Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdWanen.Het Noordse pantheon kent naast de Asen een tweede, kleine groep goden, de Wanen, met als vertegenwoordigers onder de Asen »Njord, zijn zoon »Freyr en zijn dochter »Freyja. Waar de Asen voornamelijk verbonden zijn met macht, strijd en handhaving van het evenwicht tussen goede en boze machten, zijn de Wanen vruchtbaarheidsgoden in de ruimste zin van het woord, verantwoordelijk voor ‘een goed jaar en vrede’ - d.i. gunstige omstandigheden voor groei en bloei op het land, maar ook gunstige omstandigheden op zee - en in verband daarmee zijn ze schenkers van welvaart en rijkdom. Ook beheersten zij volgens Snorri Sturluson een bepaalde vorm van toverkunst, de ‘seiðr’, die door de Asen als schandelijk werd beschouwd, vooral voor mannen, maar kennelijk ook als nuttig werd gezien, want Odin zelf zorgde ervoor dat deze kunst aan vrouwen werd onderwezen. De Wanen kenden het huwelijk tussen broer en zuster: Freyr en Freyja waren de kinderen van Njörd en diens zuster. In het eddagedicht Lokasenna wordt daar door Loki een snerende opmerking over gemaakt (Ls. 36). In de Ynglinga saga zegt Snorri dat het huwelijk tussen broer en zuster bij de Wanen gebruikelijk was, maar bij de Asen niet was toegestaan (Yngl. s. 4).
De Wanengoden zijn al vroeg vereerd. Tacitus bericht over de verering van de godin »Nerthus in de 1e eeuw n.Chr. door een aantal Germaanse stammen in Noord-Duitsland en Denemarken. Uit zijn bericht kan worden opgemaakt dat Nerthus een Wanengodin was. Of de vele fallische godheden op de rotstekeningen uit de late Brons- en vroege IJzertijd als Wanengoden gezien kunnen worden, is de vraag, al wijzen even zovele zogenaamde ‘heilige bruiloften’ en cultusschepen op deze rotstekeningen wel in die richting. Ze getuigen in ieder geval van een vruchtbaarheidscultus die goed bij de Wanen past. De cultus van de Wanen is vooral verbonden met gebieden rondom het Mälarmeer in Zweden, | |
[pagina 213]
| |
rondom de Oslofjord en in het Trondheimgebied in Noorwegen. Daar zijn opvallend veel plaatsnamen samengesteld met de namen van Wanengoden, wat erop wijst dat hun cultus wijdverbreid was. Zo vindt men bijvoorbeeld in Zweden namen als Frötuna (Freyja + tún), Fröstuna (Freyr + tún) en Närtuna (Njord + tún); het element ‘-tuna’ (on. tún; ndl. tuin) betekent hier waarschijnlijk ‘omheinde heilige plaats’. In Denemarken zijn bijna geen plaatsnamen samengesteld met namen van de Wanengoden. Over het algemeen genomen komen de namen van de Asen veel minder vaak in plaatsnamen voor. Wat ‘Wanen’ betekent, is onzeker. Vele etymologieën zijn aangedragen, maar geen enkele is overtuigend. Snorri Sturluson heeft in zijn tijd de naam conform middeleeuwse tradities geduid. Zijn duiding is te vinden in de Ynglinga saga, waar hij de Wanen laat wonen in Wanaland of Wanaheim in de delta van de Don aan de Zwarte zee: ‘die rivier heet Tanais of Vanais’. Met deze geestelijke sprong is de naam verklaard (Yngl. s. 1). De Asen daarentegen kwamen uit Asia, Azië. Voorzover men weet is de aanduiding ‘Wanen’ een zuiver Scandinavische aangelegenheid; de aanduiding ‘Asen’ daarentegen komt bij alle Germaanse stammen voor. De cultus van de Asen lijkt in de loop van de eeuwen vanuit het zuiden in het Noorden doorgedrongen te zijn. Hoewel de drie Wanengoden in vrijwel alle verhalen samen met de Asen optreden en zelf soms ook wel Asen genoemd worden, is er een tijd geweest dat beide groepen vijandig tegenover elkaar stonden. Na een oorlog, waarvan Snorri zowel in de Snorra-Edda als in de Heimskringla (Het wereldrond) melding maakt en waarop ook gezinspeeld wordt in het gedicht Völuspá, is een verzoening tot stand gekomen waarbij gijzelaars werden uitgewisseld. Bij die gelegenheid zijn Njord, Freyr en Freyja volgens Snorri naar de Asen gezonden en onder hen opgenomen (Yngl. s. 4; SnE. ii, 5) Op wat aan deze oorlog voorafging wordt in een aantal duistere strofen in het eddagedicht Völuspá gezinspeeld. De maker van dit gedicht moet aangenomen hebben dat zijn toehoorders zijn verwijzingen begrepen; wij zijn door gebrek aan achtergrondkennis niet zo gelukkig. Er is sprake van ingrijpende verschillen tussen Asen en Wanen, waardoor de Asen zich bedreigd voelden, gesymboliseerd in de mysterieuze, niet dood te krijgen Gullveig, misschien een personificatie van het goud en de gouddorst. Deze treedt vervolgens op als de tovenares Heid (on. heiðr) die de mensen de ‘seiðr’ onderwijst en daarom ‘het hart van slechte vrouwen verheugt’. Gullveig/Heid heeft iets met de oorlog tussen Asen en Wanen te maken maar niemand weet precies hoe, en wat er in die oorlog gebeurt is ook niet duidelijk. De oorlog tussen Asen en Wanen wordt de eerste oorlog in de wereld genoemd. Het lijkt of de Wanen in deze oorlog meer succes hebben dan de Asen, want de burchtwal van de Asen wordt gebroken en de Wanen houden zich staande op het veld, misschien met tovenarij (Vsp. 21-24). Volgens Snorri slaagde geen van beide partijen erin de overhand te krijgen, zodat men uiteindelijk gedwongen was tot een vergelijk te komen. Dumézil, hierin gevolgd door De Vries, komt met parallellen bij andere Indo-europese volkeren voor het gegeven dat twee in de grond verschillende groepen pas na een oorlog of dwang met elkaar kunnen versmelten. Hij wijst in dit verband op het klassieke verhaal over de oorlog tussen de Romeinen en de Sabijnen en op het Oudindische verhaal over de opname onder de goden van de Nāsatya, goden van vruchtbaarheid en rijkdom. Turville-Petre ziet opvallende overeenkomsten met halfmythische, halfhistorische Ierse verhalen over een strijd tussen de Túatha Dé Danann, goden van licht en leven, en de Fomorian, goden van duisternis en dood. Ook deze verhalen eindigen met een soort verzoening tussen de twee groepen, waarmee de vertegenwoordiger van de ene groep de andere groep bepaalde vaardigheden leert, die vruchtbaarheid en voorspoed kunnen verzekeren. Men heeft de tegenstelling tussen Asen en Wanen, hun oorlog en daaropvolgende verzoening, op allerlei manieren proberen te interpreteren. Volgens sommige, vooral oudere, onderzoekers hebben we hier te maken met een herinnering aan een conflict tussen een oude vruchtbaarheidscultus | |
[pagina 214]
| |
van een plaatselijke boerenbevolking en een jongere stroming (van binnenvallende krijgshaftige stammen) die vooral de krijgsgoden vereerde. De historische kern van dit gebeuren zou in een (wel heel) ver verleden gezocht moeten worden, namelijk in het tweede millennium v.Chr., toen de bestaande, misschien niet-Indo-europese megalithcultuur van Noordwest-Europa door de uit het zuiden komende Indo-europese strijdbijlcultuur onder de voet gelopen werd, waarna beide culturen zich in de loop van de tijd met elkaar vermengden. De Vries, opnieuw in het voetspoor van Dumézil, ziet een tegenstelling tussen sociale lagen binnen de (hier Germaanse) maatschappij, tussen aan de ene kant de vorst en de krijgers, die de Asengodsdienst aanhingen, en aan de andere kant de boerenstand, voor wie de cultus van de Wanen van belang was. Een dergelijke tegenstelling zou keer op keer tot botsingen en een verstoring van het evenwicht in de samenleving leiden en dit evenwicht zou telkens opnieuw door een overeenkomst hersteld moeten worden. Zo zou de mythe van een oorlog tussen de twee groepen, gevolgd door een plechtig verbond, ontstaan kunnen zijn. Ólafur Briem en later Lotte Motz zijn er niet van overtuigd dat de twee groepen goden als vanzelfsprekend opgedeeld kunnen worden in vruchtbaarheidsgoden, vereerd door een landelijke gemeenschap, en krijgsgoden die door de aristocratie werden vereerd. Beiden hebben geprobeerd aan te tonen dat zogenaamde krijgsgoden als Odin en Thor heel wat kenmerken delen met de vruchtbaarheidsgoden, terwijl dezen op hun beurt kenmerken vertonen van de krijgsgoden. Zo is Freyr bijvoorbeeld een groot krijger en de belangrijkste voorvader van de Zweedse koningsdynastie, heeft Odin heel wat met de toverkunst te maken en wordt aan zowel Odin als Thor geofferd om het einde van een hongersnood te verkrijgen. De cultus van de Asen schijnt zich in de loop van de eeuwen vanuit het zuiden naar het noorden te hebben verspreid, terwijl de cultus van de Wanen een zuiver Scandinavische aangelegenheid was. Op een gegeven moment hebben vereerders van de Asen en vereerders van de Wanen in Scandinavië naast en door elkaar gewoond. Conflicten kunnen daarvan het gevolg zijn geweest. Dit zou het verhaal over een oorlog tussen Asen en Wanen kunnen verklaren. Het eindigde uiteindelijk met een volledige verzoening: in het heiligdom van Uppsala werden twee Asen en één Wane gezamenlijk vereerd.
Adam Oehlenschläger schreef ‘Om Vanerne’, gepubliceerd in Nordens Guder, 1819. Briem 1963; Dumézil 1977; Motz 1996; Turville-Petre 1964. |
|