De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendJ.F.M. Sterck, H.W.E. Moller, C.R. de Klerk, B.H. Molkenboer, J. Prinsen J.Lzn. en L. Simons (eds), De werken van Vondel. Eerste deel 1605-1620. De Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam 1927
-
-
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, sign.: VGB. Ned. 56 2600
algemene opmerkingen
Dit bestand is, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De werken van Vondel. Eerste deel 1605-1620 van Joost van den Vondel, uitgegeven in 1927. Aan dit deel werkten J.F.M. Sterck, H.W.E. Moller, C.R. de Klerk, B.H. Molkenboer, J. Prinsen J.Lzn. en L. Simons mee.
Deel Twee van De werken van Vondel bevat op p. 921-922 ‘Aanvullingen en verbeteringen’ op Deel Een; deze zijn hieronder bij de ‘redactionele ingrepen’ weergegeven. De verbeteringen zijn niet in de lopende tekst doorgevoerd.
redactionele ingrepen
p. IV: de kop ‘[Inleiding]’ is toegevoegd
p. 22: In de tabel is bij het jaar 1619 ‘idem’ vervangen door ‘Geuse-Vesper’ c.q. ‘Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde’
p. 129: de kop ‘[Gedichten]’ toegevoegd
p. 159: ‘[Het Pascha]’ toegevoegd
p. 177: in de lijst met namen wordt twee keer door middel van een grote accolade aangegeven dat ‘d'Outste der Hebreen.’ en ‘Droom-bedienders ende Toovenaers.’ bij meerdere namen horen. In deze uitgave worden deze aanduidingen herhaald.
p. 276: bij de noten is ‘Tekst van het Gedicht’ weggelaten, de noten zijn op de juiste plek gezet
p. 405: de tekst ‘[Vervolg der voetnoten van blz. 402].’ en ‘[Voetnoten bij Gedicht LXV].’ die voor het gedeelte met de noten staat, is weggelaten
p. 415: de tekst ‘[Zie vervolg voetnoten op blz. 417].’ die bij het gedeelte met de noten staat, is weggelaten
p. 417: de tekst ‘[Vervolg der voetnoten van blz. 415].’ en ‘[Voetnoten bij Prent en Gedicht LXXI].’ die voor het gedeelte met de noten staat, is weggelaten
p. 432: na deze pagina staan illustraties op ongenummerde, ingeschoten pagina's. Deze illustraties zijn opgenomen in de lopende tekst met de toevoeging [p. *1], [p. *2-*3] en [p. *4]. De illustratie op de middenpagina's is samengevoegd
p. 477-497: bij de margenoten is de aanduiding ‘[Randschrift:]’ toegevoegd omdat het hier om originele margenoten gaat
p. 793: de kop ‘[Aantekeningen en aanvullingen]’ toegevoegd
p. 795: de gedichten ‘Uytbreyding over den 19 Psalm Davids’ en ‘Uitbreiding Over Davids 19 Psalm’ staan in het boek naast elkaar; in deze digitale versie staan ze onder elkaar. Van de druk uit 1647 van ditzelfde gedicht zijn noten gemaakt. Bij de noten is de tekst ‘[1647 twede druk blz. 141]:’ toegevoegd.
Bij de omzetting van het oorspronkelijke tekstverwerkingsbestand naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, VI, 2, 128) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (I)]
De werken van Vondel Deel I
[pagina ongenummerd (III)]
DEZE UITGAVE WORDT GEREED GEMAAKT IN DE WERKPLAATSEN VAN DE WERELDBIBLIOTHEEK. Het werk is met de hand gezet uit de Erasmus-letter, ontworpen door den sierkunstenaar S.H. de Roos en in den handel bij de Lettergieterij ‘Amsterdam’ v/h Tetterode. - Het is gedrukt op houtvrij papier, naar bijzonder voorschrift vervaardigd door de Koninklijke Papierfabrieken van Van Gelder Zonen; alleen de weelde-uitgaaf is gedrukt op Schotsch Orion van de Amsterdamsche firma Bührmann. - Linnen en leder leverde de firma J. Beuns & Zn.; - de sneevergulding van de in leder gebonden exemplaren geschiedde in de kunstboekbinderij van Elias P. van Bommel. - De clichés werden vervaardigd bij de N.V. voorh. Dirk Schnabel onder de kundige leiding van den heer Mascini, een der firmanten.
[pagina ongenummerd (V)]
DE WERKEN VAN VONDEL
VOLLEDIGE EN GEÏLLUSTREERDE TEKSTUITGAVE IN TIEN DEELEN
LEVENSBESCHRIJVING, GESCHIED- EN BOEKKUNDIGE TOELICHTING, LITERATUUROPGAVE ENZ. DOOR DR. J.F.M. STERCK TAALKUNDIGE BEWERKING DOOR DR. H.W.E. MOLLER LETTERKUNDIGE INLEIDINGEN VAN C.R. DE KLERK, LR. B.H. MOLKENBOER PROF. DR. J. PRINSEN JLZN. EN L. SIMONS
BANDTEEKENING VAN PROF. R.N. ROLAND HOLST
EERSTE DEEL 1605-1620
UITGEGEVEN IN 1927 DOOR DE MAATSCHAPPIJ VOOR GOEDE EN GOEDKOOPE LECTUUR TE AMSTERDAM
[pagina 1]
Kort Overzicht
I. HET LEVEN VAN VONDEL (HOOFDSTUK I: 1587-1620), LITERATUUR-OPGAVE EN BIBLIOGRAPHIE, DOOR DR. J.F.M. STERCK (BL. 3-24).
II. VONDELS PROZA, DOOR PROF. DR. J. PRINSEN JLZN. (BL. 25-126).
III. TEKST VAN VONDELS WERKEN (VAN 1605 TOT 1620), VASTGESTELD EN TOEGELICHT DOOR DR. H.W.E. MOLLER (BL. 127-792).
IV. AANTEKENINGEN VAN DR. H.W.E. MOLLER (BL. 793-827).
V. AANVULLINGEN EN OPMERKINGEN VAN DR. J.F.M. STERCK (BL. 828-829).
VI. INHOUD (BL. 830-832).
[pagina 827]
Verbeteringen
Blz. 136 vs. 14 met hen, lees: met hun.
Blz. 138 vs. 47 achter geberght de komma schrappen.
Blz. 139 vs. 79 D'Amstel, lees: D'Emstel (zie Tekstkritiek blz. 793).
Blz. 145 regel 1 van de noten: Waarschijnlik van 1606, lees: 1608 (zie Jaartallen blz. 815).
Blz. 146 vs. 26 diren, lees: dieren (zie Tekstkritiek blz. 793). - vs. 36 t doen, lees: te doen (zie Tekstkritiek blz. 793).
Blz. 149 regel 1 van de noten: Waarschijnlik van 1606, lees: 1608 (zie Jaartallen blz. 815).
Blz. 152 In de aant. bijvoegen: vs. 30 Rechts naast dit vers, bij 't woord Mey staat in de oude uitg.: An: 1610, 13 Mey: dit is n.l. de dag waarop de koningin plechtig gekroond werd.
Blz. 193 vs. 366 bermherticheyt (met komma), lees: bermherticheyt: - vs. 367 begrijpen: (met dubbele punt), lees: begrijpen, (zie Tekstkritiek blz. 794). - Aan de voet van de bladzij Tekstkritiek schrappen. - Voor vs. 367-vlgg. (zie Nadere verklaringen blz. 818).
Blz. 201 vs. 585 schort, (komma), lees: schort; (kommapunt).
Blz. 208 aant. op vs. 773 beklemmen: omklemmen, lees: beklemmen: beklimmen.
Blz. 277 Tekstkritiek kan vervallen (zie blz. 557, aant. op vs. 13, 14).
Blz. 439 vs. 264 Driemael, lees: Drymael (zie Tekstkritiek, blz. 795).
Blz. 470 vs. 152 ophir, lees: Ophir (zie Tekstkritiek blz. 798).
Blz. 485 vs. 204 Een lust, lees: En lust (zie Tekstkritiek De Vaderen, blz. 799).
Blz. 531 aant. op vs. 1: lees inplaats van 't aangetekende: vergasten: was de gast van (vergelijk blz. 717, aant. op vs. 1); - aant. op vs. 2 achter lette bijvoegen: bedacht was.
Blz. 540 aant. op Coelius, zie Nadere verklaringen blz. 823.
Blz. 577 aant. op vs. 2 is verwezen naar blz. 498, moet zijn: blz. 489.
Blz. 590 zie verbetering voor blz. 540.
Blz. 604 aant. op r. 3 is verwezen naar blz. 602 op r. 6, moet zijn: op r. 2.
Blz. 638 zie verbetering voor blz. 540.
Aan 't eind van Vondel's Warande wordt bij enige fouten die verbeterd moesten worden, 't volgende gezegd (zie blz. 799):
‘Mistellingen die den beleefden leser, ghelieve beneffens eenighe andere te verschonen.’ Datzelfde vraag ik ook, in de hoop dat 't ‘beneffens eenighe andere’ weinig of niet nodig zal zijn.
[pagina 830]
Inhoud van het eerste deel
BLZ. | |
I | |
DE BEWERKERS EN DE UITGEEFSTER AAN DEN LEZER. | VII |
KORT OVERZICHT VAN DEN INHOUD. | 1 |
HET LEVEN VAN VONDEL (1587-1620), LITERATUUR-OPGAVE EN BIBLIOGRAPHIE DOOR DR. J.F.M. STERCK | 3 |
VONDELS PROZA DOOR PROF. DR. J. PRINSEN JLZN. | 25 |
II | |
VONDELS WERKEN (VAN 1605 TOT 1620). | 127-792 |
SCHRIFTUERLIJCK BRUYLOFTS REFFEREYN OP T'HOUWELIJCK VAN JACOB HAESBAERT MET CLARA VAN TONGERLO 1605. | 129 |
NIEUW-JAARS LIEDT 1607. | 133 |
LOF-ZANGH, TOE-GE-EYGENT MR. WILLEM BARTJENS 1606 OF 1607 | 136 |
OORLOF LIEDT 1607 | 140 |
DE IAGHT VAN CUPIDO 1608 | 145 |
DEDICATIE AENDE IONCK-VROUWEN VAN VRIESLANDT ENDE OVERYSSEL 1608 | 149 |
OP HET TWAALFJARIGE BESTANDT DER VEREENIGDE NEDERLANDEN 1609 | 150 |
WTVAERT EN TREUR-DICHT VAN HENRICVS DE GROOTE, KONINGH VAN VRANCKRYCK EN NAVARRE 1610 | 151 |
HET PASCHA OFTE DE VERLOSSINGE ISRAELS WT EGIJPTEN 1612 | 159 |
VERGHELIJCKINGHE VANDE VERLOSSINGE DER KINDEREN ISRAELS MET DE VRIJWORDINGHE DER VEREENICHDE NEDERLANDTSCHE PROVINCIEN 1612 | 261 |
DEN GULDEN WINCKEL DER KONSTLIEVENDE NEDERLANDERS 1613 | 265 |
[pagina 831]
VONDELS WERKEN (VERVOLG): | |
HYMNVS, OFTE LOF-GESANGH, OVER DE WIJD-BEROEMDE SCHEEPS-VAERT DER VEREENIGHDE NEDERLANDEN (MET PRENT) 1613 | 427 |
HYMNUS OF LOFZANGH VANDE CHRISTELYCKE RIDDER (MET PRENT) 1614 | 446 |
ZEDIGH GEDICHT, VANDE YDELHEYD DER MENSCHEN EN WANCKELBAERHEYD DER KONINGH-RIJCKEN 1614/15 | 459 |
UYTBREYDING OVER DEN 19 PSALM DAVIDS, VERVATENDE D'UYTNEMENDHEYT VAN DE WET DES HEEREN 1614/15 | 464 |
SONNET (OP DE KONINGH'S IEPHTHAH) 1615 | 472 |
DE VADEREN, OFTE HET TWEEDE DEEL VANDE DERDE DAGH DER TWEEDER WEKE, VERVATENDE ABRAHAMS OFFERHANDE 1616 | 473 |
VORSTELIICKE WARANDE DER DIEREN 1617 | 498 |
JAERZANG 1618 | 768 |
HEMELVAERTZANG 1618 | 770 |
PINXTERZANG (Na Christi Hemelvaert) 1618 | 772 |
PINXTERZANG (Komt, komt, o drij-mael heyl'ghe Gheest!) 1618 | 774 |
OP HANS DE RIES (MET PORTRET) 1618 | 776 |
OP LUBBERT GERRITSZ. (MET PORTRET) 1618 | 777 |
ANAGRAMMA OFTE NAEM-SPREUCK (OP SCHOUTEN) 1618 | 778 |
KLINCKERT OP DE VVONDERLICKE REYSE VANDEN HOORNSCHEN MEYR-MAN WILLEM CORNELISZ. SCHOUTEN 1618 | 778 |
SUR L'ADMIRABLE NAVIGATION DE GVILLAVME SCHOVTEN (2 EPIGRAMMEN) 1618 | 780 |
DE BRVILOFT VAN DEN HEERE IAKOB IAKOBSZ HINLOPEN 1618 | 781 |
HUWELIJCKS LOF 1618 | 785 |
OP EEN TROUWPENNINGK (TWEE DICHTJES) 1618 | 788 |
OP DE IONGHSTE HOLLANTSCHE TRANSFORMATIE 1618 | 789 |
OP BRERO 1619 | 792 |
GEBEDT (Uw zegen, Heer, dael op ons allen.) 1620 | 792 |
[pagina 832]
III | |
AANTEEKENINGEN VAN DR. H.W.E. MOLLER: | |
I. TEKSTKRITIEK. | 793 |
II. AFWIJKENDE LEZINGEN | 800 |
III. JAARTALLEN VAN DE GEDICHTEN. | 814 |
IV. NADERE VERKLARINGEN | 817 |
VERBETERINGEN | 827 |
AANVULLINGEN EN OPMERKINGEN VAN DR. J.F.M. STERCK | 828 |
INHOUD VAN HET EERSTE DEEL | 830 |
Het tweede deel van De werken van Vondel bevat op p. 921-922 verbeteringen en aanvullingen van het eerste deel. Deze pagina's zijn hier opgenomen:
[Tweede deel, pagina 921]
V. Aanvullingen en verbeteringen
Deel I
LOF-ZANGH, TOE-GE-EYGENT MR. WILLEM BARTJENS:
Blz. 137 vs. 33 Cithon, dit is blijkbaar in de latere drukken van Bartiens door 'n zetfout ontstaan uit Chiton, en dit is, mogelik door Vondel zelf, bij vergissing gezet voor Chiron, d.i. de bekende Centaur Cheiroon (vgl. Dl. 2 De Heerl. van Salomon, blz. 272 vs. 777). Bartjens jwordt dan 'n Chiron genoemd = leraar, want Cheiroon was de bekende leermeester van Achilles (zie Hecvba, vs. 1148, en Palamedes vs. 81). Ook in de oudste uitgave van Palamedes vs. 81, staat dezelfde fout Chiton voor Chiron (zie Dl. 2 blz. 834 bovenaan).
DE IAGHT VAN CUPIDO:
Blz. 147 vs. 65 Pluto, rijck, zal hier wel betekenen: de machtige Pluto, de god van de onderwereld, die uit liefde Perséphone (Prosérpina) van de aarde wegroofde; rijk in de oudere betekenis van machtig. Ook is niet Pluto, maar Plutus de eigenlike naam van de god van de rijkdom, hoewel beide namen dikwels verward werden.
WTVAERT EN TREUR-DICHT VAN HENRICVS DE GROOTE:
Blz. 158 vs. 212 't dobbel Euangelij betekent: 't Oude en 't Nieuwe Testament, vergelijk Dl. 2 De Heerlyckheyd van Salomon, vs. 1150 (blz, 292) dobbel testament.
GEDICHTEN OP HET PASCHA:
Blz. 174 Bemint de waerheydt is de spreuk van Jan Sieuwertsen Kolm.
DEN GVLDEN WINCKEL:
Blz. 302 Iud. I is de brief van de Apostel
Blz. 361 Bovenschrift: aant. Ogmion lees Ogmios.
Blz. 381 vs. 9-vlgg. 't hier verhaalde in De Cons. Phil. IV, pros. 3.
Blz. 391 vs. 1 Over Archilla's weldaad, zie Seneca De Beneficiis II: 10.
Blz. 407 vs. 1 Rémora. Roemer Visscher in zijn Sinnepoppen, Het eerste Schock, XLVIII, zegt: ‘Plinius schrijft datter een kleyn visken in de Roode Zee is, dat een schip kan houden liggen met volle zeylen: ja beter dan eenige anckers en touwen: welck visken genaemt is Remora.’ - Remora is 'n Latijns woord, dat oponthoud betekent: deze naam heeft dat visje om bovenvermelde reden gekregen.
Blz. 417 aant. 1 bij LXX: Lucius heet bij Apuleius, de jongeling die in 'n ezel veranderd werd; en (vs. 17) Philébus is een van de eigenaren die deze ezel in bezit kreeg. (Apuleius: Metamorphoseon libri XI seu de aureo asino L. 8:25).
Blz. 419 LXXII deze oorsprong van de schilderkunst aldus bij Plinius: Nat. Hist. 35:5.
HYMNVS, OFTE LOF-GESANGH, OVER DE SCHEEPS-VAERT:
Blz. 436 aant. op vs. 193 Den Visch-vangh voor-geroert, dit zal wel betekenen: de visvangst hierboven genoemd (in vs. 165-166); vgl. aangeroerd, dus: te voren aangeroerd.
DE VADEREN:
Blz. 484 achter vers 178 in plaats van de komma v.d. oude uitg. te lezen 'n punt (niet en wil.). - In vs. 179 achter lieft hy 'n punt of dubbelpunt (de oude uitg. heeft geen leesteken), en vs. 180 de komma van de oude uitg. achter velden weglaten. 't Frans heeft: Il n'ayme point le mal. Aussitot que les ondes... que Noé... quitta la flotante prison, Dieu defendit le meurtre... Aan 't eind van vs. 182 achter ghebouw moet in plaats van de punt v.d. oude
[Tweede deel, pagina 922]
uitg. 'n komma staan, en de komma van de oude uitg. achter ontsloegh in vs. 182 moet weg. De zin is: zodra de zondvloed weer in de zee was teruggelopen, (weer naar de diepte ging)... en Noah de ark verlaten had, werd de doodslag verboden.
In d'aant. op vs. 180 is dus 't laatste gedeelte onjuist.
Blz. 490 vs. 302. De komma van de oude uitg. achter throon moet veranderd worden in 'n vraagteken. - vs. 312 te wesen (oude uitg.) lees te vresen; 't Frans heeft: Le meurtrier de son fils, a peur de faire offence, Celui qui vers son sang exerce cruauté, Craint hélas! de tomber en quelque impieté. - vs. 315 lees: Myn Vader leent my t'oor, niet niet dat myn begeeren.... d.i. Vader luister naar mij, niet dat ik verlang.... (Of wel lees met 't Frans 'n punt achter oor).
De herdruk van Vondel's De Vaderen door Zacharias Heijns in zijn Bartas wercken (1621) heeft dezelfde fouten als de eerste uitg. (met veel nieuwe slordigheden), behalve de komma achter velden (vs. 180).
WARANDE DER DIEREN:
Blz. 528 aant. regel 8. Sabellicus' volle naam is: Marcus Antonius Coccius Sabellicus, en 't hier verhaalde is bij hem te vinden in Rhapsodiae historiarum Enneades VI:1.
Blz. 530 Fvlgosus, nml. Ioannes Baptista Campofulgosus, die 't hier verhaalde meedeelt in zijn Exempla, IX : 10 (zie ook blz. 572).
Blz. 534. Wat hier in 't onderschrift staat, is ook verhaald in Den Gvlden Winckel, LXVII (Dl. 1, blz. 409).
Blz. 558 In symbolis imperatorvm: hier worden wel bedoeld de edikten van de keizers, hoewel ik 't werk zelf niet kan achterhalen.
Blz. 564. Cicero deelt deze trouweloosheid van zijn vriend M. Papius Piso mee in brieven aan zijn boezemvriend Atticus (Ad Atticum I; 13, 14, 16).
Blz. 578. Dionysius van Halikarnassos (zie Dl. 1, blz. 507 aant. op r. 16) kan natuurlik niets hebben meegedeeld over Keizer Caracalla. Dion is Dion Cassius of Cassius Dio, 'n Grieks geschiedschrijver (± 150-± 235), die 't hier verhaalde beschreven heeft in zijn Romeinse geschiedenis Boek LXXII:II.
Blz. 584. Deze Dionysius is niet die van Halikarnassos, maar Dionysius van Alexandrië, (2e eeuw na Kr.) die deze geschiedenis vertelt in zijn gedicht Periegesis (d.i. rondleiding in merkwaardigheden).
Blz. 606. Over de hiergenoemde Keizers kan Suetonius niet geschreven hebben (zie Dl. 1, blz. 518 aant. opr. 6). Er zijn dus latere levensbeschrijvers van de Romeinse keizers bedoeld.
Blz. 614 Iosuae 1.10: zoals de oude uitg. leest, is fout. Er moet staan Iosuae 10. Dit wordt verhaald in 't 10e hfst. van 't boek Jozuee (vs. 16, 17 en 24-26).
Blz. 624. Wat in 't onderschrift verhaald wordt, is bij Marcus Welser (16e eeuw) te vinden in zijn Res Boicae, L. II.
Blz. 638 tulpel in r. 4 zou mischien 'tzelfde woord kunnen zijn als 't middeleeuwse tolpe: gemeen soldaat; oorspr. misschien = boerekinkel (zoals 't mhgd. törpel, nhgd. tölpel).
Blz. 678. De hier aangehaalde Historia Ecclesiastica kan ook de bekende geschiedenis zijn van Eusebius van Caesaréa. (265-340).
Blz. 700 r. 9. Deze aanhaling zal wel zijn van Servius (4e eeuw na Kr.) een van de Commentatores in Virgilium; als verklaring bij AEneïs I, vs. 273-277, waar Vergilius in 't kort Romulus' geschiedenis bespreekt.
Blz. 746 In vita Fabii. Hier wordt wschl. de levensbeschrijving door Plutarchos bedoeld.
Blz. 754 Matthaevs Radaevs. Dat inderdaad Radérus bedoeld is, blijkt, want deze mededeling staat in zijn Commentarius ad Martialem, 4e boek, 1e epigram, waar hij uit Suetonius aanhaalt Vita Domitiani, 4.
Verschillende van bovenstaande opmerkingen (of gedeeltes ervan) dank ik aan de vriendelike belangstellingen van Drs. L.C. Michels te Tilburg, Dr. G.A. Nauta te Groningen en Prof. Albert Verwey te Noordwijk aan Zee.