Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 289]
| |
Een veelzijdige Dordtse
| |
[pagina 290]
| |
Van Van Godewyck zijn geen zelfstandige bundels overgeleverd; er zijn enkel gedrukte gedichten van haar terug te vinden vóór het werk van haar tijdgenoten. In handschrift zijn twee handgeschreven bundeltjes bewaard gebleven. Het een is gevuld met Latijnse poëzie, het andere bestaat uit (gelegenheids)gedichten, emblemen - waarbij ze zelf tekeningen maakte - en brieven in het Nederlands, Frans en Latijn. Van Godewyck zag andere vermaarde vrouwen uit haar tijd, zoals Anna Maria van Schurmano en Anna Roemersdr. Visschero, als haar voorbeeld. Ook dichtende vrouwen die nu niet meer bekend zijn, zoals haar vriendin Cornelia van der Hoop, bezingt ze in haar verzen. Uit deze gedichten blijkt dat ze van mening is dat dichten een goed tijdverdrijf is voor jonge vrouwen; vooral stichtelijke verzen leenden zich hier goed voor. Met dichtende mannen uit haar woonplaats had Van Godewyck eveneens contact. Voor bundels van befaamde stadgenoten als Lambert van den Bosch en Matthys Balen schreef ze lofverzen, die deze in hun bundels opnamen. Ook voor andere bekende mannen uit Dordrecht schreef Van Godewyck gedichten: ze prees het kabinet van de geleerde Andreas Colvius, bezong het clavecimbelspel van haar muziekleraar Theodorus Tegelbergh, schreef lijkklachten op het overlijden van de predikant Petrus Wassenburgh en de stadsarts Johan van Beverwijck en betreurde het vertrek van rector Johan Rampsius naar Leiden. Van Godewyck heeft dus actief deelgenomen aan het literaire leven in de Merwestad. Het meest heeft ze kennelijk geleerd van Jacob Cats - die een tijd raadpensionaris van Dordrecht is geweest - wiens stijl in de hare goed is te herkennen. | |
Op de vaart, naar de Oost- ende Westindiën
Jehova die daar is in zijnen troon gezeten,
Die niemand heeft gezien, ook niemand kan uitmeten;
Hij die uit zijnen troon bestuurt het wonder al,
En weet al wat er is, en wat er komen zal.
5[regelnummer]
Hij die ons heeft gezet in zuivelrijke landen,
Hij die ons heeft geplant aan waterrijke stranden:
Hij die ons nering geeft te midden uit de zee,
Hij die onz' schepen brengt al in een goede ree.
De God de grote God, de Vader van hier boven,
10[regelnummer]
En kunt gij Hollands volk met rechten niet vol-loven,
Al voor zijn goedigheid en zijnen rijkdom groot,
Die hij met kracht en macht gebracht heeft in uw schoot.
Ziet maar uw schepen aan uw verbezeilde kusten,
Die brengen wat gij wilt, en wat uw kooplui lusten:
15[regelnummer]
Men ziet uw zeilen ver, ja bij den Indiaan;
Zo ver de vlugge Faam vliegt door de doffe wolken,
Zo ver is uwen lof bekend, bij vreemde volken.
Zo ver de bleke maan haar zil'vren wagen ment,
Zo ver is uwe naam bij iedereen bekend.
20[regelnummer]
Ga eens in Peru-rijk alwaar de diamanten,
Alwaar het edel goud gehaald uit aarde kanten,
| |
[pagina 291]
| |
Alwaar het zilver schoon; den ed'le hyacinth;
Dit al is, dat men nu in uwe kusten vindt.
Indien gij verder reist, al naar de moorse streken,
25[regelnummer]
Alwaar de gulden zon op 't zenith is geweken,
Daar ziet gij uwe vloot al mede aan de strand,
En handelt daar met zijd' al door het ganse land.
Al dwaalt mijn nieuwsgier oog naar de Chinese rijken,
Die met een dikken muur al van den Tarter wijken,
30[regelnummer]
Daar ziet gij dat de Faam al van ons daden roemt;
Het fijnste porcelein al uit die landen koemt.
Hoe menig machtig schip rijst door de sture baren,
En komt nog heden zelfs van Ormus afgevaren,
Met kost'lijk parlemoer, en peerlen, edel wit,
35[regelnummer]
Gelijk het schoon gewas in reine oesters zit.
Men ziet uw zeilen staag naar Bantam henen wijken
Men ziet den Indiaan al voor uw vlaggen strijken.
Men ziet uw deftig volk te Guinee aan de kust,
Men ziet hoe uw vernuft t' Arabien niet rust.
40[regelnummer]
Men ziet den rijkdom die gij hebt, uw brave schepen,
Men ziet wat schatten steeds zij uit die landen slepen.
Wat grote kost'lijkheid, en wat een machtig goed,
Waar uwen oorlog wordt gestadig mee gevoed.
Kom maagden, Hollands volk, slaat nu op helle luiten,
45[regelnummer]
En wilt met snarenspel des Heren lof gaan uiten;
Speelt nu op cymbalen, en zing den Here lof,
Want Hij u heeft gebracht, gerukt al uit het stof.
Hij die u heeft gezet al in een land vol vreden,
Met zegen, heil, geluk, gekroond heeft steeds uw steden.
50[regelnummer]
Hij die u heeft geplant in Sions tempel zoet,
Kom eert Hem in uw ziel, en met een rein gemoed.
| |
2. Nulla dies sine lineaMargareta van Godewyck maakte ook een aantal emblemen, waarvoor ze de tekeningen zelf vervaardigde. In onderstaand gedicht spoort ze aan tot naarstigheid; maak goed gebruik van je tijd. De vertaling van het Latijn: Geen dag zonder versregel. Laat er geen dag voorbijgaan zonder dat er een regel geschreven is; dat is de enige manier om grote kunstenaars te maken. | |
Nulla dies sine lineaNulla dies abeat, quin linea ducta sit, usus Laat u geen dag ontgaan, of schrijft iet met de hand,
Zijt naarstig, oefent u, en wilt gestadig leren:
Zo zal de kunst in u de wetenschap vermeren,
Dan zult gij dienstig zijn ook voor het vaderland.
| |
[pagina 292]
| |
52 De door Margareta van Godewyck getekende embleemprent ‘Nulla dies sine linea’, volgens Plinius was dit de lijfspreuk van de schilder Apelles Het embleem is geinspireerd op Gabriel Rollenhagen, Selectorum emblematum centuria secunda Arnhem 1613, nr 24
| |
3. KlinkdichtEr zijn van Van Godewyck slechts een paar gedichten gedrukt. Een daarvan is dit vers op Matthijs Balens beschrijving van Dordrecht. Naast dit Nederlandstalige gedicht schreef ze er voor hem ook één in het Latijn en één in het Frans. In het gedicht haalt Van Godewyck enkele glorieuze momenten uit Dordrechts verleden naar voren. | |
Klinkdicht op de nauwkeurige beschrijvinge van Dordrecht door den vermaarden Matthijs Balen
Ai, zie hoe d'oudste zon van BatoGa naar voetnoot1 schiet haar stralen:
Zij toont haar morgenstond, en schittert ons in 't oog;
Wie voert de stroomgodinGa naar voetnoot3 ten hemelwaart zo hoog?
De Phoenix van haar stad, de schrandre, en dappre Balen,
5[regelnummer]
'tZij dat hij rijmen vormt, of heerlijk af gaat malen,
In onrijm stadsbestuur, 't is of zijn veder vloog,
En, met het strijdbaar volk, d' onwinbre stad uittoog:
Om 't heir van hertog Jan, en Gwye, t'achterhalen.
Hier bloeit het oude recht van Romes eerste staat,
10[regelnummer]
Waarin de burgerstand, tesamen met den raad
Het vrije volk bestuurt, en zijn als marm'ren stutten:
Waardoor de godsdienst, en de vrijheid wordt geplant,
De vrede weer hersteld, de tweedracht uit het land
Geweerd, om ThurendrechtGa naar voetnoot14 voor onheil te beschutten.
| |
[pagina 293]
| |
Bronnen |
|