Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 265]
| |
De handelingsbekwaamheid van vrouwen
| |
Lofdicht, ter eren van Johan van BeverwijckDe Huyberts gedicht is een gepassioneerde verdediging van de handelingsbekwaamheid van vrouwen. In het laatste deel van haar gedicht reageert ze cynisch op Van Beverwijcks lof: wat hebben we eraan, men leest ons niet om er wijs van te worden maar omdat het zo interessant is, een schrijvende vrouw. Net als bij Hoobiuso is ook bij haar Van Schurmano het grote model. | |
Lofdicht ter eren van den heer mijnheer Johan van Beverwijck, op dit zijner achtb. tegenwoordig werk. Ingesteld ter ere van de ed. welgeleerde juffrouw, juffr. Anna Maria van Schurman.
Een juffrouw hare deugd, haar wetenschap en wijsheid
Verwekt hier dezen geest, dat hij der vrouwen prijs zeit.
En brengt van 't lof dat nu zo lang verborgen lag
Met zo een heus gemoed de waarheid aan den dag.
5[regelnummer]
Ik hebbe dik gedacht waarom dat deze waarheid
Hier bij u voorgesteld met zo een klare klaarheid,
Niet meerder krachten werkt, en dat het lof verdort,
Der vrouwen wetenschap voor niet gehouden wordt.
| |
[pagina 266]
| |
Of zijn de mans jaloers en vrezen zij de vrouwen,
10[regelnummer]
Dat zij voor hun het recht der heerschappij niet houwen:
Of maakt de wet daarom, bij hun gemaakt, gewag
Als dat een vrouwspersoon geen staat bedienen mag?
Zij hebben (zeggen zij) zo groten recht verkregen,
Geen vrouw kan zonder man noch recht, noch handel plegen.
15[regelnummer]
De reden leert ons toch het tegendeel daarvan,
En d' ondervinding zelf die wijst ons anders an.
Bestaat regering niet tot voorspoed van den lande,
In wijs beleid gepleegd door kloekheid van verstande?
Is 't dat Godzaligeid en deugd den zegen geeft,
20[regelnummer]
Hoe komt dan dat de man voor vrouwen voordeel heeft?
In dezen uwen boek daar vinden wij geschreven,
Wat voor verstand en deugd de vrouwen zij gegeven:
Met wat Godzaligeid, wat kennis ende kunst
De vrouw zo wel als man van Gode zij begunst.
25[regelnummer]
Komt dees hoedanigeid ons onbekwaam te maken,
Dat vrouwen nimmermeer tot geen regering raken!
Zo weet ik immers niet waardoor dat enig man
Bekwamelik tot eer en staat geraken kan!
Zodat haarGa naar voetnoot29 wet vervalt, en zij iet anders leren,
30[regelnummer]
Wanneer zij vrouwen zien gelukkelijk regeren:
En dat ook ene vrouw, in koopmanschap geleerd,
Haar zelf daarin zo wel als enig man geneertGa naar voetnoot32.
Zodat zij zonder man in dit haar onderwindenGa naar voetnoot33
Dewijl haar man nog leeft haar krachtig kan verbinden:
35[regelnummer]
Zo wordt de vrouw haar macht haar bij de wet ontseid,
Door kennelijk gebruik van recht weer toegeleid.Ga naar voetnoot36
De wet die haar ook zoekt 't gebied gans af te snijden,
Die ziet men hedendaags te klaren inbreuk lijden.
En heeft men niet gezien, hoe dat Elisabeth
40[regelnummer]
(Tot Koningin in 't rijk van Engeland gezet)
't Rijk aangenomen heeft kloekmoedig te regeren,
En door haar wijs beleid zijn vrijheid te vermeren?Ga naar voetnoot42
En heeft men niet gezien, zij werd in haar bewind
Van buiten aangezocht, van binnen 't Rijk bemind.
45[regelnummer]
En heeft men niet gezien dat onder haar regering
't Rijk aangenomenGa naar voetnoot46 heeft in voorspoed ende nering?
Zo dat een iedereen hier kennelijk aanschouwt,
Dat 's rijks regering zelf de vrouw mag zijn vertrouwd.
Maar dat der mannen moed, om hare macht te stijven,
50[regelnummer]
Door ijver van 't gebiedGa naar voetnoot50 de vrouw doet t'onder blijven,
En heeft daartoe tot schijnGa naar voetnoot51 van zijn gezocht geweld
En aller vrouwen schrik ook wetten ingesteld!
Gelijk als of een vrouw naar alle recht en reden
Door onbekwaamheid zelfs geen staat en mocht betreden,
55[regelnummer]
En dat ze daarin bleef als t'enemaal vernoegd
Dat niemant als den man 't gebied alleen en voegt.
| |
[pagina 267]
| |
't Is niet als mannen-vond, maar zo 't geluk de vrouwen
Het maken van een wet eens mochte toebetrouwen,
Licht dat zij anders deên, en maakten dat een vrouw,
60[regelnummer]
Niet minder als een man, 't gebied behouden zouw.
Maar laas! het is te laat: de mannen door gewelde
Zijn vrouwen hier te kloekGa naar voetnoot62 en meester van den velde.
Wat heeft de vrouw, mijnheer, nu toch van al haar deugd,
Haar vroomheid, en vernuft, die gij verhalen meugt?
65[regelnummer]
Wat heeft een vrouw van 't lof, waarmee zij haar hoort roemen,
Dan hoogverheven roem van neergebleven bloemen?
Wij blijven die wij zijn: ons deugd is d'ons alleen:
En daarvan komt toch niets ten dienste van 't gemeen.
Want zo wij ons bijwijl tot schrijven schoon begeven,
70[regelnummer]
Veel tijds daar in besteên in 't beste van ons leven,
Geen mens die dit geschrift om wijs te worden, leest:
Maar om 't vermaak in 't schrift van ene vrouw haar geest:
Maar toch, het zij zo 't wil, wij danken u, mijn here,
U die der vrouwen lof en deugd beschrijft ter ere.
75[regelnummer]
U joffrouw danken wij, dat uw begaafde geest
Van dit lofwaardig werk de oorzaak is geweest.
Uw deugd blijft 's vrouwen deugd, uw wijsheid 's vrouwen wijsheid:
Zodat in uwen naam ook aller vrouwen prijs leid.
Uw lof is ons tot lof: u, tot een enigGa naar voetnoot79 goed
80[regelnummer]
Dat u onsterflijk maakt, en eeuwig leven doet.
En nu gij mannen dan, gesteld tot hoofd der vrouwen
Die u ook deze maagd zo vredig laten houwenGa naar voetnoot82,
Erkent dit voor een deugd, dat zij in allen schijnGa naar voetnoot83
In 't geen gij haar gebiedt, u onderdanig zijn.
Bron |
|