De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 145]
| |
De iaght van Cupidoaant.aant.aant.Ga naar voetnoot*In het zoetste vanden tijd
Als Zephyrus Flora vrijd,Ga naar voetnoot2
Als Phoebus met helder stralen
Taurus snel gingh achterhalen,Ga naar voetnoot3-4
5[regelnummer]
Quam Cupido Venus zoonGa naar voetnoot5
S'morghens tot sijns Moeders throon,
Eer Tithons Bruyt met verlanghenGa naar voetnoot7
Verthoond haar bloeyende wanghen.
Venus lagh in ruste zoet
10[regelnummer]
Die door Lethes wert ghevoed:Ga naar voetnoot10
Cupido met heusscher sprakenGa naar voetnoot11
Onverziens haar deed ontwaken,
Moeder riep hy slaapt ghy zaght:
K' neem oorlof ick ga ter Iaght.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Zy ontsprangh en goedertierighGa naar voetnoot15
Schoof op haar gordijnkens chierigh:Ga naar voetnoot16
Wel sprack zy mijn zone waart,Ga naar voetnoot17
Aanvanght ghy uwe dagh vaart?
Ick wensch u kracht zoo vermeere
20[regelnummer]
Dat niemant u pijlen keere,
Keert in tijts tot mijn paleys,
Fortuyn bejonstigh u reys.
Floecx heeft zich Cupido waardigh
Tot de Iaght snel ghemaackt vaardigh,
| |
[pagina 146]
| |
25[regelnummer]
Niet als Adonis beangstGa naar voetnoot25
Om der wilder dieren vangst,
Maar om Hemel en aard' tranigh
Zich te maken onderdanigh,
Hy streelde zijn hayr vergult,
30[regelnummer]
Zijnen koker hy vervult
Met zijn pijlen, twreed bezuren,Ga naar voetnoot31
Doch verscheyden van naturen,
Waar meed hy zonder gheschilGa naar voetnoot33
De Minnaars pijnt naar zijn wil,
35[regelnummer]
Hy ontsloegh zijn wacker vlerckenGa naar voetnoot35
Om zijn krachten te doen wercken:
Eer hy toeghemaackt vol ionst
Was door der Charites konst,Ga naar voetnoot37-38
Zagh hy swerrelts lamp verschijnen
40[regelnummer]
Dies hy tot de reys ging pijnen,Ga naar voetnoot40
Aura end' Zephyrus beyd'Ga naar voetnoot41
Speurend' dat hy was bereyd,
Als voor-boden gingen zweven,
Beecxkens, bladren deden beven,
45[regelnummer]
Cupido haar volgde snel
Om spelen t'gewoonlijck spel:
Beyde menschen ende GodenGa naar voetnoot47
Haast vernamen door dees bodenGa naar voetnoot48
Wat quale haar overvielGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Tot beroeringh van haar ziel:
Maar eer zy conden ontvluchten
Desen schutter (t'pijnlijck zuchten)Ga naar voetnoot52
Werden zy in korter stond
Van zijn pijlen wreed doorwond,
55[regelnummer]
Ghelijck t'nachtegaalken jueghdigh
| |
[pagina 147]
| |
't Welck in t'quinckeleren vrueghdigh
Onversins zich vint bezet,
In des voglaars listigh net:
Alzoo dees vrye in ordenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Moesten liefdes slaven worden:
Iupiter uyt den Olimp
Die voormaals met spot en schimp
Desen Iager gingh begecken,
Most nu liefdes keten trecken:
65[regelnummer]
Appollo, en Pluto, rijck,Ga naar voetnoot65
Mercurius vol practijck,Ga naar voetnoot66
t'Most al onder zijn jock buyghen:
Mars most Venus borsten zuyghen,Ga naar voetnoot68
Niet de rechter borst vol wijn
70[regelnummer]
Maar de slincke vol fenijn:Ga naar voetnoot69-70
Lyaeus voor zyn zoete druyvenGa naar voetnoot71
Most nu liefdes spyze kluyven:
't Kind hielt d'overhand int'perck
Over menschen, Goden sterck,
75[regelnummer]
Vingh en schoot stadigh vol qualen,
t'Waar te lange om verhalen:
En ghelijck t'vermoeyde hert
d'Welck in stricken is verwert,Ga naar voetnoot78
En s'Iaghers list is beproevigh,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Schreydet bitter tranen droevigh,Ga naar voetnoot80
Alzoo oock met tranen elck
Most vervullen Venus kelck:
Desen Schutter naar zijn wenschen
Trefte Goden ende menschen.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Den tijd die (steeds onvermoeyd)
Ghedurigh voort-vaart en spoeyd
Liet Hesperus zien ter wylenGa naar voetnoot87
| |
[pagina 148]
| |
Cupido verschoot zijn pijlen,
d'Avond deckte s'werelts oogh:
90[regelnummer]
D'weeldigh kint naar Paphos vloogh,
Om zijn Moeder te verzellen,Ga naar voetnoot90-91
En zijn avonthuur vertellen,
Als Venus haar kind vernam
Zy hem in haar armen nam,
95[regelnummer]
Zijn komste was haar vermaacklijck,
Schonck hem mild den Nectar smaacklijck,
Tot dat hun den zoeten nacht
Stillekens in ruste bracht.
I.V. VONDELLEN
Liefd' verwinnet al.
|
|