nml. Ioannes Baptista Campofulgosus, die 't hier verhaalde meedeelt in zijn Exempla, IX : 10 (zie ook blz. 572).
Blz. 534. Wat hier in 't onderschrift staat, is ook verhaald in Den Gvlden Winckel, LXVII (Dl. 1, blz. 409).
Blz. 558 In symbolis imperatorvm: hier worden wel bedoeld de edikten van de keizers, hoewel ik 't werk zelf niet kan achterhalen.
Blz. 564. Cicero deelt deze trouweloosheid van zijn vriend M. Papius Piso mee in brieven aan zijn boezemvriend Atticus (Ad Atticum I; 13, 14, 16).
Blz. 578. Dionysius van Halikarnassos (zie Dl. 1, blz. 507 aant. op r. 16) kan natuurlik niets hebben meegedeeld over Keizer Caracalla. Dion is Dion Cassius of Cassius Dio, 'n Grieks geschiedschrijver (± 150-± 235), die 't hier verhaalde beschreven heeft in zijn Romeinse geschiedenis Boek LXXII:II.
Blz. 584. Deze Dionysius is niet die van Halikarnassos, maar Dionysius van Alexandrië, (2e eeuw na Kr.) die deze geschiedenis vertelt in zijn gedicht Periegesis (d.i. rondleiding in merkwaardigheden).
Blz. 606. Over de hiergenoemde Keizers kan Suetonius niet geschreven hebben (zie Dl. 1, blz. 518 aant. opr. 6). Er zijn dus latere levensbeschrijvers van de Romeinse keizers bedoeld.
Blz. 614 Iosuae 1.10: zoals de oude uitg. leest, is fout. Er moet staan Iosuae 10. Dit wordt verhaald in 't 10e hfst. van 't boek Jozuee (vs. 16, 17 en 24-26).
Blz. 624. Wat in 't onderschrift verhaald wordt, is bij Marcus Welser (16e eeuw) te vinden in zijn Res Boicae, L. II.
Blz. 638 tulpel in r. 4 zou mischien 'tzelfde woord kunnen zijn als 't middeleeuwse tolpe: gemeen soldaat; oorspr. misschien = boerekinkel (zoals 't mhgd. törpel, nhgd. tölpel).
Blz. 678. De hier aangehaalde Historia Ecclesiastica kan ook de bekende geschiedenis zijn van Eusebius van Caesaréa. (265-340).
Blz. 700 r. 9. Deze aanhaling zal wel zijn van Servius (4e eeuw na Kr.) een van de Commentatores in Virgilium; als verklaring bij AEneïs I, vs. 273-277, waar Vergilius in 't kort Romulus' geschiedenis bespreekt.
Blz. 746 In vita Fabii. Hier wordt wschl. de levensbeschrijving door Plutarchos bedoeld.
Blz. 754 Matthaevs Radaevs. Dat inderdaad Radérus bedoeld is, blijkt, want deze mededeling staat in zijn Commentarius ad Martialem, 4e boek, 1e epigram, waar hij uit Suetonius aanhaalt Vita Domitiani, 4.
Verschillende van bovenstaande opmerkingen (of gedeeltes ervan) dank ik aan de vriendelike belangstellingen van Drs. L.C. Michels te Tilburg, Dr. G.A. Nauta te Groningen en Prof. Albert Verwey te Noordwijk aan Zee.