Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdHelden.De Oudnoordse overlevering kent geen vergoddelijkte helden, grote krijgers die na hun dood onder de goden werden opgenomen. De Einheri's, Odins keurtroepen in Valhöll, zou men als zodanig kunnen beschouwen, maar ze zijn geen goden en de meesten zijn ook anoniem. Enkele met name genoemde helden uit eddagedichten en uit IJslandse saga's die zich in een ver en bijna mythisch verleden afspelen, worden door Odin uitverkoren om onder de Einheri's te worden opgenomen, maar goden worden ze niet. Wel kennen de teksten een aantal helden die volgens sommige tradities van de goden afstammen en als zodanig halfmythisch zijn, zoals de Völsungen en Starkad. In deze gevallen gaat het vrijwel altijd om een connectie met de god Odin. Een enkeling is zelf uit een andere wereld afkomstig, zoals Völund de smid, maar het is de vraag of we hem een ‘held’ moeten noemen, aangezien hij niet geassocieerd wordt met typische bezigheden van helden als wapenbedrijf en krijgsdaden. De bekendste van deze helden zullen we hier kort de revue laten passeren. De twee voornaamste, de Völsung Sigurd en de smid Völund, zijn al uitvoerig behandeld in een ander naslagwerk in deze reeks, Van Aiol tot de Zwaanridder (1993; »Siegfried, »Wieland). Völund zal daarom buiten be- | |
[pagina 93]
| |
schouwing blijven; Sigurd wordt alleen genoemd om zijn connectie met de Völsungenfamilie. In de Lied-Edda, waarin Sigurd een belangrijke rol speelt, worden behalve hij de Völsungen Sigmund en Sinfjötli, Sigurds vader en halfbroer, even genoemd. Daarnaast vinden we er drie gedichten over twee verschillende Helgi's, waarvan er een, Helgi Hundingsbani (Hundingsdoder), eveneens als een zoon van Sigmund en dus als een Völsung wordt gepresenteerd. Over de Völsungen wordt ook verteld in de Völsunga saga (De saga van de Völsungen). Deze saga volgt nauwkeurig de verhaallijn van de heldenliederen zoals ze in de Lied-Edda bijeengebracht zijn. Het begin van deze saga vertelt echter een verhaal over Sigmund, zijn zuster Signy en hun zoon Sinfjötli, dat we niet uit eddagedichten kennen. Naar men aanneemt hebben er gedichten over deze helden bestaan die in de saga worden naverteld, maar later verloren zijn gegaan. De Völsungen zijn volgens de saga afstammelingen van ‘Sigi, van wie men beweert dat hij de zoon van Odin is’ (Völs. s. 1). Het geslacht ontleent zijn naam echter aan Sigi's kleinzoon Völsung en met hem begint de eigenlijke saga. Hij is verwekt met de hulp van Odin en Frigg en getrouwd met een reuzendochter die ook Valkyrja genoemd wordt, vader van tien zonen en één dochter, Signy. Zij is er een van een tweeling, haar tweelingbroer is Sigmund. Deze heeft een voortreffelijk zwaard dat van Odin afkomstig is. Als Siggeir, de echtgenoot van Signy, haar vader en broers op verraderlijke wijze aanvalt, de vader doodt en de zonen gevangenneemt, zint zij op wraak. Ze weet Sigmund als enige van de broers van een vreselijke dood te redden, helpt hem zich schuil te houden in een bos en zoekt door middel van een proef uit of de twee zonen die ze met Siggeir heeft dapper genoeg zijn om te zijner tijd haar wraakplannen uit te voeren. Ook Sigmund stelt de jongens op de proef. Beide proeven vallen negatief uit en Sigmund doodt de jongens in opdracht van hun moeder. Dan bezoekt ze Sigmund in de gedaante van een bedelares en deze verwekt een zoon Sinfjötli bij haar, niet wetend dat ze zijn zuster is. Deze zoon doorstaat later beide proeven met glans en blijft dan een aantal jaren bijSiegfried. Illustratie van Gust. van de Wall Perné in Frans Berdings eddabewerking, 1911
| |
[pagina 94]
| |
zijn vader in het bos. Na enige sprookjesachtige avonturen (ze veranderen o.a. tijdelijk in wolven) wreken Sigmund en Sinfjötli zich op Siggeir. Ze steken zijn hal in brand met alles wat erin is. Sigmunds zuster Signy verkiest de dood in de vlammen boven verder leven. Sinfjötli wordt later door Sigmunds vrouw Borghild gedood en, naar de saga suggereert maar niet duidelijk zegt, door Odin naar Valhöll meegevoerd. Sigmund verstoot dan zijn vrouw en trouwt Hjördis. Deze heeft de voorkeur gegeven aan de inmiddels oude held boven een jonge man, Lyngvi, de zoon van Hunding. Lyngvi valt Sigmund daarop met een geweldige overmacht aan. De krijgskansen zijn in het voordeel van Sigmund tot het moment waarop een man met een hoed met brede rand en een blauwe mantel aan op hem toekomt. De man heeft maar één oog en een speer in zijn hand en als Sigmund naar deze speer slaat, breekt niet de speer, maar Sigmunds zwaard, waarmee de strijd beslecht is. Sigmund sterft, nadat hij Hjördis het gebroken zwaard heeft gegeven om dat voor hun ongeboren zoon te bewaren. Die zoon is Sigurd, de doder van »Fafnir, de held van het eerste deel van het Nibelungenverhaal. Voordat deze in contact komt met de koningsfamilie in Worms en Gudrun (Kriemhild) huwt, verkeert hij in een halfmythische wereld: hij wordt opgevoed door een dwerg-smid, komt door tussenkomst van de god Odin in het bezit van een paard, doodt een draak en wekt een slapende Valkyrja. Zodra Sigurd echter Gudrun heeft gehuwd valt de mythische kant van het verhaal weg en rest nog slechts een ‘gewone’ heldenfiguur. Aan de voorgeschiedenis is echter duidelijk te zien dat de Völsungen eens gezien werden als krijgers van Odin.
helgi. De naam Helgi hangt samen met on. ‘heilagr’ (heilig, gewijd) en wijst erop dat de drager van een dergelijke naam oorspronkelijk misschien beschouwd werd als vertegenwoordiger van of toegewijd aan de een of andere god. In de eddagedichten waarin een Helgi een rol speelt is niet expliciet sprake van een dergelijke toewijding, maar wel is er een connectie met Odin, zowel in het geval van Helgi Hundingsbani als van Helgi Hjörvardszoon. Beiden hebben tijdens hun leven een liefdesrelatie met een Valkyrja, een dienares van Odin. Doorgaans komt een held pas op het slagveld, kort vóór of na zijn dood, in contact met Valkyrja's. In een van de twee gedichten over Helgi Hundingsbani wordt ook verteld dat Helgi door toedoen van Odin op het slagveld valt en in Valhöll wordt opgenomen. Dit gedicht, de Helgakviða Hundingsbana II, is vooral bekend om de beschrijving van het bezoek van de Valkyrja, Sigrun, aan haar dode geliefde Helgi in zijn grafheuvel. Uitzonderlijk is dat over al deze Helgi's en hun Valkyrja's wordt verteld dat ze worden wedergeboren, de enige maal dat in de teksten melding wordt gemaakt van geloof in wedergeboorte. Wel voegt het verbindende proza tussen deze gedichten daar denigrerend aan toe ‘dat dat geloof in onze dagen (de 13e eeuw) oudewijvenpraat wordt genoemd’. In Saxo's Gesta Danorum spelen vele helden een rol, die we vaak ook uit IJslandse saga's over het verre verleden kennen. Zowel bij Saxo als in deze saga's zijn eventuele mythische connecties ofwel weggewerkt of gebagatelliseerd. Het reconstrueren van mythen of mythologische gegevens op grond van deze verhalen is daarom zeer moeilijk.
Een van de helden over wie zowel Saxo's Gesta Danorum (vi en viii) als sommige IJslandse bronnen vertellen, is starkad/starcatherus. Deze is half reus, half mens. Saxo meldt, met ongeloof, dat hij volgens sommige verhalen oorspronkelijk zes armen had, maar dat de god Thor hem van vier van deze armen bevrijdde. Dat Starkad een Odinsheld is, blijkt vooral uit de Gautreks saga (De saga van Gautrek). In deze saga wordt verteld dat Odin de jonge Starkad meeneemt naar een vergadering van goden, waarin hij hem onoverwinnelijkheid, drie levens en de dichtergave verleent. Thor echter verbindt een vloek aan Odins gaven: Starkad zal in iedere slag verminkingen oplopen, in ieder leven een schandelijke daad verrichten en daardoor een slechte reputatie krijgen. En zo gebeurt. Saxo vertelt uitvoerig over Starkads belevenissen, vooral aan het hof van de Deense koning, | |
[pagina 95]
| |
maar het bekendste verhaal is dat over de dood van de Noorse koning Vikar in de Gautreks saga, omdat dit verhaal een waarschijnlijk tamelijk getrouwe beschrijving bevat van een Odinsoffer door ophanging en gelijktijdige doorsteking: toen koning Vikar en zijn mannen geen gunstige wind kregen om uit te varen, werd het lot geworpen om te zien wat er moest gebeuren. Het lot viel op koning Vikar om aan Odin geofferd te worden. Starkad, die met Odin onder één hoedje speelde, zei de koning dat hij een schijnoffer zou arrangeren en dat dat voldoende was. Hij maakte een strop van kalfsdarm vast aan een dunne omlaaggebogen tak van een dennenboom en in plaats van een speer gebruikte hij een rietstengel die hij van Odin gekregen had. Op het moment echter dat de koning klaar stond met de strop om zijn nek en Starkad de rietstengel op hem richtte met de woorden ‘nu geef ik je aan Odin’, werd de rietstengel tot een speer die de koning doorstak, werden de darmen een stevige strop en sprong de tak omhoog zodat de koning stikte. Volgens de saga was dit een daad waardoor iedereen een hekel aan Starkad kreeg. Zelf beschouwde hij het als zijn slechtste daad. Op een van de Gotlandse beeldstenen staat naar men aanneemt een dergelijke offerscène afgebeeld. Later was Starkad nog verantwoordelijk voor de dood van een andere, Zweedse, vorst. Zijn derde slechte daad wordt nergens vermeld, maar vond vermoedelijk in Denemarken plaats, waar Starkad lange tijd verbleef, en volgens Saxo werd de held op hoge leeftijd op eigen verzoek door een jonge man gedood. Starkad was niet alleen als krijgsman een dienaar van Odin, ook zijn dichtergave wijst op een binding met Odin als god van de dichterlijke inspiratie. De Gautreks saga bevat enkele strofen die aan hem worden toegeschreven en ook Saxo geeft (in het Latijn vertaalde) proeven van zijn dichtkunst.
Het verhaal over Sigmund en Signy inspireerde Wagner in de opera Die Walküre tot de liefdesverhouding tussen Sigmund en Sieglinde, en waarschijnlijk was het veeleer Wagner dan de Völsunga saga die vervolgens Thomas Mann tot zijn novelle Wälsungenblut inspireerde. Ook het verhaal over Starkad is enkele malen bewerkt, vooral in Denemarken: van de in Noorwegen geboren Christen Pram een epos Staerkodder (1785) en van Adam Oehlenschläger een tragedie, eveneens genaamd Staerkodder (1812). In Vlaanderen verscheen in 1898 het drama Starkadd van Alfred Hegenscheidt, dat zich lang in een grote populariteit verheugde. Dit drama speelt zich af aan het hof van de Deense koning Froth, later Ingel, en hoewel Hegenscheidt een aantal gegevens uit Saxo's verhaal aanhoudt, is zijn Starkadd ver verwijderd van de weinig voorbeeldige held die ons door Saxo getoond wordt. Zijn Starkadd is een vrijwel ideale held, trouwe dienaar van zijn heer Froth, wiens dood hij wreekt alvorens hij Denemarken de rug toekeert. Boyer 1997; Simek 1984. |
|