De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 800]
| |
II. Afwijkende lezingenHier heb ik niet opgenomen: 1. spellingsverschillen die geen klankverschillen aanduiden; 2. leestekenverschillen die geen wijziging brengen in de betekenis, of wel klaarblijkelik drukfouten zijn. Alle uitgaven tijdens 't leven van Vondel, behalve de eerste onder de tekst zelf opgegeven, worden hier vermeld met de afwijkende lezingen. De uitgaven die niet van Vondel zelf zijn, zoals Poesy 1647 (2 drukken) en 1660 worden wel vermeld, evenzo die van Brandt Vondels Poëzy, 1682, maar afwijkende lezingen worden niet gegeven, dan alleen wanneer 't om een of andere reden van belang kan zijn. Dus: 1. wanneer we van Vondel zelf geen eigen uitgaaf hebben; 2. wanneer ze 'n lezing hebben die door Vondel zelf gewijzigd kan zijn; 3. wanneer om andere redenen hun lezing 'n nadere verklaring of verduideliking kan geven van Vondel's tekst. Van Poëzy 1650 bestaan twee nadrukken (Tot Leewarden, By Gysbert Sybes 1651 en 1658), met dezelfde gedichten op dezelfde bladzijden; deze twee worden dus verder niet aangegeven. Tenslotte geef ik bij Van Lennep en Unger de plaats waar de tekst te vinden is.
SCHRIFTUERLIJCK BRUYLOFTS REFFEREYN, blz. 129: Van Lennep I, blz. 19. - Unger 1605-1616, blz. 1.
NIEUW-JAARS LIEDT, blz. 133: Van Lennep I, blz. 24. - Unger 1605-1616, blz. 5.
LOF-ZANGH, TOE-GE-EYGENT MR. WILLEM BARTJENS, blz. 136: Willem Bartjens vernieude cijfferinge. t' eerste deel. Tot Swol, 1645 blz. 174 23 schadu 51 Inck 66 t'Hemelwaers Ondertekening alleen: Liefd' verwinne 't al. De verdere uitgaven van Bartjens zijn natuurlik van geen belang; Vondel had er geen zeggenschap over.
Poesy 1647 II, 2e druk, blz. 193. Tietel - Lof-zang 2 Ruyckt 10 Goddinnen 23 Dat hy 51 inck 61 als de sterren, 62 uytbreytsels 79 besproeyt,
Poëzy 1660, blz. 203 6 drie 10 Goddinnen, 11 En wiens 29 uw 51 ink 59 uw 60 uw 62 d'uitbreitzels 64 uw 79 D'Amstel 79 besproeit, Ondertekening alleen: Liefde verwinnet al.
Poëzy 1682 II, blz. 667. onder ‘Oude Rijmen’ 7 opvloeden 11 En wiens 15 Caucasus 23 Dat hy 26 voester 29 uw 41 rekening te slechten, 51 ink 53 in, rond 58 sult gy 62 uitbreitzels 64 Doet gy door uw 66 hooren 69 sal u 79 D'Aemstel 79 besproeit 82 Wijl
Van Lennep I, blz. 128. - Unger 1618-1620, blz. 1.
OORLOF LIEDT, blz. 140: Den Nievwen Verbeterden Lust-Hof, 4e druk (zonder jaartal) blz. 94. Vs. 74 om bespien. Van Lennep I, blz. 772. - Unger 1605-1616, blz. 12. | |
[pagina 801]
| |
DE IAGHT VAN CUPIDO, blz. 145: Den Nieuwen Verbeterden Lusthof (zonder jaartal) 4e druk achter 't register 36 te doen 60 Mosten 78 t' Welck 97 de zoete nacht Ondertekening alleen: Liefd' verwinnet al.
P.T.L. Thronus Cupidinis. Editio tertia, Prioribus emendatior, et multo auctior. Amsterodammi, Apud Wilhelmum Iansonium 1620. Aldus de voortietel; op de eigenlike tietel-bladzij staat: Editio altera; Priori emendatior, et auctior. Amsterodami, Apud Guilj: Ianszonium 1618. De oorspronkelike 2e druk heb ik nergens kunnen vinden. De eerste is allang onvindbaar. blz. C2, vlgg. 23 Flucx 39 's werelts 57 Onverziens 59 des vrye 78 't Welck 85 De tijdt 90 't Weeldigh In de spreuk: Liefde.
Poesy 1647 II, 2e druk blz. 169. 1 van de tijdt, 2 Flora wijdt, 23 Flux 36 te doen 51 sy 't konden 52 Deser schutter 't pynelijck suchten, 57 Onversiens 59 Alsoo de vrye... 60 liefdens 64 liefdens 72 Moest nu liefdens spijse suygen. 78 't Welck 82 Moest 83 na sijn wenschen, 85 De tijdt, 87 Liet Sepherus sien... 90 't Weeldig 97 de soete nacht Liefde verwinnet al. I.v.V Van Lennep I, blz. 768. - Unger 1605-1616, blz. 7.
DEDICATIE, blz. 149: Den Nieuwen Verbeterden Lusthof 4e druk (zonder jaartal) achter De Iacht van Cupido. Dedicatíe aende Ionck-vrouvven vant Nederlandt Ondertekening alleen: Liefde verwinnet al. Deze tietel ook al in sommige ex. van de 3e druk, maar met de naam I.V. Vondellen. (zo in 't ex. van de Koninkl. Bibliotheek, Den Haag, en van 't Vondelmuseum te Amsterdam).
P.T.L. Thronus Cupidinis (zie boven bij Iacht van Cupido) Blz. B1, voorkant. Tietel: Aen de Ionkvrouwen van Nederlandt. 1 werelt 2 wiert
Poesy 1647 II, 2e druk, blz. 168 Klinck-Dichten aan de Jonck-Vrouwen van Nederlandt. 1 werelt 2 Wiert 11 (na Ondertekening: Liefde verwinnet al I.v.V.
Poëzy 1682 II, blz. 670 onder ‘Oude Rymen’ Aan de Jonkvrouwen van Nederlandt. 1 werelt 2 Wiert 7 Dit Venus 8 ô zoete 11 tref (na 14 uw geen ondertekening. Van Lennep I, blz. 771. - Unger 1605-1616, blz. 11.
OP HET TWAALFJARIGE BESTANDT, blz. 150: Poesy 1647 II, blz. 159. - Poesy 1647 II, 2e druk, blz 159 vs. 13 offer; geen ondertekening. Poëzy 1650, blz. 71.
Op het twalefjarigh Bestant der Nederlanden.
De Hemel, krijgens zat, erbarmt zich onzer qualen:
Kastilje wort beweeght den Vrede ons aen te biên.
De Staet geeft hem gehoor, dies wy vol hope zien
De Middelaers van pais genaken onze palen.
Na onderlingh gespreek en reênstrijt, en lang dralen,
Besluit men het Bestant voor een paer jaer en tien,
Op hoop of met der tijt de Vredezon misschien
Den Nederlanden moght gedurigh overstralen.
| |
[pagina 802]
| |
Nassau ontwapent zich om ruste te verwerven,
Steeckt op zijn dreigend zwaert, geschaert van al het kerven,
En 't vrye lant geniet de vruchten van zijn zweet.
Van blijschap golven viers ten hemel opwaert varen.
Men offert eer en prijs den Heere der heirscharen,
Die in volkome vreught voleindight al ons leedt.
Poëzy 1660, blz. 172. - Poëzy 1682 I, blz. 304. De lezing van Poëzy 1650. Van Lennep I, blz. 27. - Unger 1605-1616, blz. 15.
WTVAERT EN TREUR-DICHT VAN HENRICVS DE GROOTE: blz. 151: Poesy 1647 II, 2e druk, blz. 177. Tietel: Treur-spel van Hendrick de Vierde, Koning van Vranckrijck en Navarre. 6 Op dyn 12 Dyn troonen, 13 dyne heerlijckheden 14 Konincx 17 gimmig Leeuwe 18 Dijn vluchtig 21 den christelijcksten 27 den Kroon, 30 naast Mey staat 'n kruisje, en onder aan de bladzijde staat 't kruisje en de woorden die in onze tekst naast de regel staan (zie verbeteringen) 33 Den vyer'gen 34 Na 't tweelings 56 Mariae 59 na sijns Vaders 66 Den naklang 69 Den Koning... vrolijckheyt 71 ciert, 72 Ons 'svolgenden 75 den dach 84 den beproefden 85 Den wonderbaren schilt, 86 siet, daar 87 komt te Peert 89 't Bloet loopt van sijnen 90 Daar steect hy 95 den dullen 101 Den Voerman 104 stroomen. 107 Den toom 112 Den blauwen 120 Van een Deluvi sal 124 's Koninx 129 Den booswicht 134 na de schouder 140 Den wereltschen 144 Soo spuyten alsins 't bloet oock van den Franschen Vader. 146 Flocx 147 een diluvi bloets. 151 flocx 156 Louys 157 den Koning 163 mijn ziele; aan 't eind van de regel 'n punt. 175 den Romeyn, 178 den tydt 181 Na dat men 186 Altar-plat, na 187 Vermelest dyn 190 beelt u af, 191 'tVyer.... den Jongen 193 O snooden 208 Io. Io. Io. Io. (dus vier maal, de rest 't zelfde). 210 Louys 215 G'lyct Pyreneesch
I.v.V.
tussen vs. 200 en 201 Hoe lange suldy noch den hoogsten Rechter tergen
Gy Babylonsche Hoer? die in de weerelt zaayt
'tVermaledyde zaat, waar van men eyndlijck maayt
Dees vruchten. ô den val! genaact u Zeven-bergen.
5[regelnummer]
De waarheyt schuyft alsins de bree Gordynen open,
Waer achter gy boeleert met dynen Helschen boel:
Afgodisch knielt niet meer voor haren hoogen stoel;
Doet eens u oogen op, gy Vorsten van Europen.
Siet hoe sy hare schaamt met een onnut geweven
10[regelnummer]
En ydel spinne-web, noch te bedecken tracht
Wat Monsters sy in't licht der Sonnen heeft gebracht,
En hoe heur beelde Christ gelijckt als doot, en leven.
d'Onvastigheyt aanschouwt van hare Kerck-pylaren,
Welck dreygen al van selfs te vallen onder voet,
15[regelnummer]
Heur Euangeli-boeck, bezegelt met het bloet
Der Moorders, welck sy noemt heur heyl'ge Martelaren.
Deze 16 regels zijn niet van Vondel. Zie hierover H. Moller: ‘De beruchte verzen in Vondels Henricus de Groote’ (Bijblad voor Taal en Letteren, 1917, blz. 51-67), waar ook de vroegere meningen over deze regels besproken zijn. De oudste uitgave waar deze 16 regels in staan is: Westerbaen's Kracht des GELOOFS van den Voortreffelijcken ende vermaerden Nederduytschen Poeët, JOOST VAN VONDELEN, Te speuren in de Altaer-Geheymenissen.... Tot Schiedam. Inde oude Druckerije. (zonder jaartal), blz. 15. De tekst luidt als volgt: COPYE
Van eenige Veersen by de E: Heer Joost van den Vondel, Voor desen uyt-geven ende gebracht in een Gedicht dat hy gemaeckt heeft op de Doodt van Koning Henrick de Groote. Hoe lange suldy noch den Hoogsten Rechter tergen,
Gy Babylonsche hoer? die in de wereldt saeyt
| |
[pagina 803]
| |
Het heyloos zaet, waer van men sulcke vruchten maeyt.
Maer een gewisse val genaeckt uw' Seven Bergen.
5[regelnummer]
De waerheydt schuyft alsints de bre'e gordijnen open
Waer achter gy boeleert met dijnen helschen Boel.
Af-godisch knielt niet meer voor haren hoogen stoel;
Doet eens uw' oogen op, gy Vorsten van Europen:
Siet hoe sy hare schaemt met een onnut geweven
10[regelnummer]
En ijdel spinne-web noch te bedecken tracht.
Wat gruw'len sy in 't licht der Sonnen heeft gebracht
En hoe haer beeldt na Christ gelijckt als doodt en leven.
Aenschouwt d'onvastigheydt van hare Kerck-pijlaren,
Die dreygen al van selfs te vallen onder voet,
15[regelnummer]
Haer Euangelij is bezegelt met het bloet
Der moorders, die sy noemt haer heyl'ge Martelaren.
J. van Vondelen.
TOE-GIFT
Aen Sr. Joost van Vondel, Op sijne E. spreucke, gestelt op den tijtel sijner Altaer-Geheymenissen. Justus Fide Vivit: In de welcke hy door het woort Justus sich selven schijnt te verstaen, ende te willen seggen Joost leeft door het Geloove. Soo een rechtveerdig mensch door het Geloove leeft,
Hoe seecker gaet gy dan, Heer Vondel, boven and'ren!
Gy hebt strax weer een nieuw, als u het out begeeft.
De beesten dijen best die veel van wey verand'ren.
P.
Poëzy 1650, blz. 593 onder ‘Oude Rijmen.’ Tietel: Treurdicht Van Henrick deVierde, Koning van Vranckrijck en Navarre. 5 uw groote 6 Op dyn 9 uw oogen 12 Dijn troonen,.... aspun 13 dijne heerlijckheden 17 een grimmigh leeuwe 18 Dijn vluchtig 26 de blixem 27 den Kroon, 29 de blyde dagh, 30 naast dit vers staat die kanttekening niet. 34 Na'et 39 Een aertsche 44 offrent t'samen.... harer handen. 47 't Is Koning Henricks Bruit,... Godin, 50 Den staf van Vranckrijck men eenstemmich.... 51 Nu Koninginne 53 Ay zie! 56 Marias.... heldre 59 na zijn Vaders 62 onser bate 63 de Kiel van uw galay 64 En lande 67 onwetend 69 vrolijckheit 71 Hoe vlytich elck zich ciert, en wapent, en toerust 82 Om, volgens zijnen aert, zich in het Arcenael 83 Te spieglen... van Oorlogs... 84 de beproefden toetse, 85 De wonderbare schilt, daer zijn verwonnen steden 86 siet, daer.... swaert, 87 komt te paert 88 Self 89 't Bloet loopt van zijnen arm met karmozijne stralen, 90 Daer steeckt hij 92 En meinde 95 de dullen Mars 97 al voort, 104 rots 107 hen bedwingt, 109 d'oneffenheit der steenen, 112 De blaeuwe hemel 114 over 's weerelt kruin 115 wint toont dampig, 118 Den bonten..., der swerte... 119 met schreiende; 120 Van een Diluvi zal.... 124 's Koninx.... achterwaert 127 van 't zelve wagenpat 130 zijne scheê 132 Borbon 134 na de schouder toe 136 's Konincx Edel hert, 144 Zoo spuiten alzins 't bloet oock van den Franschen Vader. 147 Die stroomende overliep van een diluvi bloets. 148 men kreet om hulp, 150 Nabootsende den storm van een vergramde zee; 154 geeft. d'een 156 Louis 160 En starooght.... na alder.... oevre: 161 gesternden 163 mijn Ziele. 165 Driemalen 167 aen 't eind van de regel 'n punt. 169 Daer wort.... 170 overvloeyt: aen's Hemels hoogh gebouw 171 't Geluit na boven klimt: daer.... 172 Het gansche Parlement, met 174 Beklaeghlycken Monarch! 175 den Romevn 176 hun naams 179 En eindelijck het wiel.... 181 Na datmen 185 Nu slaep o Henrick, slaep, nu.... 186 Altar-plat, na zoo.... 187 Bederreft dijn Collos 190 beelt u af 191 't Vier 193 O snoden 197 u Ziel 205 Morgen-starre! 206 in uw Vaders plaets, 208 Geluck geluck de Kroon,.... 210 Louys 212 't heyligh Evangeli 213 Nu groey in dapperheit, dat... 216 afgonstigheit, (Geen ondertekening). | |
[pagina 804]
| |
Poëzy II, 3e druk 1660, blz. 188, heeft enige verschillen met 1647, die natuurlik van geen belang zijn. In de ingevoegde verzen vs. 8 uw oogen. Brandt heeft Poëzy 1682 II, blz. 619 onder ‘Oude Rijmen’ de tekst van 1650 gebruikt, behalve onbeduidende verschillen. Achter 't gedicht op blz. 626 staat: In dit Gedicht plachten op de 625 zijde, daer de woorden Treurspeeligh dijnen tijdt met 's Konings eindt volenden,Ga naar voetnoot*) Noch zestien regelen, geleezen te worden, luidende van woordt tot woordt gelijk volght. Dan volgen de 16 verzen. De tekst van deze verzen heeft Brandt genomen van de uitgave van 1647 II, 2e druk. Van Lennep I, blz. 28. - Unger 1605-1616, blz. 15.
HET PASCHA, blz. 159: 1. Het Pascha met 'n Ets van C. Moyaert. t'Amsteldam. Ghedruckt by Ioost Broersz. Boeck-drukker woonende inde Grave-straat, inde Druckery, Anno 1636. VI en 50 blz. (de blz. zijn niet genummerd). Weggelaten is: ‘Epistre A Mon-seigneur Iean Michiels van Vaerlaer, mon singulier Amy’. Van de verdere gedichten staan er alleen in: ‘Op de verlossinghe Israels’, en ‘Het Domme mis-verstant’ van Breero, zonder 't opschrift. De eerste regels luiden: Weyd hier myn Beestiael, weyt hier myn tier'ge Vee,
Golft hier om dit Gebergt mijn wit-gewoeldeGa naar voetnoot*) Zee,
Scheert hier 't groen-hair'ghe loof, spaert kruyt,
noch Bloemkens geurich,
5[regelnummer]
T'lacht hier doch altemael, zoet-rokigh en couleurigh,
Nu wauwelt zoo veel gras, zo vet en graegh bedijt,
Tot ghy van Madian de schoonste kudde zijdt:
2. Het Pascha gelijk aan de vorige maar met 'n ander adres: t'Amsterdam, Voor Dirck Cornelisz. Houthaeck, Boeckverkooper, woonende op de Nieuwe-Zijds Kolck in 't Bourgoens Kruys, Anno 1636. (Aldus volgens Unger's Bibliographie, nr. 68; ik heb die niet in handen kunnen krijgen). 3. Het Pascha met Vignet: putje met: ‘Elk zijn beurt’ t'Amsterdam, Voor Dirck Cornelisz. Houthaeck, Boeckverkooper, woonende op de Nieuwe-Zijds Kolck in 't Bourgoens Kruys, Anno 1636, (VIII) en 59 blz. Al deze drie uitgaven zijn van weinig of geen belang, omdat ze blijkbaar niet van Vondel zijn. Vondel zou bijv. toch zeker in 1636 de personen van 't spel geen ‘beelden’ (zie blz. 177 hiervoor) meer hebben genoemd. Ook weten we dat ie Pascha in Poesy 1644 (I.v. Vondels verscheide Gedichten) in z'n naschrift Vondel aen zijnen afwezenden Vrient, heeft verworpen. Hij zal er dus in 1636 wel geen herdruk van gegeven hebben, en nog wel 'n prakties ongewijzigde. Van Lennep I blz. 36. - Unger 1605-1616 blz 25.
VERGHELIJCKINGHE VANDE VERLOSSINGE DER KINDEREN ISRAELS...., blz. 261: Achter Pascha 1636. (in alle drie de uitgaven). Ze schelen weinig of niets met de eerste uitgave; o.a. vs. 22 De bouten schallen (drukfout, of niet begrepen), zo in alle drie de uitgaven. Poëzy 1682 II, blz. 640 onder ‘Oude Rymen’. Tietel: in plaats van ‘der vereenichde Nederlandtsche Provincien’ heeft Brandt ‘der Vereenigde Nederlanden’. 1 de vlugge tijt 2 Moyses 5 van ons beyden 7 Wie schildert 8 Philippus de Monarch, 11 Den eenen eert Osir met zijn gebogen knien; 25 Gedenk 32 en steent by nacht en dagh, 36 van Christus 43 als beste vrient, 45 Borgoensche... Spanjen, 46 Mozes met Oranjen! 47 den ander 60 uw zaek, 63 uw verbonde Steden, 64 deze groote Helt 65 verradelijk 72 van uw zaek (zonder Finis) Van Lennep I, blz. 118. - Unger 1605-1616 blz. 126. | |
[pagina 805]
| |
DEN GULDEN WINCKEL DER KONSTLIEVENDE NEDERLANDERS, blz. 265: 1. De Vernieuwde Gulden Winckel. Der Kunstlievende Nederlanders. Waer in Den Mensche door Poëtische, Historische en Morale Leeringen, vertoont wort, hoedanigh hy zijn leven, handel ende wandel, zedighlijck, eerbaerlijck en vermakelijck sal overbrengen. Hier is by ghevoeght het Tweede Deel: Waer in 't Welvaren der vereenighde Nederlanden, en de droeve Wtvaert van Henricus de Groote, Coningh van Vranckrijck en Navarre, Etc. Neffens andere stichtelijcke dinghen, den Konst-beminders worden voor oogen ghestelt. Door I.V.V. Alles in aengename maet-Dichten, met Verklaringen in prose gestelt, en met Konst-Platen en Beeldenissen verçiert. ('t Bekende uitgeversmerk van Pers: een ridder met Anagram: Ick strii op sno eerde.) T'Amstelredam, Voor Dirck Pietersz: op 't Water, inde witte Parsse, recht over de Coren-marckt. Anno 1622. 't Sonnet van D. Pietersz. staat hier vóór de Voor-Reden. De voor-reden (van ‘De Drucker’) is veranderd en omgewerkt. De eerste regels luiden: ‘Hier wordt u (geestighe Lief-hebbers en Beminders vande Deugd en Wijsheyd) geopent eene Winckel van Poeetische, of kloeck-versierde Moralische of Zedighlijcke, Philosophische of Wijsgeerige Leeringen, Onderwijsingen, Waerschouwingen, etc, om alsoo u doorluchtighe en aerdige verstanden op te queecken ende porren om het alder-doorluchtighste en heerlijckste te omhelsen enz.’ De voor-reden eindigt in deze uitgave als volgt: ‘Dit boeck is eerst onder de name van Kleyne Werlt bekent geweest, maer is by ons verandert, om dat het selve niet van de Kleyne Werlt, dat is vanden Mensche, maer van eenige toevallen des Menschen handelt, daerom isset daer na op de naem vande Gulden Winckel uytgegeven met nieuwe Dichten, die wy hebben bevonden dat den Liefhebbers aengenaem waren. Doch also die selve geheel uyt verkoft zijn, hebben wy onder yder Beeldenisse eenige Historien of aengename Spreucken gepast, om dese druck so veel behaeghlijcker te maecken, op dat de Leser het eene gelesen hebbende, hem in't ander mach vermaecken. Want het en sal beyde niet sonder nuttigheydt geschieden, vermidts de Dichter dese Rymen also heeft gepast, datse by een yder met vermaeck ende stichtinge konnen gelesen worden: ende soodanigh oogh-wit heeft oock gehadt die de Historiën en Leer-spreucken daer by versamelt heeft: want men sal daer in vinden alle feylen en gebreken aengewesen, en de rechte middelen voorgestelt om tot een deughdigh ende Godsaligh leven te geraken, also dat de Ieughd hier door, als metter hand, na de Deughd en eerbaerheyd sal worden geleyd, en van de ondeughd afgeschrickt. Oock is hier en daer eenige verbeteringe ende vermeerderinge gedaen die in d'eerste druck overgeslagen waren. Des eersten Dichters eere willen wy niet roven, maer prysen zijn vaerdigheyd en konst na de gelegentheyd van dien tijd, en seggen met Alb: Durer, Er hat sein fleyss gethan. Gebruyckt dan dese eerlijcke en leerlijcke Dichten in 't goede, en verwacht hier na wat de konst noch voor den dagh sal brengen.’ D.P. In dit verband zou 't lijken, alsof met de ‘eerste dichter’ Vondel wordt bedoeld. Oorspronkelik sprak Pers van de Franse dichter. Is deze uitgaaf buiten Vondel omgegaan? Als 'n voorbeeld, wat dat voor ‘historiën’ zijn, die nu onder de ‘beeldenissen’ geplaatst zijn, geef ik hier 't proza bijvoegsel van Pers onder prent 7. De rest is zoals in de eerste uitgaaf. ‘Terminus was by den Romeynen een God der schickinge, daermede zy te verstaen gaven, dat alles wat by de Goden gestelt was, vast en onbeweeglick most uytgevoert worden. Hier stelden zy hem oock als een pael tot een seker merck-teecken van hare scheydingen, daermede een yder het zyne worde gegeven. Dat Iupiter daer voor schijnt te vluchten, daermede verstonden zy, dat Iupiter selve onder dese Godt en't Fatum moste buyghen: want de Poëten vertellen dat Iupiter niet en vermochte zynen soon Sarpedon, die met de boeijen van dit Fatum gebonden was, dat is van een harde dood, te verlossen. Want zy versierden vele dingen, en waren daerin oock seer verscheyden van gevoelen. Eenighe gevoelden dat het Fatum hingh aen de macht der Sterren, ander hielden dat het inde nature also gestelt was, en noemden daerom 't natuurlijck Fatum, d'andere dat het niet en kost verandert, maer most gheweldelijck uytghevoert worden, dat noemt men't geweldigh Fatum, Etc. Maer om vele hier van te spreken is onnoodigh, men lese daer van Lipsium in zijn Boecxken vande Stant-vastigheyd in't 18. 19. 20. Capittel. De prenten en bijschriften zijn dezelfde als in de vorige uitgave, maar niet genummerd, alleen zijn prent 16 en 't bijschrift, die in den Gulden Winckel van 1613 op blz. 20 en 21 voorkomen, in deze uitgave weggelaten; dus in 't geheel 73 prenten. Prent 28 (in de eerste druk pr. 29) is nagemaakt. Dit is heel makkelik te zien bijv. aan de stoel. Ook prent 42 (in de eerste druk pr. 43) is nagemaakt. In de eerste druk is bijv. de rechterbovenhoek afgesneden, wat in deze druk bijgewerkt is. 2. Toonneel des Menschelikken levens, Of de Vernieuwde Gulden Winckel. | |
[pagina 806]
| |
t'Aemstel-dam gedrukt bij Cornelis de Bruyn, Voor David van Wesel, Boek-verkooper, opde hoek van de Nieuwe Hoogh-straet, in de groen Segreyne Bybel Anno 1655. Het opschrift van Vondel's gedicht aan z'n zwager is hier veranderd in ‘Inhoudt der Zinrijkste Spreuken’; en de laatste regels, vanaf vs. 85 zijn weggelaten; merkwaardig genoeg juist de verzen voor Abraham de Wolf, met die over de ‘zegen’ van ‘zijne Heyligheyd.’ 3 en 4. Zo zijn er nog 'n paar uitgaven van 1661 en van 1662. Van deze laatste drie uitgaven geldt natuurlik 't zelfde wat over Pascha van 1636 gezegd is. Van Lennep I, blz. 145. - Unger 1605-1616, blz. 129. HYMNVS, OFTE LOF-GESANGH, OVER DE SCHEEPS-VAERT, blz. 427: Poesy 1647 II, 2e druk, blz. 202. 57 Toorts 63 haren borst. 77 in Oorlog en in vrede 105 alle vier hoecken... 226 toorts 275 En blyven op den weg... 325 Spilberg 326 van hare 344 beschaduw 't 361 bemindt
Poëzy 1650, blz. 599. Tietel: Lofzang Van de Zeevaert der Vereenigde Nederlanden. 1 Vereenight Nederlant! 3 met uw 5 Gedoogh 7 Amirael! 8 van het blaeuwe veld 9 Begunstigh mijne reis, 12 Outerplat 13 Toen't... had 14 en ongetemde 22 vreemd 23 met den visch, 24 hunnen disch. 25 der menschen, 26 nootdruft van hun lijf, 27 zich zelve 30 't Geen ons gewest ontbeert,...of... 35 als in haer aenzicht... 37 geschil, of 45 Een ander't ancker.. Hennepzeelen, 55 Dit is wel d'eerste Prins of Koning, 56 houten paert 57 torts 59 voort 61 bekent toch niet de welvaert en den zegen, 62 wort bereickt, 63 achter borst geen punt. 64 Word...., elck reeder wort een vorst, 67 Wier..., hier naer 71 Amsterdam 72 Enckhuizen Haringrijck, kloeck... 73 en Vlissing, wel gelegen 74 door ongebaende wegen. 76 Of allermeest 77 oorlog en in vrede 86 waert was 96 hunne Vorsten 97 En Karel zelf, genoemt de vijfde... 99 Te zijnen tijden... gekent; 100 Wien zelf 102 En andre 103 de Kleefsche 104 Die gansch Europa 105 Maer zelfs... aerde 106 zwaerde; 112 Filippes zijnen zoon, 115 lang 116 fors... 't Spaensch 117 de zoon wel haest 119 slacht het 121 buiten spoor: de Meester 123 De Ridder...t'zijner spijt: 125 Oranje, 126 Spanje; 127 Amsterdam, 128 oft de schilt, 129 Rotterdam, kloeck 132 de Nederlantsche krijgh, 133 tot het leste 134 van Weste, 142 hen vyanden 150 En t' effens 152 In 't Weste 155 Karels zoon alreê 162 Van weerbre 167 Ick zwijg de binne-vaert 171 toe onzen Helt 175 aen mocht zien 182 zee vast zidderen, 183 toen 186 't gansche heir 192 tooneel 197 een gulde neering, 201 die op de zee ervaren 202 van de baren, 203 Sint Peter 204 Uw vliende 205 De hemel 209 Als Draeck... ontdecken, 210 haer vleugels uit gaen recken, 211 En keeren 212 Met zeilen van damast aen Groenwits 't groot paleis, 213 oock beginnen... 215 heeft bestaen, 217 Niet hebben 218 afgunstig hen van Indus vaert 219 Hun yver... de heele rei 220 Der wereltmeters flux, 223 d'Een acht het 224 vreemt, 225 Dat lang voor menige eeuw is 226 Den Indiaen 234 ter hellewaert, 239 gansch 240 ten leste 243 Zal dan de weerelt door geen haven zijn noch strant, 244 Daer dit nieusgierigh volck den handel niet en plant? 245 veel eer, veel eer 247 en wint 256 zijn gulde torts 257 Des zomers..met uitgeworpe 259 Noch kan hier evenwel 260 bevroze kolck 261 Ick zwyge... zou ergens... 262 Uit onze 266 met ope schutjen, 269 terwijle 270 Indus kusten: 272 de kaep of kust 273 voltrecken. 276 dierwaerdig 283 daer vore 291 Castilie... om dat zoo rijck een leen, 293 d'allerzoetste 294 veelerhande 299 ervarenheit, 301 Als Opperamirael, om 't Indische geweste 302 Te stieren met verstant tot ons gemeene beste. 303 toch 304 Ter plaetse 306 gelijck een zoeten regen, 307 met groejen ziet 313 worden stercker, 316 Die uw 317 Zoo ghy 323 van 't een en.... 325 Barentzoon, Spilberg, 326 Heemskerck... van hunne... 328 hemellucht 330 Amirael 332 Het zy hy speelen... 336 Een liefelijcke lucht de vlaggen... | |
[pagina 807]
| |
339 Leghtwinden(roeptze)leght; 345 aen de strand, 348 't lage land 350 zijn vryheit 351 Zijn palen 353 O hoofttack van Oranje! 354 O groote... van Spanje! 356 uw leven 357 uw vroomheit 358 Kroon der Engelschen.. 361 u bemindt, 362 Uw Bondgenoodtschap 363 d'Uitheemschen 365 De tulbanddrager... 370 en waert 371 op goude 373 Wat baet het, 375 te lager 377 De straf 381 uw kroonen wech, uw purpre 388 uw gout 394 Maer 't schip der ziele men geheel... 395 uw schatten 397 een zekre rent, 398 der vrome 399 na al dit 400 Na al dit 403 Vergunme... aller dingen! Geen ondertekening. Poëzy II, 3e druk 1660, blz. 214 heeft enige verschillen met 1647, die natuurlik van geen belang zijn. Brandt heeft, Poëzy 1682 II, blz. 627 onder ‘Oude Rymen’ de tekst van 1650 gebruikt, behalve onbeduidende verschillen. Onder 't gedicht staat 't jaartal MDCXIII. Van Lennep I blz. 132. - Unger 1605-1616 blz. 287.
HYMNUS OF LOFZANGH VANDE CHRISTELYCKE RIDDER, blz. 446: Poëzy 1660, blz. 523. 2 oorlogshelden, 85 onder d'oogen 126 Den weerklank 138 uw zoet 160 u vry's Geests... 167 Ontzeg 's Geest 181 Laast 237 uw hoop 276 Met dezen Lauwrenkrans,
Poëzy 1682 II, blz. 643, onder ‘Oude Rymen’. Tietel: Lofzang van den Kristelyken Ridder. 3 Dien, 8 de dappre 17 geberght 18 slaghoorden 19 elkander 24 de sterren 35 vierigh 38 te langh in 43 oorlogh 47 des steile 56 't beproef geloof, 59 Dit zwaert 78 aenschouw, aenschouw dien Ridder 85 onder d'oogen 88 inde spiegels 90 Haer ploirok 94 Juffrouw sleets 107 marmersteen 128 weelde 135 der vergoden schaer 138 uw zoet 139 zijt gy schoon.... elend: 141 Uw eer 142 geeft gy niet 149 uw duivels 159 gaet u aen? 168 schoonheit werd, 171 zijt gy daer, 181 Laest 182 en dood het 215 dien zelven geest 223 't zijner tijd 227 drie 237 hoop 254 ouw slang!... uw hielen 270 medebroeders 276 Met den laurieren krans, 277 de banier 283 't hart met Van Lennep II, blz. 100. - Unger 1618-1620 blz. 340.
ZEDIGH GEDICHT, blz. 459: Poesy 1647 II, blz. 138. Tietel: Zeede-dichten. 1 na hooge 2 Na eer en tytels 10 glans.... aengedaen? 11 vooren. 14 Met wolcken zyn omringt van grooter majesteyt, 16 druck, en ellendigheyt. 17 al schijntz' een zon.... 18 achter deze regel geen komma. 21 De scepter 27 onderworpen staen 28 lichtlijck 39 veel, 40 streng gerecht 50 Vaer wel...., vaer wel myn 51 aenbidden op myn 56 Koning 59 wat wilt gy 61 verdurven lusten 64 En sonder wil 65 Koninckrijck 66 hem 't geen hy in Gode socht, 67 Door uytgaen 68 achter heel geen komma. 71 moeten erven, 72 na 't gemoedt, 75 En lieft u Vryheit, dan wort gy als uytverkooren,
Poesy 1647 II, 2e druk blz. 138. 't Zelfde als de eerste druk van 1647, behoudens onbeduidende verschillen. Poëzy 1650, blz 584, onder ‘Oude Rymen.’ Tietel: Zededicht. 1 na hooge 2 Na eer en tytels glans, na myter.... 4 Elck wil gelijck een Godt 5 Indien dit..., ick woud'er oock na streven, 6 Om ampt hy Vorst of Graef of Koning te bekleên: 7 dit heil 8 Versmade in eer en staet, en acht.... 10 aengedaen, 11 vooren? 13 ick laet het 14 Met wolcken zijn omringt van eere en majesteit, 16 Is niet dan slaverny,..., en ellendigheit. 17 al schijntze een zon.... 18 Is hun.... en purpre draght | |
[pagina 808]
| |
19 Hun dient tot ongemack:.... 20 Hun 't harte.... van zorge 22 onder hun gebiet. 26 de volcken 27 onderworpen staen 28 lichtlijck 29 hun edick 30 hun honger 31 hun in de dromen 32 iemant naer de kroon, of naer hun.... 35 Van buiten dienen zy des vyants 37 Zoo hun de zegen mist van hoogh gebore zoonen, 39 veel,.... kroonen 40 ten leste 43 Hun innerlijck 44 Behalve datze op 't lest... blom 45 hun palleizen, 46 hun poorten 50 Vaer wel...., vaer wel mijn 51 aenbidden op, 56 Koning 58 alleropperst 59 wilt ghy schooners 61 verdurven lusten 62 over hen 64 En buiten 's hemels wil niet anders.... 65 Koningkrijck 66 in Gode 67 Door uytgaen van zich zelf,.... zich zelf 68 geen komma achter heel 69 onwettigh 70 men dael 72 na 'et gemoedt. 73 Verlies 75 En uwe Vryheit lieft. zoo wort ghy uitverkoren, 76 tot zulck een Poëzy 1660, blz. 150, heeft enige verschillen met 1647, die van geen belang zijn. Ondertekening alleen ‘Over veel jaren gerijmt.’ Brandt heeft, Poëzy 1682 II, blz. 609, onder ‘Oude Rymen,’ de tekst van 1650 gebruikt, behalve onbeduidende verschillen. Geen ondertekening. Van Lennep I, blz. 763. - Unger 1621-1625 blz. 24.
UYTBREYDING OVER DEN 19 PSALM DAVIDS, blz. 464: Poesy 1647 II, 2e druk, blz. 141. Verschilt behalve kleinigheden niet met de eerste druk van 1647 (zie blz. 795). Regel 5 staat hier wel in. Poëzy 1650, blz. 586 (zie blz. 795) onder ‘Oude Rymen’. Poëzy 1660, blz. 153. Verschilt behalve kleinigheden niet met de druk van 1647. Ondertekening alleen: Over veel jaren gedicht. Brandt heeft, Poëzy 1682 II, blz. 612, onder ‘Oude Rymen’, de tekst van 1650 gebruikt, behalve onbeduidende verschillen. Van Lennep II, blz. 150. - Unger 1621-1625, blz. 28.
SONNET, blz. 472: Iephthahs ende zyn Eenighe Dochters trevr-spel. Voor Josephus van der Nave.... t'Amsterdam, Anno 1628. Geen verschillen van betekenis met de eerste uitgave; maar blijkbaar buiten Vondel opnieuw uitgegeven, zoals te zien is uit de bedorven 6e regel: Droef schouw-spel ons vernieuwt, ende 't Maeghdelijcke bloed
Poesy 1644, blz. 65.
Tietel: Op het treurspel van Ieptha.
Evripides deed lang den Griexschen schouwburg weenen,
Toen Iphigenia bebloede zijn tooneel,
En, als een schoone bloem, van haren groenen steel
Gemaait, ter neder viel, gelijck een schim verdwenen.
5[regelnummer]
Dees dichter doet niet min, wanneer hy met zijn steenen
Het treurspel ons ververscht, en 't maaghdelijcke bloet
Van Iepthaes eenigh kint vergiet, gelijk een vloet;
Dan sterft het al met haar: dan bersten schier de steenen.
Zoo wort een oude daat vergetelheit onttogen,
10[regelnummer]
En levend op een nieuw gestelt voor ieders oogen.
Zoo wort een uitheemsch stuk met Duitsche stof bekleet.
Treurspeler, o ghy hebt ons teder hart verraden.
De roos van ieder wang met tranen hing geladen,
Als ghy dat schoone hooft van 't witte lichaam sneet.
Poëzy 1650, blz. 62. Dezelfde tekst als 1644 behalve: 5 De dichter 9 vergetenisse onttogen, 10 En levende 11 Zoo wort het out Hebreeusch met Duitsche stof bekleet. 13 ieders wang Poëzy 1682 I, blz. 296, de tekst van 1650. Van Lennep II, blz. 334. - Unger 1605-1616, blz. 301.
DE VADEREN, blz. 473: Zacharias Heyns heeft de hele Seconde Sepmaine vertaald, maar 't gedicht van Abrahams Offerhande, heeft ie eenvoudig overgenomen van Vondel, natuurlik zonder voorwerk en de | |
[pagina 809]
| |
andere bijvoegsels. De tietel is: Twede weke Van den Edelen Geest-rijcken Willem van Saluste, heere van Bartas. Tot Zwol Anno 1621 (Vondel's verzen staan blz. 324-344). Voor Vondel's verzen is deze uitgaaf verder van geen belang. Van Lennep I, blz. 319. - Unger 1605-1616, blz. 303.
Wel zijn er nog verdere uitgaven van 't volgende:
KLINCK-VEERS, OVER ABRAHAMS OFFERHANDE, blz. 476: Poesy 1647 II, 2e druk, blz. 168. Deze uitgave is voor ons van weinig belang. Poëzy 1650 blz. 71.
Tietel: Op Abrahams Offerhande.
d'Aertsvader leit zijn' zoon, de hoop van zoo veel zielen,
Den bergh gewilligh op, op dat hy 't eenigh pant
Hier offere voor Godt, en overgeef ten brant.
Hij bint hem d'armen vast, en laet het jongske knielen.
5[regelnummer]
De Liefde ontvonckt het vier, om 't offer te vernielen,
't Geloove houdt het lam gebonden bij den bant.
De Hoop geeft Abram 't zwaert in zijne rechte hant.
De Doot is al gereet om Isacks bloet te grielen:
Maer d'Engel, die met lust om 's vromen leger waeckt,
10[regelnummer]
Den wreeden slagh belet, het bloedigh schouwspel staeckt
Van vader en van zoon, twee onbestorve harten.
Natuur van verre zagh het schricklijck treurspel aen,
En riep: o sterck Geloof, wat durftghe niet bestaen!
Een vader slaght zijn kint, en durf de Doot uittarten.
Poëzy 1660, blz. 182. Ook deze uitgave is voor ons van weinig belang. Poëzy 1682 I, blz. 305. Voor deze uitgave is de tekst van 1650 gebruikt. Van Lennep I blz. 321. - Unger 1605-1616, blz. 306.
VORSTELIICKE WARANDE DER DIEREN, blz. 498: Tijdens Vondel's leven is geen enkele verdere uitgave bekend. Van Lennep I, blz. 389. - Unger 1617 (geheel).
JAERZANG, blz. 768: Poesy 1647 II, (beide drukken), blz. 151. Deze uitgave heeft 'n andere tekst, als die van 1618, dezelfde als Vondel's nieuwe tekst van 1650 met enige verschillen; 't blijkt dus dat Vondel al vroeger de tekst gewijzigd had. Verschillen van 1647 met 1650: 1 Nu zegt 2 Want 't is.... en waer. 3 Moises 4 Hier schijnt genaad' 5 den dag 7 der verlossing 8 Kristen vromen. 9 predick en bazuin 13 Des herten 14 des duyvels uit. 21 Besnijdt 23 kiest voor den dooden 24 En leeft hoe langs, hoe 25 Hier toe Gods zoon, nu opgeweckt, Poëzy 1650, blz. 554.
Tietel: Jaerzang, Op den toon: Van den negenden Psalm.
Nu zegh vaer wel aan 't oude jaer,
Dat is in Kristus nieuw: want waer
De strenge Moses derft zijn klaerheit,
Daer schijnt genade en enkle waerheit.
't Is nu de dagh der zaligheit;
Die Godt zijn volck heeft toegezeit.
't Jaer der verlossinge is gekomen.
Feesteert en juight nu, Kriste vromen.
Men predicke en bazuine alom
Het troostrijck Euangeliom.
Der zonden duistren zielenkercker
Is overweldight van een' stercker.
Des harten ooren opensluit,
En gaet het rijck des afgronts uit.
Treck uit, die lust te zijn ontbonden,
Den rock des vleesch, en 't juck der zonden.
Want ziet in Kristus gelt gewis
Noch voorhuit, noch besnijdenis;
Maer een vernieuwt gemoedt waerachtigh,
En sterck geloof, door liefde krachtigh.
Besny dan 't vleesch niet, maer uw hart,
En een verborgen Jode wert.
Den geest kies voor de doode letter,
En leef hoe langer onbesmetter.
Godts zoon, nu hierom opgeweckt,
Een heilig levend voorbeelt streckt.
Hierom heeft Kristus vroegh geleden,
En is op d'achtsten dagh besneden.
Poëzy 1660, blz. 164. Dezelfde tekst als van 1647. Poëzy 1682 II, blz, 496. Dezelfde tekst als van 1650. Van Lennep I blz. 303 - Unger 1621-1625 blz. 10. | |
[pagina 810]
| |
HEMELVAERTZANG, blz. 770: 't Kleyn Hoorns-Liet-Boeck van 1644, blz. 78 (twee verschillende uitgevers, Pieter Sacharijasen en Ian Iansz Duetel, maar 't boekje is gelijk) heeft de oude tekst van 1618; geen verschillen van belang. De uitgave van 1657 bij Pieter Sacharijasz heeft nog dezelfde tekst als van 1644. (Deze lied-boekjes hebben alleen Vondel's Hemelvaertzang en 2e Pinxterzang). Poesy 1647 II, (beide drukken) blz. 148. Evenals bij de Jaerzang is hier de veranderde tekst van Vondel van 1650, maar met de volgende verschillen: 1 Kristen scharen, 4 d'hoogste plaats. 9 Doet oopen 10 En baant 12 En zaaligt ons door uw naams lof en prijs. 13 ontsterflijk 18 Aanziet u Kerck 19 verstrooit kent anders troost noch hooft. 21 Zoo mach sy 22 noch werelt raaken. 24 haar lieve De 2e druk heeft vs. 13 onsterflijk. Poëzy 1650, blz. 532.
Hemelvaertzang,
Op den toon: Van den achtsten Psalm. Maeckt hantgeklap, en juicht ghy Kriste scharen.
Ziet Hemelwaert op zijn triomf koets varen,
Die onlangs daelde in 't Graf, na zoo veel smaets,
En heerlijck nu gaet nemen d'opper plaets.
5[regelnummer]
Klim op, klim op, ghy Godts en 'smenschen zoone.
Versmae het kruis, de speer, de doorne kroone,
En 't boos geslacht, dat met een grimmigh oogh
Ontzinnigh U in 't heiligh aenschijn spoogh.
Nu open ons uw vreugdenrijcke troonen,
10[regelnummer]
En baen het padt ten leven Adams zoonen.
Ontsluit ons weêr 't geslote Paradijs;
En zaeligh ons genadigh, u ten prijs.
Hoogh Priester, die onsterflijck zijt bevonden,
En hebt uw bloet gestort voor 's weerelts zonden,
15[regelnummer]
Klim op, klim op, in 't alderheilighst koor.
Gods strengheit komt met uw verdiensten voor.
O die van Godt gezalft zijt tot een Koning!
Aenzie uw Kerck uw Bruidt uit 's hemels wooning,
Die hier verstroit u aenroept als haer hooft.
20[regelnummer]
Zendt haer den Geest en Trouwring, lang belooft.
Zoo maghze steets in 's Bruigoms liefde blaecken,
Zoo magh haer kroon noch zond noch weerelt schaken.
Zoo blijft haer liefd' veel stercker als de doot:
En erft ten loon haer lieven minnaers schoot.
Poëzy 1660, blz. 160. Behalve enige onbelangrijke verschillen dezelfde tekst als van 1647. Poëzy 1682 II, blz. 499. Dezelfde tekst als van 1650. Van Lennep I, blz. 304 - Unger 1621-1625, blz. 6.
PINXTERZANG, blz. 772: Poesy 1647 II, (beide drukken) blz. 150. Evenals bij de twee vorige gedichten is dit dezelfde tekst als van 1650 met enige verschillen. 3 Eendrachtiglijck 5 die belooft 6 Haar was van Godt den Vaader. 7 Als snellijck 12 den vyer haar 13 De Twaalven 26 Prophety 27 vervulden: 30 Nam op hem 31 Den Haamer Gods hier sprack 32 De steene harten brack. Poëzy 1650, blz. 553.
Pinxterzang.
Op de Wijze Van Mariaes Lofzang. Na Kristus Hemelvaert
d'Apostelen vergaert
Eendraghtelijck te gader.
Verwachten voor haer hooft
5[regelnummer]
Den Trooster, hun belooft
Van Godt den lieven vader.
De Pinxterfeest verscheen
Als schielijck viel beneên
De Geest, daer elck op hoopte,
10[regelnummer]
Die, als een wints gedruis
Terstont vervulde 't huis,
En met een vier hen doopte.
| |
[pagina 811]
| |
De Twaelve zaghmen hier
Omscheenen met een vier,
15[regelnummer]
Omstraelt met vierige tongen,
Haer sprake zonder tolck
Verbaesde 't uitheemsch volck,
Van alsins ingedrongen.
O wonder is 't, zeght d'een,
20[regelnummer]
Dat die van Galileen
Als 's weerelts talen konnen.
Een ander zeght: zy zijn
Verzopen in den wijn,
En van den dranck verwonnen.
25[regelnummer]
Neen, neen, roept Cefas bly,
't Is Jöels Profecy,
Die Godt aen ons vervulde,
Ten ende Jakobs huis,
Wert kondigh wie aen 't kruis
30[regelnummer]
Op zich nam 's weerelts schulden.
Godts hamer brack gedweê
Het steenen hart in tweê.
Wy zijn vol schult bevonden
Aen 's Heeren bloet. wat raet?
35[regelnummer]
Elck een, zeght Peter, laet,
Afwasschen al zijn zonden.
Drie duizent zielen daer
Boetvaerdigh wonderbaer,
Zich Kristus niet en schamen.
40[regelnummer]
Zy volgen Jesus wet,
Zy waecken in 't gebedt,
En zijn een ziel te zamen.
Poëzy 1660, blz. 162. Dezelfde tekst als van 1647, behalve onbeduidende verschillen. Poëzy 1682 II, blz. 501. De tekst van 1650 behalve enige onbetekenende verschillen. Van Lennep I blz. 306 - Unger 1621-1625 blz. 8.
PINXTERZANG, blz. 774. 't Kleyn Hoorns-Liet-Boeck 1644, blz. 80 (zie bij Hemelvaertzang blz. 810) heeft de oude tekst van 1618. 't Kleyn Hoorns-Liet-Boeck 1657, blz. 80, ook nog de oude tekst van 1618. Poesy 1647, II, (beide drukken), blz. 149. Evenals bij de drie vorige gedichten is dit dezelfde tekst als van 1650 met enige onbelangrijke verschillen. In de Tietel: Op de stem, 2 zeegent 4 brengt 5 brengt 6 neemt 7 Geest Gods maakt 9 O vinger Gods, die 't 10 wacker wert: 17 Komt 21 Komt.... steek 25 doch meê, 26 De, zielen-schipGa naar voetnoot* 27 Op dat zy, 28 Landt in 't beloofde Canaan. I.v.V. Poëzy 1650, blz. 552.
Pinxterzang.
Op de Wijze van den C. Psalm. Kom, kom, ô driemael Heilge Geest,
Ay zegen onze Pinxterfeest.
Komt tortelduif van 's hemels dack,
En breng ons den Olyventack.
5[regelnummer]
Vertrooster, breng ons Kristus vrêe,
En neem in ons geweten stê.
O Geest, maeck onzen geest gewis
Dat Godt ons aller Vader is.
Godts vinger, die het steenen hert,
10[regelnummer]
Vermorsselt dat het weker wert,
En Kristus wet, die eeuwigh blijft,
In ons gemoedt en zinnen schrijft:
O ghy, die onbegrijplijck zyt,
Ons hert tot uwen tempel wydt:
15[regelnummer]
Die onze inwendigheit herschept,
En lust by ons te woonen hebt.
Kom Hemeldauw en overstort
't Gemoedt, onvruchtbaer, en verdort.
O stroom des levens! ô fontein!
20[regelnummer]
Bevochtigh ons, en maeck ons rein.
Kom, godlijck vier, en steeckt voortaen
Ons koude Ziel met yver aen.
Kom heiligh vier, verteert, verslint
Al wat in ons noch 't vleesch bemint.
25[regelnummer]
Ghy windt des Heeren leidt toch mê
Der zielen schip in 's weerelts zee,
Op datze vry van schipbreuck dan
Belande in 't hemelsch Kanäan.
Poëzy 1660, blz. 161. De tekst van 1647. Poëzy 1682 II, blz. 500. De tekst van 1650, behalve enige verschillen. Van Lennep I, blz. 305. - Unger 1621-1625, blz. 7.
OP HANS DE RIES, blz. 776: Poesy 1647 II, (beide drukken) blz. 68. 1 Uit 't weesen
3 Die van sijn wiege,
Poëzy 1650, blz. 484. 3 En van zijn wiege, tot den...
Poëzy 1660, blz. 72. 't Zelfde als 1647. Poëzy 1682 I, blz. 577. 't Zelfde als 1650. Van Lennep niet - Unger 1621-1625, blz. 49. | |
[pagina 812]
| |
OP LUBBERT GERRITSZ, blz. 777: Poesy 1647 II, (beide drukken) blz. 68. 1 Gy Christe Wormkens, 2 Dryheyd 5 vyerig een halv'eeuw 6 Christus Poëzy 1650, blz. 483. 1 Ghy Kriste Wormkens, 2 Dryheit 4 hy zelfs 5 vyerigh een halv'eeuw 6 En Christus.... won, door onverganklijck Poëzy 1660, blz. 71. 't Zelfde als 1647 Poëzy 1682 I, blz. 577. 't Zelfde als 1650 behalve vers 2 Dryheits Van Lennep niet - Unger 1621-1625, blz. 50.
ANAGRAMMA, blz. 778: Dit is na de oorspronkelike uitgaaf nergens herdrukt.
KLINCKERT OP SCHOUTEN, blz. 778: Verscheide gedichten 1644, blz. 73. Lof van Willem Cornelissen Schouten, die eerst de Straat van Le Maire ontdeckte. 1 Toen over 2 Hoe Schouten om den kloot der weerelt was gegaan, 3 Niet als zijn ouder door 5 mijn waterkrans 6 De Draak spoogh vier, en vlam. 7 Verbaast, uit wangeloof: van Noort sprak: nu welaan, 8 Dit 's.... om naar 9 En Spilbergh alzoo ras dees Maar hem quam verrassen, 11 vaar wel, 12 En Spilbergh die uw eer te water wout bewaren; 13 't Is uit: want Schouten is ons nu voorby gevaren. Poëzy 1650, blz. 69. Dezelfde tekst als van 1644, behalve: in de tietel: Cornelisz 4 daer niemant voer te voren; Poëzy 1682 I, blz. 303. Dezelfde tekst als van 1650. Van Lennep I, blz. 776; - Unger 1618-1620 blz. 11.
SVR L'ADMIRABLE NAVIGATION DE GVILLAVME SCHOVTEN, blz. 780: Dit gedicht was voor 't eerst herdrukt door Mr. A.D. de Vries en J.H.W. Unger in Oud-Holland I (1883), blz. 21. Van Lennep niet. - Unger 1618-1620 blz. 22.
DE BRVILOFT VAN HINLOPEN, blz. 781: Poëzy 1650, blz. 351. 15 heimlijck 28 huwlijck 47 Gewillighlijck 67 d'Onsterflijckheit 77 Zoo sprack zy, en verbont terstont deze echtgenoten, 78 Als ick de bruiloftzael zagh in't verschiet ontsloten. Poëzy 1682 I, blz. 641. Dezelfde tekst als van 1650. Van Lennep IV blz. 154 - Unger 1618-1620 blz. 6.
HUWELIJCKS LOF, blz. 785: Verscheide Gedichten 1644, blz. 255.
Huwelix lof.
I.
Lof, lof sy dees Godinne,
Die daeghlix 't een geslaght aan 't ander strengelt,
En niet door geile minne
Als Venus dee het bloed der wulpschen mengelt:
5[regelnummer]
Maar redelijck en sedelijck
Kan door haar kracht beweegen,
Die Min verachten, en wettelijck betrachten
's Hemels segen.
II.
O voestervrouw der vroomen,
10[regelnummer]
Door u is 't dat den oudren word gegeven
Met juiching uitgenomen
In 't darde lit hun blyschap te beleven:
| |
[pagina 813]
| |
Dat uit hun' struick verrijst het puick
Der rancken, elck om 't brave,
15[regelnummer]
Die noch op heden verwecken d'overleden
Vit den grave.
III.
Wat waar 't, rampsaligh mensche,
Indienge most uw lieve weerga derven?
Al hadge 'sharten wensche
20[regelnummer]
In eensaamheid ghy quijnend heen soud sterven.
De goude torts des daaghs sou korts
Vergeefs op onse daken
Soo helder lichten, nocht menschen aangesichten
Meer vermaken.
IV.
25[regelnummer]
Of soome' in Huwlix stede
Voor Venus smoockte alleen met wierroock vieren,
De menschelijcke sede
Waar haast gelijck den aart der wilde dieren,
En elck sou boos en wetteloos
30[regelnummer]
Vw kercken gaan ontwyen,
Nu vranck en veiligh betreden van die heiligh
Willen vryen.
V.
Lof, lof sy dees Godinne,
Die in haar stoel soo heerlijck sit bepeerelt,
35[regelnummer]
En als een keiserinne
Den scepter draaght van 't reedlijckst deel der weereld.
Lang duur uw Rijck. vrouw Huwelijck,
Groot werde uw heerschappye.
Eer lange doetse ontsien ons Tegenvoetse,
40[regelnummer]
Vw partye.
Poëzy 1650, blz. 354. Dezelfde tekst als 1644, behalve vers 2 daeghlijx. De Nieuwe Haagsche Nachtegaal, 't Amsterdam; Uyt de Boekwinkel van Ian van Duisberg, in de Stilsteeg. Anno 1659, blz. 115. Deze uitgave heeft dezelfde tekst als Poesy 1644, behalve de volgende verschillen: Huwelyx Lof. Toon: Si tanto gratiosa; vs. 7 wettlijk; vs. 23 noch; vs. 25 in's Huwlijx; vs. 33 Goddinne; vs. 37 duure; vs. 38 u; ondertekening: I.v. Vondelen. De volgende uitgave van 1661, uitgegeven bij Broer Iansz. Bouman, Boeck-verkooper op't Water by de Nieuwe Brugh in't Vlieboot, blz. 29. Dezelfde tekst als 1659 met onbeduidende verschillen, maar zonder ondertekening. Poëzy 1682 I, blz. 644, Dezelfde tekst als 1650. Van Lennep IV, blz. 156 - Unger 1618-1620 blz. 9.
OP EEN TROUWPENNINGK blz. 788: Brandt heeft 't onder ‘Oude rymen.’ Van Lennep II, blz. 195 - Unger 1621-1625 blz. 338.
OP DE IONGHSTE HOLLANTSCHE TRANSFORMATIE, blz. 789: De afgebeelde prent met de tekst is naar de oorspronkelike prent in 't Vondelmuseum te Amsterdam. Deze prent staat niet opgegeven in Unger's Bibliographie. De prent die hij opgeeft als de oudste op nr. 738, is waarschijnlik jonger. Die van nr. 738 (met de tekst) is afgebeeld in P. Leendertz Jr.: Het Leven van Vondel blz. 106. De afwijkingen van deze laatste zijn: vs. 4 geleyt met y; vs. 8 achter Bezam geen komma, en vs. 11 't beginwoord Fn met F. In de uitgave Unger 739, die door hem (in het deel 1618-1620) is afgedrukt onder den tietel Hollantsche Transformatie, staat in vs. 8 Beza en vs. 12 achter reên 'n punt. Hieruit en uit de tekstverschillen onder de volgende prenten blijkt, dat de tekst telkens afzonderlik gezet werd. In 't Vondelmuseum zijn nog verschillende afdrukken van de prent alle in Folio, met enige verschillen in de tekst, wat spelling of letters betreft, die van geen belang zijn. | |
[pagina 814]
| |
Er zijn er 'n paar met 't opschrift: Hollantsche Transformatie; ook enige met 't opschrift: Op de waeg-schael, en de tekst is dan weer in twee dan weer in drie kolommen gedrukt. Eén is er (op 't Vondelmuseum) met 't opschrift: Op de weeg-schaal, waar nog twee regels bijgevoegd zijn, die duidelik verraden dat ze van 'n tegenstander der Arminianen afkomstig zijn. Want de Arminianen werden beschuldigd Pelagianen en Socinianen te zijn, en aanhangers van de katolieke leer van kardinaal Bellarminus: Oock PELAEGS leer BELLARMIJNS
En de Kettery Socijns.
Met de ondertekening: E. Israels. Verder is de tekst te vinden in Poesy 1647 beide drukken, en Poëzy 1660, alle drie blz. 4 met de tietel: Op de Weeghschael van Hollandt. Opmerkelike afwijkingen in deze drie zijn: vs. 9 Leid, en vooral vs. 12 Reen: (met dubbele punt). In Vondel's uitgaaf Poëzy 1650 staat dit gedicht niet. Poëzy 1682, II blz. 167, met 't jaartal MDCXVIII. Van Lennep II blz. 567 - Unger 1618-1620, blz. 12.
OP BRERO, blz. 792: Boertigh, Amoreus, en Aendachtigh Groot Lied-boeck 1622, van G.A. Brederode, Amsteldammer. t'Amstelredam, Voor Cornelis Lodewijcksz: van der Plasse,.... 1622. In 't voorwerk, naast Breero's portret, beneden aan de linkerkant. Behalve spellingverschillen gelijk aan de tekst van 1619, alleen vs. 2 ginck Verscheide Gedichten 1644, blz. 320. Op Brero.
Hier rust Brero, heen gereist,
Daar de boot geen veergelt eischt,
Van den geest, die met zijn kluchten
Holp aan 't lachen, al die zuchten.
Poëzy 1650, blz. 472. Dezelfde tekst als 1644. Poëzy 1682 II, blz. 80. Dezelfde tekst als 1644. Van Lennep I blz. 660 - Unger 1618-1620, blz. 5.
GEBEDT, blz. 792: Van Lennep II blz. 120 - Unger 1621-1625 blz. 5. |
|