Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdSleipniris de achtbenige grijze schimmel van Odin. Een van de raadsels uit een verzameling oude raadsels die in de Hervarar saga ok Heiðreks (De saga van Hervör en Heidrek) is opgenomen, luidt: ‘Wie zijn die twee / die tien benen hebben / drie ogen / en één staart?’, en het antwoord is ‘Odin op Sleipnir’. Met zijn acht benen verplaatst Sleipnir zich sneller dan de wind, over land, over zee en door de lucht. Een voorbeeld daarvan vinden we bij Saxo, waar Hadingus door een eenogige grijsaard te paard ergens naartoe wordt gebracht, verborgen onder diens mantel. Als hij door een split in de mantel kijkt ziet hij tot zijn schrik de zee onder zich (Gest. D. i). De eddagedichten hebben niet | |
[pagina 168]
| |
De bouwmeester van de Asen en zijn paard Svadilfari. Tekening van Robert Engels in Germaniens Götter, 1919
veel over Sleipnir te vertellen. In het gedicht Baldrs draumar (Balders dromen) rijdt Odin op hem naar Niflhel om te weten te komen wat het lot voor Balder in petto heeft, en volgens SnE. i, 49 mag Hermod het paard lenen om ermee naar Hel te rijden en Balder terug te halen. Op zijn tanden stonden volgens Sd. 15 eens runen ingekrast. Over zijn herkomst vertelt de Snorra-Edda het volgende verhaal. Toen de goden Valhöll gebouwd hadden, moest er nog een muur omheen gebouwd worden om de reuzen buiten te houden. Een onbekende bouwmeester, naar later zou blijken een reus, bood toen aan om in betrekkelijk korte tijd een sterke muur te bouwen, maar als beloning eiste hij Freyja, de zon en de maan. De goden zegden toe dat hij zou krijgen wat hij wilde, als hij de muur zonder ‘menselijke’ hulp binnen één winter kon voltooien. Wel mocht hij zijn paard gebruiken. De afspraak werd met sterke eden bekrachtigd, want beide partijen vertrouwden elkaar niet. De goden dachten dat het de man nooit zou lukken om op tijd klaar te zijn, maar toen bleek dat het paard van de reus, de hengst Svadilfari, het onmogelijke mogelijk maakte. Beiden werkten dag en nacht door en het paard sleepte tweemaal zoveel en dubbel zo grote stenen als zijn baas. Drie dagen voor het begin van de zomer (d.i. rond de derde week van april) was de muur bijna klaar en de goden kregen het benauwd, want ze wilden Freyja, de zon en de maan niet kwijt. De sluwe god »Loki vond een uitweg: hij nam de gedaante van een merrie aan en wist Svadilfari op die manier van het werk weg te lokken. Het gevolg was dat de man de muur niet op tijd af kon maken en een aanval van reuzenwoede kreeg. En omdat hij een reus was hielden de goden zich niet aan hun eden en ze riepen Thor, die de reus met zijn hamer doodde: ‘maar het gevolg van het samenzijn van Loki en Svadilfari was dat Loki een tijdje later een veulen wierp. Het was grijs en het had acht benen en het is het beste paard bij de goden en bij de mensen.’ (SnE. i, 42) Dat Sleipnir de zoon van Loki en Svadilfari is, zegt ook het gedicht Hyndluljóð (Het lied van Hyndla) str. 40. Grani, het paard van Sigurd (»helden), dat in de heldengedichten van de Lied-Edda, in de Völsunga | |
[pagina 169]
| |
saga en in de Þíðreks saga (De saga van Diederik van Bern) wordt genoemd, zou een afstammeling van Sleipnir zijn.
De hengst is een belangrijk symbool van vruchtbaarheid en wordt doorgaans met de god »Freyr geassocieerd. Odin en zijn grijze schimmel wijzen echter in een andere richting. Een van Odins functies is die van dodengod en ook de grijze schimmel kan geassocieerd worden met de dood. In menige overlevering is het verschijnen van een grijs paard een voorbode van de dood. In de Gísla saga Súrssonar (De saga van Gisli Sursson) verschijnt Gisli's goede droomvrouw hem op een grijs paard als ze hem uitnodigt naar haar woning te komen, d.i. te sterven (Gísla saga Súrssonar 30, str. 25). De Sturlunga saga (De saga van de Sturlungen) vertelt dat Gudrun Gjukadottir in 1255 in een reeks van dromen die ondergang en dood voorspelden, op een grauwe schimmel uit het dodenrijk kwam aanrijden (Sturlunga saga i, 190). Ook in het latere volksgeloof voorspelt de verschijning van een grijs paard de dood. In de Böglungasögur (Verhalen over de Böglungen), die gebeurtenissen na de dood van koning Sverrir († 1190) beschrijven, staat een bericht over een man die zijn paard bij een smid in Nesjar laat beslaan. Hij komt van verre, van zo ver dat de smid hem niet gelooft. Het paard heeft bovenmatig grote hoefijzers nodig en bij vertrek maakt de man zich bekend als Odin en het paard springt over een ruim drie meter hoog hek en verdwijnt in vliegende vaart. Hoewel het paard dus Sleipnir geweest zal zijn, is er geen sprake van acht benen en een grijze kleur. Maar wel wees het bezoek op dood en verderf, want vier dagen later vond er in Zweden een grote veldslag plaats (Eirspennill, pp. 469-470). Op een aantal oude afbeeldingen, die men als Odin-afbeeldingen identificeert op grond van de aanwezigheid van attributen als een speer, een of twee raven of een zogeheten ‘valknútr’ (drie met elkaar vervlochten driehoeken of ringen), zit Odin als in het bovenstaande verhaaltje op een gewoon vierbenig paard. Hoe de acht benen van Sleipnir te duiden en hoe en wanneer Odins paard acht benen kreeg, is niet gemakkelijk te zeggen. In de 19eSleipnir op de beeldsteen van Alskog Tjängvide, Gotland, 8e eeuw. Stockholm, Statens Historiska Museet
| |
[pagina 170]
| |
eeuw heeft men er een symbool van de wind en de windrichtingen in willen zien; men heeft ook wel gewezen op bepaalde volksfeesten waarbij soms paarden een rol spelen die door meerdere mensen worden voorgesteld, en men heeft het in verband gebracht met het sjamanistische karakter van de god Odin. Misschien geven de acht benen alleen maar aan dat het paard buitengewoon snel is en het is zelfs denkbaar dat afbeeldingen als op de twee Gotlandse beeldstenen van Alskog Tjängvide i en Ardre (8e eeuw), waarop een man op een achtbenig paard te zien is, de mythe van het achtbenige paard in het leven hebben geroepen. Het verhaal over de herkomst van Sleipnir is verknoopt met een oud en in Europa en Azië wijdverbreid volksmotief dat men ‘een reus/duivel als helper’ zou kunnen noemen. In alle gevallen biedt een onbekende zijn hulp aan tegen een ongehoord hoge prijs, moet in ruil daarvoor zijn opdracht binnen een bepaalde tijd afhebben en wordt, op het moment dat hij denkt zijn prijs verdiend te hebben, bedrogen. Wij kennen het motief met een dwerg als helper in het bekende sprookje van Repelsteeltje. In Scandinavië gaat het altijd om een bouwmeester. Toespelingen op het bouwmeestermotief zijn al in de Völuspá (str. 25-26) te vinden; de verknoping van dit gegeven met de wording van Sleipnir wordt toegeschreven aan Snorri zelf. Over de runen op de tanden van Sleipnir, uit een opsomming over runen op allerlei plaatsen ingekrast (Sd. 15), merkt Anne Holtmark op dat het in de opsomming gaat om de plaatsen waar de kracht van iemand of iets is geconcentreerd. Volgens haar betekent het feit dat de runen op Sleipnirs tanden stonden, dat Sleipnir een paard was dat getraind was voor het gevecht. SnE. i, 15 en het eddagedicht Grm. str. 30 noemen nog een groot aantal andere godenpaarden. Over deze paarden wordt verder niets verteld. Niet alleen Sleipnir kan door de lucht rijden, ook andere paarden hebben deze eigenschap, waaronder de paarden van de Valkyrja's, de paarden die de dag, de nacht en de zonnewagen langs de hemel trekken, en het paard van Friggs boodschapster Gna (SnE. i, 35). Het schitterende paard van de reus »Hrungnir, Gullfaxi (met gouden manen) kwam na de dood van de reus in het bezit van Thors zoon Magni (SnE. ii, 24). De achtbenige Sleipnir staat, als hierboven vermeld, misschien afgebeeld op de beeldstenen van Tjängvide en Ardre, samen met een Valkyrja en achter haar Valhöll en enkele strijdende mannen. In het geïllustreerde IJslandse handschrift van Ólafur Brynjólfsson uit 1760, dat zich in de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen bevindt (nks 1867 4to), staat Sleipnir tweemaal afgebeeld, beide malen met de benen twee aan twee aan elkaar gebonden. Op de titelpagina van een ander IJslands handschrift uit dezelfde tijd zien we een soortgelijke tekening.
De Deense tekenaar en illustrator Louis Moe (1857-1945) beeldde Odin op Sleipnir af op het moment dat zij Fenrir aanvallen (1928). Van de Noor Dagfin Werenskiold (1892-1977) is er een Odin op Sleipnir op een van de Yggdrasil-reliëfs op het voorplein van het Oslose stadhuis (1950). Anton Pieck tekende Hermod op de achtvoetige Sleipnir op weg naar Hel (in: De Tuin der Goden, Utrecht z.j.). Buisson 1976; Gjessing 1943; Holtsmark 1981f. |
|