De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 772]
| |
Pinxterzangaant.aant.aant.Ga naar voetnoot*Ga naar voetnoot**Na de wijse:
Van Mariae Lof-Sanck. Mijn ziel maeckt groot den Heer. Na Christi HemelvaertGa naar voetnoot1
D'Apostelen vergaert,Ga naar voetnoot2
Eendrachtelijck te gader:
Verwachten van haer Hooft,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Den Trooster die belooft
Haer was van God den Vader.
2
De Pincxter-feest verscheen,Ga naar voetnoot7
Als snellijck viel beneen,Ga naar voetnoot8
De gheest daer elck op hoopte
10[regelnummer]
Die als eens wints ghedruys,Ga naar voetnoot10
Terstont vervulde 'thuys:
En met den vyer haer doopte.Ga naar voetnoot12
3
De twaelve sachmen hier,
Om scheenen met een vyer:
15[regelnummer]
Om straelt met vyerghe tonghen,
Haer sprake sonder tolck,Ga naar voetnoot16
Verbaesde 'tuytHeemsch volck,
Van alsins inghedronghen.Ga naar voetnoot17-18
| |
[pagina 773]
| |
4
O wonder is't (segt d'een)
20[regelnummer]
Dat die van Galileen,
Al 'swerelts talen konnen.Ga naar voetnoot21
Een ander segt: sy zijn
Versopen inden wijn,Ga naar voetnoot23
En vanden dronck verwonnen.
5
25[regelnummer]
Neen, neen (roept Petrus bly)
'Tis Ioëls prophecy,Ga naar voetnoot26
Die God aen ons vervuldenGa naar voetnoot27
Ten eynde Iacobs huysGa naar voetnoot28-vlgg.
Werd kondich, wie aen 't kruys,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Nam op hem 'swerelts schulden.Ga naar voetnoot30
6
Den Hamer Gods hier strack,Ga naar voetnoot31
De steenen herten brack:
Wy sijn al schuldich vondenGa naar voetnoot33
Aen 'sHeeren bloedt! wat raet?
35[regelnummer]
Elck een (segt Petrus) laetGa naar voetnoot35
Afwasschen al sijn sonden.Ga naar voetnoot36
7
Drij duysent zielen daer,
Boetveerdich wonderbaer,
Haer Christi niet en schamen.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Sy volghen Iesus wetGa naar voetnoot40-vlgg.
Sy waecken in't ghebedt
En zijn een ziele t'samen.
|
|