De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 770]
| |
Hemelvaertzangaant.aant.aant.Ga naar voetnoot*Op de wijse:
Van den viij. Psalm Davids. O onsen God en Heer seer hooch gepresen. Verblijdt u t'saem en juycht ghy Christen scharen,
Siet Hemel-waert u Vorst end' Heylant varen,
Die onlangs daeld' in't graf na soo veel smaets,
En heerlijck nu gaet nemen d'hoochste plaets.
2
5[regelnummer]
Klimt op, klimt op, ghy Godt end 'smenschen sone!
Versmadet kruys, de speer, de doorne kroone,Ga naar voetnoot6
Ent boos gheslacht dat met een grimmich ooch
Ontsinnich u int heylich aenschijn spooch.Ga naar voetnoot8
3
Doet open ons u glory-rijcke troonen:
10[regelnummer]
En baent den pat ten leven Adams sonen,Ga naar voetnoot10
Ontsluyt ons weer 'tgesloten Paradijs,
Salicht u volck tot uws naems lof end prijs.
4
Hooch-priester die onstraflijck zijt bevonden,Ga naar voetnoot13
En hebt u bloet ghestort voor 'swerelts sonden,
15[regelnummer]
Klimt op, klimt op, in't alderheylichst Choor:Ga naar voetnoot15
Godts strengheydt komt met u verdiensten voor.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 771]
| |
5
O die van Godt ghesalft zijt tot een Coning,
Aensiet u Kerck, u Bruyt uyt 'sHemels wooning,
Die hier verstroyt kent ander troost, noch Hooft.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Send haer den geest end trourinck lang belooft.Ga naar voetnoot20
6
Soo mach sy steeds in 'sBruyd'goms liefde blaken,
Soo mach haer kroon noch sond', noch werelt schaken,Ga naar voetnoot22
Soo blijft haer liefd' veel stercker als de doot,
En erft te loon haers lieven minnaers schoot.
|
|