Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdHöder(on. HoĢ§ðr), de blinde god, volgens een korte vermelding bij Snorri een zoon van Odin (SnE. ii, 20). Hij doodde zijn broer »Balder met een maretak en werd op zijn beurt gedood door »Vali, de zoon die door Odin verwekt werd om voor deze schanddaad wraak te nemen. Hoe en wanneer Vali Höder doodde wordt nergens verteld. De drie eddagedichten waarin dit feit vermeld wordt, zeggen slechts dat Vali zijn broer Balder heeft gewroken (Baldrs draumar [Balders dromen] 11; Völuspá [De voorspelling van de zieneres] 32-33; Hyndluljóð [Het lied van Hyndla] 29). De grote vraag wat betreft Höder is hoe groot zijn schuld aan de dood van Balder is. In Snorri's Edda is hij de onschuldige speelbal van Loki, die de blinde god wijsmaakt dat de maretak die hij op Loki's aanwijzing naar de onkwetsbaar geachte Balder slingert, deze geen kwaad zal doen. In het eddagedicht Lokasenna 28 beroemt Loki zich erop dat hij het brein achter Balders dood is: ‘Ik ben er de oorzaak van dat je Balder niet meer naar de zaal ziet rijden.’ In de eddagedichten Bdr. en Hdl. daarentegen wordt Loki niet genoemd en alleen Höder als moordenaar aangeduid. Ook het gedicht Völuspá noemt Höder als doder, maar onmiddellijk op de strofen over Höder volgt een strofe waarin sprake is van een straf, opgelegd aan Loki, waaruit valt op te maken dat de dichter van de Völuspá Loki medeschuldig achtte aan de dood van Balder. Volgens strofe 62 van hetzelfde gedicht zullen Balder en Höder na »Ragnarök uit het dodenrijk terugkeren naar de wereld die na de ondergang van de oude wereld vernieuwd uit zee zal zijn opgerezen, en zij zullen dan de oude woonplaatsen van de goden bewonen. De gedachtegang hierbij is ongetwijfeld dat beiden als onschuldige slachtoffers van de listige Loki gezien moeten worden. Uit geen van de eddagedichten blijkt dat Höder blind is. Waarom Höder door Snorri wordt voorgesteld als een blinde god, is niet duidelijk, maar in de Europese literatuur kunnen twee verhalen worden aangewezen die opvallende parallellen met dit verhaal vertonen, een uit Ierland en een uit Finland. In beide verhalen is de moordenaar blind en dat zou erop kunnen wijzen dat het motief van de blindheid in een dergelijk verhaal een oud motief is. In het Ierse verhaal over de dood van Fergus Mac Roich is daarenboven het slachtoffer onschuldig en is een derde aanzetter tot de daad: koning Ailill van Connaught, die gezien heeft dat zijn vrouw Medb haar gunsten aan Fergus schonk, laat hem door zijn blinde broer Lugaid, die hij wijsmaakt dat hij op een hert richt, doodschieten. De Finse Kalevala (in zang 14) kent de blindheid, maar niet de onschuld: Lemminkäinen wordt door een blinde herder, die hij diep beledigd heeft, met een scheerlingstengel doorstoken. Ook in de Oudengelse Beowulf (vers 2435 e.v.) komt een kleine scène voor die enige overeenkomst vertoont met het Höderverhaal. Daar doodt Haeðcyn per ongeluk met pijl en boog zijn broer Herebeald. Maar het motief van de blindheid ontbreekt en behalve een vage gelijkenis in de namen en een geval van doodslag door middel van schiettuig zijn er geen aanknopingspunten met het Oudijslandse verhaal. Dumézil vond nog een aantal Indische parallellen en concludeerde daaruit dat het motief van de blinde/onschuldige moordenaar een oud Indo-europees motief is.
De naam Höder, die ‘strijd’ betekent, vinden we verscheidene malen als onderdeel van een kenning voor ‘krijger’. In de Edda's zien we hem echter niet als krijger; wél in de Gesta Danorum van Saxo Grammaticus. Bij Saxo, die in het derde boek van zijn Gesta een versie van het verhaal geeft die sterk aan een voortijdsaga doet denken, is Höder, hier Hotherus geheten, geen god. Hij is de hoogbegaafde zoon van de koning van Zweden: buitengewoon sterk, een uitstekend zwemmer, boogschieter en | |
[pagina 98]
| |
Zo zag de 18e-eeuwse Duitse tekenaar Daniel Chodowiecki de god Höder bij zijn ontmoeting met drie vrouwen in een bos. Koperets bij het zangspel Balders Død van Johannes Ewald, 1784
worstelaar, een begaafd bespeler van verschillende instrumenten. Nanna, de dochter van Hotherus' pleegvader Gewarus, wordt verliefd op hem en weet zijn liefde te winnen. De halfgod Balderus (Balder) echter, een zoon van Othinus (Odin), wordt ook verliefd op Nanna en hij besluit Hotherus uit de weg te ruimen. Als Hotherus bij de jacht in een bos verdwaalt, treft hij daar enige »Valkyrja's, die hem voor Balderus waarschuwen. Als Hotherus hierna om Nanna's hand vraagt, blijkt Balderus hem voor geweest te zijn, en Gewarus heeft Balderus niet durven afwijzen. Gewarus vertelt Hotherus echter hoe hij in het bezit kan komen van een zwaard waarmee hij de onkwetsbaar geachte Balderus kan doden, en van een armring die het vermogen heeft de bezitter ervan rijk te maken. Hotherus weet beide voorwerpen te pakken te krijgen. Balderus heeft inmiddels opnieuw een poging gedaan om Nanna te winnen, maar zij heeft hem afgewezen. Hierna voeren Balderus en Hotherus op zee slag met elkaar; Balderus wordt daarbij geholpen door Othinus, Thor en andere goden. Toch overwinnen niet de goden, maar Hotherus, omdat het hem lukt de knots van Thor kapot te maken, waarop de goden de vlucht nemen. Balderus weet na de nederlaag te ontkomen. Na deze overwinning trouwt Hotherus Nanna, maar het blijft oorlog tussen hem en Balderus. Er volgen nog enkele gevechten tussen de twee, waarin Balderus telkens overwinnaar is, en uiteindelijk vertrekt Hotherus voor een zwerftocht door de wereld. In een grot in een bos treft hij een aantal jonge vrouwen (misschien dezelfden die hij al eerder tegenkwam) die hem zeggen dat hij Balderus alleen kan doden als hij iets van diens ‘krachtspijs’ te eten kan krijgen. Hierop daagt Hotherus Balderus opnieuw tot een gevecht uit. Hij dringt aan de vooravond van de slag door in het vijandelijke kamp en weet de meisjes te vinden die Balderus' wonderbaarlijke spijs toebereiden. Uit de tekst blijkt niet of hij daar nu wel of niet van te eten krijgt, maar op de terugweg ontmoet hij Balderus en verwondt hem door een zwaardsteek in zijn zijde. Hoewel ernstig gewond voert Balderus toch nog slag, maar na drie dagen bezwijkt hij aan zijn verwondingen. Hij wordt in een grafheuvel bijge- | |
[pagina 99]
| |
zet. Hotherus wordt jaren later door Bous, de zoon van Othinus en Rinda, in een gevecht gedood. Tussen de edda-overlevering en Saxo's vertelling bestaan aanzienlijke verschillen. In het verhaal van Saxo staat Hotherus en niet Balderus centraal. Nanna speelt er een belangrijker rol - zij het ook hier een passieve - dan in de edda-overlevering, waar ze niet meer is dan een naam. In de Snorra-Edda is ze Balders vrouw, bij Saxo wordt ze uiteindelijk de vrouw van Hotherus. Van rivaliteit tussen Balder en Höder betreffende Nanna is in de Edda's nergens sprake, Balderus en Hotherus zijn volgens Saxo rivalen die elkaar naar het leven staan. Interessant is dat Saxo weliswaar meldt dat Balderus Hotherus zoekt te doden, maar hem slechts toont als verliefde held; Hotherus daarentegen is een man die uit is op het leven van de ander, daarbij telkens door anderen geholpen. In Saxo's verhaal is geen sprake van een onschuldig slachtoffer en een schuldeloze moordenaar, en voor een arglistige Loki als de bedenker van het kwaad is in Saxo's verhaal al helemaal geen plaats. Saxo stelt zowel Balderus als Hotherus voor als grote helden, die regelmatig op het slagveld tegenover elkaar staan en daar ook hun dood vinden. Saxo's verhaal is wijdlopig en is opgesierd met allerlei details als helpende vrouwen, geheimzinnige mist, een bijzonder zwaard, een bijzondere armring of wonderbaarlijk krachtvoer. Sommige van die gegevens horen misschien thuis in de mythe, andere lijken veeleer thuis te horen in sagen of in een voortijdsaga. Voor de christen Saxo is het optreden van goden een ondenkbaar iets, reden waarom hij zijn verhaal onderbreekt om de gebruikelijke middeleeuwse verklaring te geven, dat de goden over wie hij vertelt slechts gewone mensen zijn die in de ogen van bijgelovigen tot goden werden (Gest. D. iii). Oude afbeeldingen van Höder zijn niet bekend. In de 19e eeuw werd hij een enkele maal afgebeeld, altijd op het moment waarop hij Balder doodt of net gedood heeft, o.a. op een schildering van de Deen Carl C.W. Eckersberg uit 1817 (Kopenhagen, Det Kongelige Danske Kunstakademi). C.G. Qvarnström, Loki laat de blinde Höder op Balder schieten. Sculptuur 1863. Stockholm, Nationalmuseet
| |
[pagina 100]
| |
Een sculptuur uit 1863 van de Zweed C.G. Qvarnström, Loki en Höder, toont het moment waarop Loki Höders hand aan de boog legt (Stockholm, Nationalmuseet). In Marcellus Emants' episch gedicht Godenschemering (1883), dat in de beschrijving van de dood van Balder in grote trekken de Edda's volgt, is Höder de door Loki misleide moordenaar, maar nadat Emants kort geschetst heeft hoe Odin hem tegen de woede van de goden in bescherming neemt, wordt hij verder vergeten. Dumézil 1961-62 en 1977. |
|