De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendJ.F.M. Sterck, H.W.E. Moller, C.R. de Klerk, B.H. Molkenboer, J. Prinsen J.Lzn. en L. Simons (eds), De werken van Vondel. Tweede deel 1620-1627. De Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam 1929
-
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, sign.: VGB. Ned. 56 2601
algemene opmerkingen
Dit bestand is, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De werken van Vondel. Tweede deel 1620-1627 van Joost van den Vondel, uitgegeven in 1929. Aan dit deel werkten J.F.M. Sterck, H.W.E. Moller, C.R. de Klerk, B.H. Molkenboer, J. Prinsen J.Lzn. en L. Simons mee.
Een gedeelte van de ‘Aanvullingen en verbeteringen’ op p. 921 e.v. betreft het eerste deel van De werken van Vondel, deze pagina's zijn ook opgenomen in het colofon van het eerste deel, onder de ‘redactionele ingrepen’.
redactionele ingrepen
p. 14: toegevoegd ‘[rechterzijde, rechtop:]’ bij het onderschrift van het figuur: ‘[rechterzijde, rechtop:]’ Aanteekening van Huygens op de achterzijde
p. 55: de kop ‘[Gedichten]’ toegevoegd
p. 74: de kop ‘[Hiervsalem verwoest]’ toegevoegd
p. 234-298: bij de margenoten is de aanduiding ‘[Randschrift:]’ toegevoegd omdat het hier om originele margenoten gaat
p. 300: de kop ‘[De Helden Godes]’ toegevoegd
p. 392: de kop ‘[Gedichten]’ toegevoegd
p. 560: bij de margenoot is de aanduiding ‘[Randschrift:]’ toegevoegd omdat het hier om een originele margenoot gaat
p. 612: de kop ‘[Palamedes]’ toegevoegd
p. 756: de kop ‘[Gedichten]’ toegevoegd
p. 769-804: bij de margenoten is de aanduiding ‘[Randschrift:]’ toegevoegd omdat het hier om originele margenoten gaat
p. 805: de kop ‘[Gedichten]’ toegevoegd
p. 819: de kop ‘[Aantekeningen en aanvullingen]’ toegevoegd
p. 921: de ‘Aanvullingen en verbeteringen’ zijn niet doorgevoerd, maar aan de betreffende pagina's gelinkt
Bij de omzetting van het oorspronkelijke tekstverwerkingsbestand naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. IV, 2, 54) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (I)]
DE WERKEN VAN VONDEL
DEEL II
[pagina ongenummerd (III)]
DE WERKEN VAN VONDEL
Volledige en geïllustreerde tekstuitgave in tien deelen
levensbeschrijving, geschied- en boekkundige toelichting, literatuuropgave enz. door Dr. J.F.M. Sterck taalkundige bewerking door Dr. H.W.E. Moller letterkundige inleidingen van C.R. de Klerk, Lr. B.H. Molkenboer Prof. Dr. J. Prinsen Jlzn. en L. Simons
bandteekening van Prof. R.N. Roland Holst
tweede deel
1620-1627
UITGEGEVEN IN 1929 DOOR DE MAATSCHAPPIJ VOOR GOEDE en GOEDKOOPE LECTUUR TE AMSTERDAM
[pagina 1]
Kort overzicht
I. HET LEVEN VAN VONDEL (HOOFDSTUK II: 1620-1627), DOOR DR. J.F.M. STERCK.
II. VONDELS DRAMATIEK I: 1. VONDELS DRAMATISCHE NATUUR; 2. VONDEL EN HET TREURSPEL, DOOR L. SIMONS.
III. TEKST VAN VONDELS WERKEN (VAN 1620 TOT 1627), VASTGESTELD EN TOEGELICHT DOOR DR. H.W.E. MOLLER (Blz. 65-vlgg.).
IV. LITERATUUR-OPGAVE en BIBLIOGRAPHIE, DOOR DR. J.F.M. STERCK.
AANVULLINGEN en OPMERKINGEN DOOR DENZELFDE.
V. AANTEKENINGEN VAN DR. H.W.E. MOLLER.
VI. INHOUD.
[pagina 925]
Inhoud van 't tweede deel
I
BLZ. | |
---|---|
KORT OVERZICHT VAN DEN INHOUD | 1 |
HET LEVEN VAN VONDEL (1620-1627), DOOR DR. J.F.M. STERCK | 3 |
VONDELS DRAMATIEK I, DOOR L. SIMONS: | |
1. VONDELS DRAMATISCHE NATUUR | 29 |
2. VONDEL EN HET TREURSPEL | 36 |
II
BLZ. | |
---|---|
VONDELS WERKEN (VAN 1620 TOT 1627) | 53-818 |
AENDACHTIGE BETRACHTINGE OVER CHRISTUS LYDEN [omtr. 1620] | 55 |
HOWLYCK-SANG, TUSSCHEN GOD EN DE GELOOVIGE ZIELE [omtr. 1620] | 69 |
VVTERSTE OORDEEL [1620] | 72 |
VIER VVTERSTE. [omtr. 1620] | 73 |
HIERVSALEM VERWOEST [1620] | 74 |
AEN MIJN BROEDER OP HET TREVRSPEL DER IODEN. KLINCKERT (DOOR GUILHELMUS VONDELIUS) | 76 |
AENDE IOODSCHE RABBYNEN. KLINCKERT | 100 |
DAVIDS LOFZANGH VAN HIERVSALEM [1620] | 216 |
DE HEERLYCKHEYD VAN SALOMON [1620] | 223 |
DE VERTAELDER AEN KEYZEREN, KONINGEN, EN ALLEN GEWELDIGEN OP AERDEN. KLINCKERT | 225 |
OP DE AENKOMSTE VAN DE KONINGINNE VAN 'T ZUYDEN TE HIERVSALEM. KLINCKERT | 299 |
DE HELDEN GODES DES OUWDEN VERBONDS [1620] | 301 |
AENDE OUWDVADEREN, PRIESTEREN, KONINGEN, PROPHETEN, EN HELDEN. KLINCKERT | 303 |
KLINCKERT (Och of 't geoorlooft waer te danssen met de Reijen) | 315 |
ODE OP DE GHEBOORTE VAN ONSE HOLLANDTSCHE SAPPHO ANNA ROEMERS [1620] | 392 |
[pagina 926]
VONDELS WERKEN (VERVOLG): | |
OP DEN BURGHER-KRIJGH DER ROOMEREN. KLINCKERT [1620] | 396 |
AEN DEN BRUIDEGOM LAMBRECHT JACOBSZ. MET SIJN BRVIDT, AECHTJEN ANTHONIS [1620] | 397 |
BABYLONISCHE GEVANGENIS. PSALM CXXXVI [omtr. 1620] | 398 |
GEZANG, OP HET LATIJNSCHE WOORDT: TRAHIT SUA QUEMQUE VOLUPTAS [omtr. 1620] | 400 |
OP 'T WOORT: DAER IS SOO YETS [omtr. 1620] | 403 |
OP KASSANDRAS TREURSPEL [omtr. 1621] | 404 |
KLINCK-DICHT OP HET DERDE DEEL VAN 'T LICHT DER ZEEVAERT [1621] | 405 |
KLINKERT [OP ZACHARIAS HEYNS' VERTALING VAN DU BARTAS] [1621] | 406 |
[OP ZACHARIAS HEYNS (ONDERSCHRIFT BIJ PORTRET)] [1621] | 408 |
GEBEDT, UYTGESTORT TOT GODT, OVER MIJN GEDUERIGE QUIJNENDE SIECKTE, Anno 1621 | 409 |
[OP HENDRICK DE KEYSER(ONDERSCHRIFT BIJ PORTRET)] [wschl. 1621] | 411 |
OPDRAGHT DER AFBEELDINGHE VAN PRINS WILLEMS GRAF, AEN DE STATEN DER VEREENIGHDE NEDERLANDEN [BOVENSCHRIFT OP PRENT] [1622] | 412 |
GEDACHTENIS VAN DESIDEER ERASMVS Rotterdammer. aen den heer PETER SCHRYVER [1622] | 414 |
OP HET METALEN PRONCK-BEELD ONLANGS TE ROTTERDAM OPGERECHT TOT EERE VANDEN GROOTEN ERASMVS [1622] | 418 |
OP ERASMUS [wschl. 1622] | 420 |
TOT LOF VANDE KUISCHE EN GODVRUCHTIGHE MARTELARESSE ST. AGNES. GHESANG [1622] | 420 |
LYCK-DICHT, OP 'T OVERLIJDEN VAN D. COENRADUS VORSTIUS [1622] | 426 |
KLINKERT [OP PROFESSOR SNELLIUS] [1622] | 428 |
[pagina 927]
VONDELS WERKEN (VERVOLG): | |
OP DE VERTALINGE VAN DE EERSTE WEECKE, VAN G. DE SALVSTE, Heer van Bartas. Gedaen door Heer WESSEL VAN BOETSELER, Vryheer en Baron tot Asperen, &c. KLINKERT [1622] | 429 |
ALS JUFFROUW MAGDALENE HAREN BAAK TROUWDE. [1623] | 430 |
HET LOF DER ZEE-VAERT. Gheheylight Den Edelen, Erentfesten, Gestrengen, Manhaften, Wysen, ende Voorsienigen Heere, LAVRENS REAEL, Voor desen Oppervooghd, en eenigen Beheerscher vande Oost-Indien [1623] | 431 |
VECHTZANGK, VOOR IOFFROUW MARIA TESSELSCHADE. [1623] | 456 |
DE SALIGE TOORTSEN VANDEN E. BRUYDEGOM, HEER ALARD KROMBALCK, EN SYNE E. BRUYT, IONCKVROUW TESSEL-SCHADE ROEMER VISSCHERS [1623] | 460 |
BRUYLOFTSLIED | 478 |
KLINCK-DICHT (Die Christenen ontzeit den Christelijken beker) [1623] | 480 |
OP HET VERONGELUCKEN VAN DOCTOR ROSCIUS [1624] | 481 |
[OP ROSCIUS (ONDERSCHRIFT BIJ PORTRET)] [wschl. 1624] | 482 |
OP DE DOODT VAN IONGKVROUW MAGHTELT VAN KAMPEN [1624] | 483 |
OP MEVROUW DE DROSTIN VAN MUIDEN, KRISTINE VAN ERP [1624] | 484 |
OP MEESTER IOAN PIETERSEN SWELING, Phoenix der Musijcke, en Orgelist van Amsterdam. [wschl. 1624] | 485 |
STRYD OF KAMP TUSSCHEN KVYSCHEYD EN GEYLHEYD [1624] | 486 |
OP VRBAEN DEN ACHTSTEN [1625] | 495 |
[WYCKZANGK] (Cathryn die met Diaen ten reye gaet) [1625] | 497 |
CHRISTELYCK VRYAGIELIED [1625] | 499 |
[ZANGH] (Dianier roeyde in een schuytjen) [1625] | 501 |
PRINCELIED [1625] | 505 |
BEGROETENIS AEN DEN DOORLUCHTIGHSTEN EN HOOGHGEBOREN VORST FREDERICK HENRICK [1625] | 507 |
[pagina 928]
VONDELS WERKEN (VERVOLG): | |
OP DE BEELDENIS VAN VORST FREDERICK HENRICK [1625] | 521 |
OP DE BEELDENIS DER DOORLUCHTIGHSTE EN HOOGHGEBORE VORSTINNE AMELIA, PRINCESSE VAN ORANGIE, &c. [1625] | 524 |
YET SELDSAEMS IN 'S GRAVENHAEGH | 526 |
OP DE LEDIGE VREN VAN DEN GEESTRIJCKEN HEERE CONSTANTIN HVYGENS [1625] | 527 |
DE AMSTELDAMSCHE HECVBA, TREUR-SPEL [1625] | 529 |
HECUBA | 531 |
I.V. VONDELENS PALAMEDES OFT VERMOORDE ONNOOSELHEYD. TREUR-SPEL [1625] | 615 |
KLINCKERT (Ten leed geen seven jaer, of Palamedes schaeu) | 618 |
OP BARNEVELT [1625?] | 753 |
GESPRECK OP HET GRAF VAN WIJLEN DEN HEERE JOAN VAN OLDENBARNEVELT [1625?] | 754 |
KRACHTELOOSE PAEPENBLIXEM, toegeeygent LAMOTIVS en WALLAEVS, Biechtvaders van Heer Iohan van Oldenbarnevelt [1625?] | 755 |
OP EEN MOORTPASQUIL, by een ander gedicht, en moetwilligh op mijnen naem gedruckt [1625?] | 756 |
OP DE CHRISTELIJCKE SINNE-BEELDEN VANDEN SINRIJCKEN DICHTER ZACHARIAS HEYNS [1625] | 756 |
KLINCKERT. AEN SCHIPPERS EN STUYRLUYDEN [1625] | 757 |
OP HOOGERBEETS [omtr. 1625] | 758 |
[OP DE BOETEN BETAELT DOOR DEN HEER PETER SCHRIJVER] Geschreven bij J.v. VONDEL, in het Stamboek van PETRUS SCRIVERIUS [omtr. 1625] | 759 |
OP HET OVERLYDEN VAN WYLEN DEN E.E. HEERE CORNELIS PIETERSZ HOOFD, Raed en oud Burgermeester der vvydberoemde koopstede Amstelredam. Salighlyck ontslaepen den eersten dagh des jaers 1626. KLINCKDICHT [1626] | 760 |
GRAFSCHRIFT | 761 |
[IN EVMDEM] | 761 |
ORANJE MAY-LIED [1626] | 762 |
[pagina 929]
VONDELS WERKEN (VERVOLG): | |
I.V. VONDELENS GEBOORTKLOCK VAN WILLEM VAN NASSAV [1626] | 765 |
AEN DE DOORLUCHTICHSTE PRINCESSE AMELIA | 767 |
KLINCKDICHT (Noch leeft, tot Hollands heyl, de vvachter van den tuyn) [1626] | 804 |
OP DR. JOAN FONTEYN [1626] | 805 |
AEN DEN EDELEN, GESTRENGEN, EN MANHAFTEN HEER LAVRENS REAEL, Ridder, oud generaal van de Oostindien, &c. Op sijn ridderschap en invvyinge door sijne Majesteyt van groot Brittanien. KLINCKDICHT [1626] | 806 |
ANTIDOTVM. Tegen het vergift der Geestdryvers. Tot verdedigingh van 't beschreven woord Gods [1626] | 808 |
BEDE, AEN DE OPPER VYANDEN VAN DE VOORSTANDERS DER VRYHEYDT TOT LEYDEN [1626] | 812 |
WATERBEL OF VERZIERT GERUCHT [omtr. 1626] | 814 |
BEECKZANG AEN KATHARINE [wschl. 1626/7] | 816 |
WELLEKOMST AEN DEN EDELEN GESTRENGEN HEER CONSTANTYN HUYGENS, Ridder ende geheymschryver van den doorluchtighsten prince van Oranje [1627] | 817 |
III
BLZ. | |
---|---|
LITERATUUR-OPGAVE DOOR DR. J.F.M. STERCK | 819 |
BIBLIOGRAPHIE DOOR DR. J.F.M. STERCK | 821 |
AANVULLINGEN EN OPMERKINGEN VAN DR. J.F.M. STERCK | 825 |
AANTEEKENINGEN VAN DR. H.W.E. MOLLER: | |
I. TEKSTKRITIEK | 830 |
II. AFWIJKENDE LEZINGEN | 836 |
III. JAARTALLEN VAN DE GEDICHTEN | 898 |
IV. NADERE VERKLARINGEN | 903 |
V. AANVULLINGEN EN VERBETERINGEN | 921 |
INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL | 925 |
[pagina ongenummerd, inlegvel 1]
AAN ALLE INGETEEKENDEN OP DE WERKEN VAN VONDEL
Amsterdam, Juni 1929.
L.S.
Het heden verschenen Tweede Deel heeft aan het slot de volgende opmerking van Dr.
‘De verklaring van Vondels werken eischt een zoo langdurig en grondig onderzoek op onnoemelijk veel punten, dat de volledige verschijning van alle deelen een te groote vertraging zou ondervinden. Nu is Prof.
De uitgeefster wil daaraan het volgende toevoegen.
Verschillende ingeteekenden hebben niet zonder reden bij hun boekhandelaar of rechtstreeks bij ons geklaagd en gevraagd:
‘Waar blijft toch het tweede deel van
Nu het er eindelijk is, zullen zij zich spoedig hebben getroost met een eerste vluchtige taxatie van den ontzaglijk rijken inhoud.
Het zal hen bovendien verrassen, dat zij met de 2 thans verschenen deelen, die begroot waren op 40 vel elk (naar welke begrooting de verkoopprijs is berekend), thans reeds 40 procent aan boekomvang meer hebben ontvangen dan zij konden verwachten, en dit (natuur-lijk!) zonder prijsverhooging.
Deze ‘gratis toegegeven’ 480 bladzijden hebben - men gelieve het wel te bedenken! - mede hun aandeel gehad in de vertraging. Zal, wat we op goeden grond verwachten, het derde deel nog in dit jaar het licht zien, dan durven we hopen, dat de laatste
[pagina ongenummerd, inlegvel 2]
klaagtoon zal versterven en dat alle Ingeteekenden zich zonder voorbehoud en blijvend zullen verheugen over het bezit van dezen ‘Vondel’, waarover door de Critiek zoo warm de lof is gezongen. Ter opfrissching van 't geheugen der vriendelijke lezers eenige aanhalingen:
PROF. DR.
Nu bekruipt den bezitter de lust tot vergelijken, en hij legt er de andere uitgaven naast: de gemoedelijke deeltjes van
Het komt op de houding tegenover
DR.
‘Wat hier gedaan gedaan werd, is geen kleinigheid. We moeten erkennen, dat we met ontzag en groote waardeering vervuld zijn voor den geweldigen arbeid van Dr. Moller. Zijn geduld, zijn ijver, zijn scherpzinnigheid en degelijke filologische en bibliografische kennis moet men bewonderen. Dit alles, vereenigd met de angstvalligste nauwgezetheid (waarvan we sprekende voorbeelden zouden kunnen geven), maakte hem bij uitstek geschikt om dit deel van de groote taak tot een goed einde te brengen...’
Dr. De Raaf besluit: ‘En hiermede neem ik afscheid van dit prachtige boekwerk en van de mannen die zich zoozeer beijverd hebben, er iets van te maken dat zijne waarde zal behouden zoo lang de Nederlandsche natie blijft bestaan.’
PROF. DR.
‘Een geleerde uitgave dus, in de eerste plaats, hoewel door verschillende middelen aantrekkelijk en toegankelijk gemaakt voor leeken....
[pagina ongenummerd, inlegvel 3]
Dr. Moller heeft een zeer groot aandeel aan deze uitgaaf. Men moet over zijn taak niet gering denken. Er is een eindeloos overleg en een voortdurende aandacht noodig....
Van de verdere verschijning van het werk stel ik me een vaak herhaald genoegen voor. Ik eindig dan ook met een hartelijke aanbeveling. De uitgaaf is een ongeloofelijke aanwinst voor leeken zoowel als geleerden die in Vondel belangstellen....’
PROF. DR.
‘Afzonderlik vermelding verdient de mooie zeldzame prent 's Lans Welvaren, als grondslag voor het Lof-ghesang over de Scheepsvaert onmisbaar. Leggen we dit boek naast de “prachtuitgave” van Van Lennep, dan kunnen we met voldoening vaststellen dat de boekkunst in Nederland sindsdien grote vorderingen gemaakt heeft.
Maar ook de inwendige verzorging getuigt van toewijding en nauwgezetheid. Het is bekend hoeveel de uitgave Van Lennep - Unger te wensen liet. Reeds lang geleden toonde Willem de Vreese aan, dat Unger de teksten slordig behandeld had, terwijl de noten maar al te vaak een dilettanties karakter droegen. Het was geen geringe taak, die Dr. Moller op zich nam: alle teksten moesten nauwkeurig met de oudste drukken vergeleken worden; de latere lezingen - door Unger verwaarloosd, maar voor Vondel's zelfkritiek vaak zo belangrijk - dienden opgespoord en vermeld te worden, in een afzonderlike bijlage; mogelike fouten in de overlevering waren te overwegen. Dit alles is met loffelike ijver geschied. Ook de filoloog vindt hier voortaan een betrouwbare grondslag voor zijn studie.’
De herinnering aan deze goede woorden en het besef der lezers zelven, dat hier een groot stuk nationaal cultuurland voor het eerst naar den eisch is ontgonnen, moge bezielen tot nieuwe opgewekte propaganda!
N.V. Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur
L. SIMONS
N. VAN SUCHTELEN
Directeuren.