De Oudheid in het Nederlands
(1992)–Patrick De Rynck, Andries Welkenhuysen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
Pachomius(ca. 290-346 n.C.). Zuidegyptisch asceet, geldt als de grondlegger van het cenobitisme. Ca. 320 stichtte hij een eerste klooster in Tabennisi (Thebais), weldra door andere gevolgd. Hij werd de ‘grote vader’ van deze kloostergroep en schreef ook de eerste kloosterregel, in het Koptisch. Deze Regula werd door Hiëronymus (zie aldaar) in het Latijn vertaald. Zie ook onder Vita Pachomii. | |
Pacuvius(Marcus Pacuvius; ca. 220-130 v.C.). Latijns tragicus, afkomstig uit Brundisium. 13 titels zijn bekend en ca. 450 verzen bewaard. Pacuvius bewerkte stof van Griekse heldensagen; ook is één tragedie met Romeinse inhoud bekend.
*Brakman, Opstellen, 1934, p. 41-47. - Tekst en vert. van fragm., met toelichting. | |
Paean Delphicus(Delfische paean). Naam voor twee Apollo-lofliederen, waarschijnlijk uitgevoerd in resp. 138 en 128 v.C. De tweede paean is van de hand van Limenius. Van deze hymnen is de muziek bewaard. Beide werken (tekst en muzieknotatie) waren op de buitenmuur van het schathuis der Atheners te Delphi gebeiteld.
*Moens (Petronella Wilhelmina), De twee Delphische hymnen, met muzieknoten. Proefschrift..., Purmerend, Muusses, 1930. - Met tekst, vert. en comm. *W[elkenhuysen] (A[ndries]), Eerste; Tweede Delfische hymne, in: Kleio, N.R., 10 (1980), p. 107-110. - Gewijzigd opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 193-195. | |
Palaephatus.Pseudoniem (?) voor de auteur van een verzameling van 45 Ἄπιστα (Ongelooflijke zaken) waarvan de kern uit de 2de helft van de 4de eeuw v.C. dateert. In het werk wordt een poging gedaan om bizarre elementen van oude mythen (b.v. metamorfosen) rationalistisch te verklaren.
*Palaephatus van de Onghelooflijcke Historiën... In het Nederlantsch vertaelt door N[icolaas] B[orremans] A[mstelodamensis], Amst., Hendricksz, 1661. - Herdr.: Amst., Boekholt, 1687 (verbeterd door G.B. = Geeraerdt Brandt?). | |
Palladas(ca. 355-430 n.C.). Grieks epigrammendichter en grammaticus. Zie onder Anthologia Graeca. | |
[pagina 281]
| |
Palladius Monachus(ca. 365-ca. 425 n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Waarschijnlijk Kleinaziaat van geboorte, ging een aantal jaren onder de Egyptische monniken leven en werd ca. 400 bisschop van Helenopolis in Bithynië. Ca. 420 droeg hij een reeks schetsen van het monnikenleven in Egypte en Palestina op aan hofmaarschalk Lausus: Historia Lausiaca (Geschiedenis voor Lausus). Een Latijnse vertaling van deze Historia werd opgenomen in de Vitae patrum (zie aldaar). Ook uit het Griekse origineel werden enkele fragmenten in het Nederlands vertaald:
*Leven, getuigenissen, brieven van de heilige Antonius abt, 1981 (zie onder Antonius Abbas), p. 215-223. - Vert. van fragm. uit cap. 4 en 21-22, door Christofoor Wagenaar. *Evagrius van Pontus, Geestelijke geschriften, I, 1987 (zie onder Evagrius Ponticus), p. 22-28. - Vert. van fragm. uit cap. 11-38, door Christofoor Wagenaar. | |
Panegyrici Latini(Latijnse lofredes). Naam gegeven aan een verzameling van 12 lofredes op Romeinse keizers, geschreven door voornamelijk Gallische auteurs, die echter in de helft van de gevallen onbekend zijn gebleven. Behalve het model (Paneg. 1), de ‘Lofrede op Trajanus’ door Plinius Minor (zie aldaar), dateren de redevoeringen uit het einde van de 3de en uit de 4de eeuw n.C.
*Waele, Antieke geschiedschrijving, 1946, p. 229-230. - Vert. van 8 (Eumenius?, voor Constantius Caesar), 18, 3. *Hadas/Schwartz, Geschiedenis van Rome, 1959, p. 188-189 en 228-229. - Vert. van 5 (voor Constantinus I), 6-7, en 2 (Pacatus Drepanius, voor Theodosius), 20. *Demullier (Luc), De consul en de redenaar. Retorische techniek in een nieuwjaarsrede tot Julianus de Afvallige, in: Herm., 57 (1985), p. 14-21. - Bevat vert. van fragm. uit 3 (Claudius Mamertinus). | |
Papias(ca. 60-ca. 130 n.C.). Grieks-christelijk schrijver, bisschop van Hiërapolis in Frygië, leerling van de apostel Johannes, vaak tot de ‘Apostolische Vaders’ gerekend. Schreef een ‘verklaring van de woorden des Heren’, waarvan alleen fragmenten bekend zijn uit de geschriften van Irenaeus en Eusebius. Op zichzelf werden deze fragmenten vertaald door:
*Klijn, Apostolische Vaders, III, 1967, p. 57-85. - Voorstelling en vert. van alle fragm. Herdr.: 1983 (p. 52-82). | |
Papinianus(Aemilius Papinianus; † 212 n.C.). Romeins jurist van wie uit de werken Quaestiones (Rechtsvragen; 37 boeken) en Responsa (Adviezen; 19 boeken) fragmenten bewaard zijn, vaak in de Digesta (zie onder Corpus iuris civilis). | |
[pagina 282]
| |
*Ulpianus, Papinianus en kleinere fragmenten, vertaald door J.E. Spruit en K.E.M. Bongenaar (Het Erfdeel van de Klassieke Romeinse Juristen, 3), Zutphen, Walburg Pers, 1986, p. 132-143. - Tekst en vert. van fragm. | |
Papyri Christianae(Christelijke papyri). Zoals bij de inscripties worden ook bij de papyri de documenten die een duidelijk christelijke inhoud vertonen, soms afzonderlijk gegroepeerd en bestudeerd. Daarom deze rubriek, waarin wij vertalingen opnemen van uitsluitend christelijke documenten die meestal tot het domein van de papyrologie gerekend worden (dus ook ostraka, schrijfplankjes, linnen- en perkamentstrookjes). Publikaties die profane én christelijke documenten zonder onderscheid vertalen, krijgen hun plaats onder de algemene rubriek Papyri Graecae et Latinae. Voor het grote Marialoflied op een papyrus van Barcelona: zie Psalmus responsorius.
*Sizoo, Herleefd verleden, 1951, p. 165-176, passim. - 8 christelijke papyri vertaald. Herdr.: 1958 (p. 138-147). *Mulder (H.), De canon en het volksgeloof. Een onderzoek van de amuletten der eerste christenen, Kampen, Kok, 1954, p. 28-47. - Bespreekt en vertaalt ‘voorzover nodig’ 29 documenten. *Hamman/Beekman, Gebedsbron, 1957, p. 119-137. - Gebeden op papyrus en scherven: 21 nrs., uit heel de vroege christenheid. *van Dodewaard (J.A.E.), Een oud gebed tot de Moeder Gods, in: Het Schild, 34 (1957), p. 167-172. - Met vert. van P. Ryl. 470. *Mulder, Uit catacomben, 1961, p. 108-129, passim. - Een 20-tal christelijke papyri vertaald. *Hoogendijk (F.A.J.), De eerste christenen in Egypte, in: Vreemdelingen in het land van Pharao..., Zutphen, Terra, 1985, p. 68-85 en 122-123. - Met vert. van enkele papyri van en over christenen. | |
Papyri Graecae et Latinae(Griekse en Latijnse papyri). Verzamelnaam voor de ca. 40.000 papyri met Griekse teksten en het veel kleinere aantal met Latijnse teksten (het Pap. corp. van 1958 telt 345 + 28 nrs.) die sinds ca. 1750, maar vooral vanaf het einde van de 19de eeuw, vnl. in Egypte worden ontdekt. Papyrus was in de Oudheid de courante schrijfstof voor het noteren van literaire zowel als niet-literaire teksten. Papyrus is echter veel minder duurzaam dan perkament, dat in de late Oudheid en de middeleeuwen voor belangrijke, vnl. literaire, teksten de voorkeur kreeg. Zo komt het dat literaire papyri zeldzaam zijn, maar door hun vroege datering waardevol. Documentaire papyri (akten, archiefstukken, brieven, rekeningen e.d.) bieden een schat aan materiaal voor zakelijk historisch onderzoek, sociale en mentaliteits-geschiedenis, instellingen enz. Ook teksten op potscherven (ostraka) en plankjes (tabulae), linnen- en perkamentstroken worden meestal tot de ‘papyrologie’ gerekend. De aan het licht gekomen papyri zijn verspreid over tientallen musea, bibliotheken en collecties in Europa en Amerika, al dan niet in privé- | |
[pagina 283]
| |
bezit. Papyri met teksten die worden toegewezen aan een bekend literator (Aristoteles, Bacchylides, Menander enz.) worden bij het oeuvre van die literator gerekend. Voor papyri met uitsluitend christelijke teksten: zie Papyri Christianae. Voor bijdragen waarin alleen schrijftabletten behandeld worden: zie Tabulae. | |
Zelfstandige publikaties (chronologisch)*Mead/Brandt, Gnosis, VI, 1908, p. 7-18. - Vert. van Pap. mag. Paris. 1, 475-723. Herdr. in: Mead (G.R.S.), De Mysteriën van Mithra..., Amst., Schors, 1979, p. 67-78. *Jong, Magie, 1921. - Op p. 142-153 bekorte prozavert. van vv. 1496-1593 en andere fragm. uit Pap. mag. Paris. 1. *Raskin (G.), Handelsreclame... bij Grieken en Romeinen (Phil. St., Teksten en Verhandelingen, 13-15), Leuven, Phil. St., 1936. - Passim talr. vert. uit papyri, met verwijzingen. *Sizoo, Herleefd verleden, 1951. - Met talr. vert. van (fragm. van) papyri. *Vries, Bronnen, 1962. - Verspreid vert. van 13 papyri. *van Soest (H.W.), De civielrechtelijke εγγυη (garantieovereenkomst) in de Griekse papyri uit het Ptolemaeïsche tijdvak (Studia et Documenta ad Iura Orientis Antiqui Pertinentia, 7), Leiden, Brill, 1963. - Vert. van juridische teksten. *[Papyrologie], in: Herm., 52 (1980), p. 293-356. - Een themanr., waarin tekst en vert. van een aantal Gr. papyri en tabulae, vnl. op p. 337-356 (14 nrs.), door M.E. van den Houten-Thieme e.a. *Tadema [-] Sporry (Bob), Brieven uit het oude Egypte. Dagboek van Kydon..., Zutphen, Terra, 1980. - M.m.v. P.J. Sijpesteijn. Het dagboek uit de onder-titel is gefingeerd, maar geïllustreerd met bestaande papyrus-teksten uit verschillende perioden. *Beliën, Geschiedenis, 1981. - Vert. van verschillende papyri, o.m. op p. 157-266, passim, door J.A. van Rossum en F.J. Meijer. *Raven (Maarten J.), Papyrus, van bies tot boekrol; met een bloemlezing uit de Leidse papyrusverzameling, Zutphen, Terra, 1982. - Met 25 teksten in vert., waarvan slechts 3 (integraal) Gr. en 1 Lat. *Schrijvend verleden. Documenten uit het oude Nabije Oosten vertaald en toegelicht, uitgegeven door K.R. Veenhof (Mededelingen en Verhandelingen van het Vooraziatisch-Egyptisch Genootschap ‘Ex Oriente Lux’), Leiden, Ex Oriente Lux-Zutphen, Terra, 1983. - Hierin ook een aantal Gr. papyri, vert. door verschillende vertalers. *Vreemdelingen in het land van Pharao. Een bundel artikelen..., Zutphen, Terra, 1985, en *Familiearchieven uit het land van Pharao. Een bundel artikelen..., Zutphen, Terra, 1989. - In beide bundels verspreid vele vert. van papyri uit Egypte. *Grieks in Egypte. Schrift en schriftdragers uit de Grieks-Romeinse periode. Tekst: W. Van Rengen..., [Brussel, V.U.B.-Centrum voor de Studie van de Griekse en Latijnse Documenten, 1988]. - Begeleidend boekje bij een tentoonstelling. | |
[pagina 284]
| |
Bevat beschrijving, afbeelding, tekst en (vaak) vert. van de tentoongestelde papyri. *Clarysse (Willy)-Vandorpe (Katelijn), Zenon, een Grieks manager in de schaduw van de piramiden, Leuven, Clarysse & Vandorpe, 1990. - Met tekst en vert. van een aantal papyri uit het Zenon-archief (260-230 v.C.). | |
Bijdragen in tijdschriften*Roos (A.G.), Apollonius, strateeg van Heptakomia..., in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 37 (1922), p. 1-40 en 129-146. - Met passim vert. uit het Apollonius-archief. *Het Alexandrijnsche zoogenaamde ‘Erotische Fragment’ vertaald en ingeleid door Willem Kloos, in: De Nieuwe Gids, 38 (1923), 1, p. 883-887. - Pap. Grenfell 1, vert. op p. 885-887. Herdr.: Kloos (Willem), Letterkundige inzichten..., XV, Den Haag, Luctor et Emergo, 1930, p. 152-157. *Lampen (W.), Een koopakte uit het jaar 166 na Chr., in: Herm., 9 (1936-1937), p. 6-7. - Tekst en vert. (door ‘vriendenhand’) van Lat. papyrus (Pap. corp. 120: verkoop van een slaaf). *X.Y.Z., Een Grieksch-Egyptisch testament..., in: Herm., 9 (1936-1937), p. 98-100. - Met vert. en berijmde parafrase van Pap. Oxyrh. 104. *Janssens (Arm.-J.), De muziekaesthetische papyrus van Hibeh, in: Phil. St., 11 (1939-1940), p. 90-111 [1941]. - Pap. Hibeh I, 13: tekst, vert. en comm. *van Hilst (G.), Een contract op papyrus..., in: Herm., 36 (1964-1965), p. 58-62. - Tekst, vert. en comm. van een Leidse papyrus (cessie uit 136 n.C.). *Wouters (A.), ‘Latijns Grieks’ en ‘Grieks Latijn’. Over translitteraties en hun bedoeling, in: Herm., 48 (1976), p. 179-191. - Met tekst en vert. van enkele papyri en tabulae. *Clarysse (W.), De Griekse cultuur in het Zenon-archief, in: Kleio, N.R., 7 (1977), p. 59-77. - Met tekst en vert. van een tiental fragm. Cf. supra onder ‘Zelfstandige bijdragen’, Clarysse-Vandorpe, en *Clarysse (Willy), Slaven en papyri, in: Kleio, N.R., 19 (1989), p. 1-22. - Editie van UPZ I 121 met facsimile, vert. (op p. 9) en uitvoerige comm. Bevat ook vert. van een drietal andere teksten. *R[eekmans] (T[ony]), U, vader van het heelal, in: Kleio, N.R., 10 (1980), p. 120-121. - Vert. van Pap. Oxyrh. 1786. Op p. 118 ook vert. van een fragm. van Pap. Berol. (BGU) 6870. *Swinnen (W.), Over technologie in Alexandrië, in: Herm., 57 (1985), p. 152-161. - Met tekst, vert. en bespr. van Pap. Edfou III, 8. *De Splenter (M.), De geboorte. Nieuw leven, oude gebruiken, in: Kleio, N.R., 19 (1989), p. 23-34. - Met tekst en vert. van 4 papyri rond geboorte. | |
Parmenides(ca. 500 v.C.). Grieks filosoof uit Elea. Delen van zijn leerdicht De natura (De natuur) zijn o.m. bewaard bij Simplicius en Sextus Empiricus (ca. 150 vv.). | |
[pagina 285]
| |
*Gaymans (W.F.), Parmenides. Een studie, Assen, Van Gorcum, 1941. - Op p. 8-17 tekst en prozavert. van de fragm. *Brommer (P.), Het leerdicht van Parmenides, in: De Gids, 110 (1947), 4, p. 172-186. - Met vert. van nagenoeg alle fragm. *Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 161-175. - Ook indirecte citaten en testimonia. *Meijer (P.A.), Parmenides' fr. 1 of ‘Hoe maak ik een mythe?’, in: Lampas, 17 (1984), p. 142-161. - Met vert. van fragm. 1. *Parmenides-Zeno, Het leerdicht en de paradoxen. Fragmenten, vertaald en van wijsgerig en historisch commentaar voorzien door J. Mansfeld (Agora Editie), Kampen, Kok Agora, 1988. - Ook testimonia. Op p. 154-164 de Gr. teksten. 3 langere fragm. reeds in: Vijfentwintig eeuwen, 1982, p. 31-35. *Schomakers (Bernardus), Het verlangen naar de werkelijkheid. Over de fragmenten van Parmenides..., 2 dln., [diss. Univ. Amst. 1988]. - Met tekst en prozavert. van alle fragm. | |
Aanvullende opmerkingC. Verhoeven vertaalde I, 22-9 (1984). | |
Patres apostolici(Apostolische Vaders). Deze naam wordt traditioneel gegeven aan de vroegste generatie van (Grieks-)christelijke schrijvers, die geacht worden direct contact te hebben gehad met (een van) de apostelen. Clemens Romanus, Ignatius, Polycarpus en Quadratus worden algemeen tot deze vaders gerekend; dikwijls ook Hermas, Papias, de Barnabae epistula, Didache, Ad Diognetum epistula en Martyrium Polycarpi; soms zelfs, maar kennelijk ten onrechte, de ‘tweede brief’ van Clemens Romanus en het Martyrium Ignatii. Wij verwijzen naar de genoemde auteurs en geschriften, voor de twee martyria naar Martyrum passiones. | |
Patricius(ca. 390-461 n.C.) = Patrick, de ‘apostel van de Ieren’. In zijn Confessio (Belijdenis) vertelt hij zijn leven: geboren in Britannia, als knaap door Ierse piraten ontvoerd, naar Britannia teruggekeerd, aldaar in de gewijde wetenschap opgeleid, en dan als zendeling-bisschop naar Ierland gestuurd. Zijn bisschopszetel was waarschijnlijk Armagh. Buiten de Confessio schreef hij nog een Epistula ad milites Corotici (Brief aan de krijgers van Coroticus), n.a.v. een moorddadige raid van de Britse hoofdman Coroticus tegen dopelingen van Patricius.
*Gallico (Paul), St Patrick, de standvastige. [Vertaling: Willem Baduyl] (Wereld-Bibl.), Amst.-Antw., Wereld-Bibl., 1960. - Op p. 199-221 integrale vert. van Conf. en Epist. *Bakker (Niek), Eiland van heiligen en geleerden..., Goes, Oosterbaan-Le Cointre, 1990, p. 37-53, passim. - Vert. van fragm. uit Conf. en Epist. | |
[pagina 286]
| |
Paula(347-404 n.C.). Voorname Romeinse dame uit de kring rond Hiëronymus. Reisde in 385 naar Palestina en vestigde zich in Bethlehem, in een door haar gesticht klooster. In de correspondentie van Hiëronymus figureert een brief (epist. 46) van Paula aan haar geestgenote Marcella. Van deze brief kennen wij twee oude vertalingen:
*De Boeken van de Roepinge aller Volkeren, 1700 (zie onder Prosper Aquitanus). - Met vert. van Paula's brief, door Andreas Vander Schuur. *De Brieven van den H. Hieronimus, I, 1707 (zie onder Hieronymus, Epistulae). - Hierin als nr. 33 de brief van Paula, vert. Adrianus Van Loo. *Sailer/Steenwijk, Brieven, II, 1828, p. 29-36. | |
Paulinus Nolanus(Meropius Pontius Paulinus; ca. 353-431 n.C.). Latijns-christelijk schrijver, vooral dichter. Geboren in Bordeaux, leerling en vriend van Ausonius, besloot op rijpe leeftijd zich geheel aan de godsdienst te wijden, eerst in Spanje, later in Nola (Campanië), bij het graf van de heilige Felix. In 409 werd hij bisschop van Nola. Zijn oeuvre beslaat 51 Epistulae (Brieven), waarin ook stukken poëzie voorkomen, en 31 Carmina (Gedichten). Op te merken valt dat 6 van Paulinus' carmina aan Ausonius gericht zijn en ook in het oeuvre van Ausonius figureren (zie aldaar), en dat 7 van zijn brieven aan Augustinus gericht zijn en ook onder de Epistulae van Augustinus zijn opgenomen (zie aldaar). | |
Epistulae*Sailer/Steenwijk, Brieven, II, 1828, p. 131-146. - Vert. van epist. 1-2. *Meer, Christus' oudste gewaad, 1949, p. 133 en 206-207. - Vert. van 3 vers-fragm. uit epist. 32. Herdr.: 1989 (p. 163 en 258-259). | |
Carmina*Bouma (J.A.), Het Epithalamium van Paulinus van Nola. Carmen XXV met inleiding, vertaling en commentaar, Assen, Van Gorcum-Prakke, 1968. - Op p. 22-37 integrale tekst en prozavert. *Mönnich, Koningsvanen, 1990. - Vertaalt passim korte fragm., vooral op p. 392-411, waar het geheel van de Carmina wordt behandeld. | |
Aanvullende opmerkingB. Aafjes (1960) vertaalde fragmentjes uit Carm. 14, 15 en 18. | |
Paulus Iurisconsultus(Iulius Paulus; ca. 200 n.C.). Romeins rechtsgeleerde die hoge ambten bekleedde en o.m. assessor van Papinianus was. Zeer produktief auteur (ca. 75 titels bekend, samen ca. 300 boeken). Vele fragmenten van zijn geschriften zijn opgenomen in de Digesta (zie onder Corpus iuris civilis). | |
[pagina 287]
| |
*Zie onder Gaius: Spruit-Bongenaar, 1984, p. 79-213. - Vooral Sententiae ad filium (‘Uitspraken tot zijn zoon’). *Zie onder Ulpianus: Spruit-Bongenaar, 1986, p. 77-127. - Tekst en vert. van de Interpretationes ad Pauli Sententias (‘Verklarende aantekeningen bij de uitspraken van Paulus’). | |
Paulus Silentiarius(ca. 520-575). Grieks dichter van epigrammen en van een gedicht dat voorgedragen werd n.a.v. de heropening van de gerestaureerde Aya Sophia (562). Zie ook onder Anthologia Graeca.
*Hadas/Schwartz, Geschiedenis van Rome, 1959, p. 282-283. - Prozavert. van fragm. uit Soph. | |
Pausanias(2de eeuw n.C.). Grieks periëgeet en geograaf, auteur van een Graeciae descriptio (Beschrijving van Griekenland; 10 boeken). Hierin geeft hij ‘toeristische’ beschrijvingen van de landschappen van het Griekse vasteland, doorgaans gebaseerd op autopsie. Hij heeft veel aandacht voor geschiedenis, mythologie, topografie en kunst, waardoor zijn werk een schat aan elders niet te vinden informatie bevat.
*Orpheus, 1974, p. 16-17. - Vert. van 9, 30, 4-12, door Arnold Provoost en Ghislaine Scherpereel. *Lacarrière (Jacques), In het voetspoor van Pausanias. Het oude Griekenland toen en nu. [Vert. R. de Jong-Belinfante], Amst., Meulenhoff Informatief, 1980. - Talr. fragm., vert. uit het Frans. *Brouwers (Jaak) & Uytterhoeven (Jozef), Met Gaston Burssens in de cel, Mechelen, Stevens, 1981. - Op p. 70-73 vert. uit 9, 37-39, door Edmond De Brouwer. *Hupperts, Olympische spelen, 1989. - Passim talr. fragm. in vert. (o.m. op p. 17-36). | |
Pelagius I(† 561 n.C.). Romeinse paus (556-561). Als diaken van de kerk van Rome vertaalde hij ca. 540 een eerste deel van de Apophthegmata patrum. Deze vertaling werd in boeken 5-6 van de Vitae patrum (zie aldaar) opgenomen. | |
Perictione(2de eeuw n.C.). Griekse vrouw die in neopythagorische kringen zou hebben verkeerd en een werk De mulierum harmonia (Harmonie bij vrouwen) zou hebben geschreven. Het gebruik van de naam van Plato's moeder doet het vermoeden rijzen dat het om een mystificatie gaat. Fragmenten zijn bij Stobaeus bewaard.
*Eyben, Vrouwen, 1992, p. 139-141. - Vert. van fragm. | |
[pagina 288]
| |
Persius(Aulus Persius Flaccus; 34-62 n.C.). Latijns satiricus. Hij was afkomstig uit het Etruskische Volterra en verkeerde te Rome in stoïcijnse kringen. 6 Satirae (Satiren) met een korte proloog zijn bewaard. Persius heeft de reputatie in een moeilijk Latijn te hebben geschreven.
*De Schimpdigten van D. Junius Juvenalis. en Aulus Persius Flaccus... Door Abraham Valentijn, Leyden, vander Linde, 1682. - Prozavert. Herdr.: 1703. *Alle de Schimpdichten van Decius [sic] Junius Juvenalis, en A. Persius Flaccus..., Haarlem, van Kessel, 1709. - De vertalers en de door hen vert. satiren: J. de Decker (4; verscheen reeds in 1656), E. Elmeguidi [= wsch. Willem de Mey] (1, 2, 3 en 4), C. Pierson (3, 5 en 6). *Perzius Hekeldichten, vrij, en in toepassing op onzen tijd nagevolgd door Willem Bilderdijk, Rott., Immerzeel, 1820. - Opgenomen in: Bilderdijk, Dichtwerken, VII, 1857, p. 251-282. *Auli Persi Flacci Saturae. Edidit atque prolegomenis, interpretatione Belgica, commentario instruxit Iacobus van Wageningen, Pars prior..., Groningae, Noordhoff, 1911. - Prozavert. die al in 1891 in beperkte kring verscheen. | |
Pervigilium Veneris(‘De nachtwake van Venus’. Wordt gedateerd van de 1ste tot de 5de eeuw n.C.). Anoniem overgeleverd gedicht bestaande uit 93 verzen met refrein, een lentelied waarin de lof van Venus gezongen wordt. Bewaard in de Anthologia Latina (nr. 200; zie aldaar), in een tekst die op diverse plaatsen corrupt is.
*Vóór 1924 (hierbij ook de literatoren): W. Bilderdijk (1791), M.C. van Hall (1793), P.H.A.J. Strick van Linschoten (1805), A. Boxman (1819), H.C. Muller (1908), B. Verhagen (1911), N.J. Singels (1915). *Pervigilium Veneris. Tekst en vertaling met inleiding en commentaar voorzien door C. Brakman Jz., Leiden, Brill, 1928. - Prozavert. *Het Nachtfeest van Venus (Pervigilium Veneris). Uit het Latijn vertaald door Nico van Suchtelen, Amst., Wereldbibliotheek-Vereeniging, 1946. - Opgenomen in: van Suchtelen (Nico), Verzamelde werken, I, Amst.-Antw., Wereldbibl., 1948, p. 247-252. *Rutgers van der Loeff (A.), Pervigilium Veneris, in: Herm., 19 (1947-1948), p. 65-70, 81-83 en 98-103. *Pervigilium Veneris. Venus-verwachtingsnacht. [Met de vertaling van Jan Prins], Amst., Balkema, 1945. - Verschillende herdr., o.m.: (De Tiende Muze), Arnhem, Van Loghum Slaterus, 1948 (tekst en vert.). *van Wolferen (Anth.J.), Lentelied. Een Nederlandse bewerking van het Pervigilium Veneris, in: Herm., 42 (1970-1971), p. 238-240. | |
Petronius(wsch. Gaius Petronius Arbiter; † 66 n.C.). Latijns auteur van het gehavend overgeleverde, parodistische avonturenverhaal Satyricon (Schelmenroman?), waarin de prozatekst wordt afgewisseld met poëzie; beroemd- | |
[pagina 289]
| |
ste passage uit het Satyricon is de schildering van de Cena Trimalchionis (Gelag bij Trimalchio), cap. 26-78. De ‘fragmenten’ van Petronius (63 nrs. in de Budé-editie van A. Ernout) bevatten ook enkele gedichten die blijkbaar niet tot het Satyricon behoorden. | |
Satyricon*IJzeren, Latijnse varia, 1954, p. 268-308. - Uitgebr. fragm., behalve uit de Cena. *Petronius vertelt. De ontroostbare weduwe en andere krasse verhalen, vertaald door H. Verbruggen, Lier, Van In, 1961. - Vert. van/uit cap. 44, 50-51, 61-62, 74-75 en 111-112. *C. Petronius Arbiter, Schelmen en tafelschuimers. Een satirische zedenroman uit de tijd van Keizer Nero. Vertaald en van een toelichting voorzien door A.D. Leeman (Phoenix Klass. Pock., 10), Hilv., de Haan-Antw., Stand., 1966. - In deze vert. ontbreekt het gedicht over de Burgeroorlog (cap. 119-124). Herdr. tot: Petronius, Satyricon, vertaald en toegelicht door A.D. Leeman, Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1989 (herzien sinds de uitgave van 1972). | |
Cena Trimalchionis (= sat. 26-78)*Petronius, Het gelag bij Trimalchio, uit het Latijn vertaald door Paul van de Woestijne (Klass. Gal., 16), Antw., DNB, 1944. *Petronius, Het gastmaal van Trimalchio. Vertaald door P.J. Enk, Amst., van Oorschot, 1947. | |
Het Weeuwtje van Ephesus (= sat. 111-112)*Schwartz, Barnsteen, 1953, p. 201-204 (= Schwartz, Verhalen, 19835, p. 98-100). *Claes-Lesaffer, De dansende Faun, 1989, p. 74-75. | |
De Bello Civili (= sat. 119-124)*van Hall (M.C.), De Burgerkryg, gevolgd naar het Latyn van Petronius, in: Dichterlyke Gedachten-Beelden, Eerste bundel, Amst., Döll, 1801, p. 79-96. - Sterk gewijzigd herdrukt in: Hall, Navolgingen, 1855, p. 128-144. *Brakman, Opstellen, 1932, p. 55-56. - Prozavert. van vv. 245-270. | |
Fragmenten*Latijns nummer, 1986, p. 189. - Nr. 30, vert. Frans van Dooren. *Leeman (A.D.), Petronius als dichter, in: Herm., 40 (1968-1969), p. 65-69. - Met vert. van nr. 38, door M. d'Hane-Scheltema. *IJsewijn-Jacobs, Latijnse lyriek, 1970, p. 28. - Vert. van nr. 49, door Clem Wyland [= John Wynen]. | |
Aanvullende opmerkingen- Bij ons weten vertaalden, buiten de reeds genoemden, nog twee literatoren | |
[pagina 290]
| |
iets van Petronius: P. Claes (1990: het vers uit Sat. 79) en J.P. Guépin (1991: id.). - We vermelden nog: van der Paardt (R.Th.)-Nelson (H.L.W.) e.a., in: Herm., 54, 2 (1982). - Themanummer gewijd aan Petronius, met vert. van verschillende fragm. | |
Petrus Chrysologus(† 450 n.C.). Latijns-christelijk schrijver en kerkleraar, ca. 430 bisschop van Ravenna. Genoot vooral als kanselredenaar grote faam, vandaar zijn bijnaam ‘Goudspreker’. Ca. 180 authentieke Sermones (Preken) van hem zijn overgeleverd. Van slechts één kunnen wij een Nederlandse vertaling aanwijzen:
*V. Heyster, De zelfonteigening volgens S. Petrus Chrysologus, in: Tijdschrift voor Geestelijk Leven, 7 (1951), p. 737-741. - Met integrale vert. van serm. 108. | |
Phaedrus(Gaius Iulius Phaedrus; einde 1ste eeuw v.C.-midden 1ste eeuw n.C.). Latijns fabeldichter, wellicht afkomstig uit Thracië. Bewaard zijn een honderdtal Fabulae Aesopiae (Aesopische fabels), in 5 boeken, en een (onechte?) Appendix van een dertigtal fabels. Zijn oeuvre is vooral in het begin goeddeels een bewerking van de prozafabels van Aesopus. Phaedrus, die overigens ook menselijke anekdoten inlast en over zijn persoonlijke literaire ontgoochelingen schrijft, introduceerde het genre in de Latijnse literatuur. Op zijn beurt was Phaedrus een indirecte inspiratiebron voor de middeleeuwse en latere fabelliteratuur, o.m. via de zogenaamde Romulus, een Latijnse prozabe-werking uit de vroege middeleeuwen die de basistekst vormde voor veel vertalingen in de volkstalen. Vaak kunnen, gezien het bovenstaande, fabel-vertalingen zowel bij Aesopus als bij Phaedrus worden ondergebracht. Zie daarom ook onder Aesopus. | |
Een groot aantal fabels*Vóór 1924: anoniem (1672), J. Hilarides (1684), H.Th. Terkamp (1773; zie ook onder Aesopus), anoniem (1788: boek 1), anoniem (1850: 96 fabels). *Ezopische Fabelen van Fedrus... In Nederduitsch Dicht vertaelt... door D. van Hoogstraten, Amst., Halma, 1703. - Herdr. tot: Amst., van Esveldt, 1769. *Phaedrus, Fabels. Vertaald en ingeleid door Marc Moonen (Klass. Gal., 65), Antw., DNB, 1951. - Prozavert., zonder de Appendix. *van Nieuwenhuizen (Johan), Phaedrus' Aesopische Fabels opnieuw in verzen verteld... (Kramers Pocket kpF, 6), Den Haag, van Hoeve, 1964. - Berijmde hertaling (van Van Hoogstratens vert.) van 92 fabels. Herdr.: (Prisma-Boeken, 1900), Utrecht-Antw., Spectrum, 1979. | |
BloemlezingenUit de 13de eeuw dateert de Esopet, een Middelned. berijming van 67 fabels, wellicht van de hand van Calfstaf en Noydekijn. Hoofdbron was de hierboven vermelde Romulus. Recente uitgaven: | |
[pagina 291]
| |
*Esopet. Een middelnederlandse fabelbundel, uitgegeven, ingeleid en verklaard door W.E. Hegman (Klass. Gal., 104), Antw., DNB, 1955, en *Esopet. Facsimile-uitgave naar het enig bewaard gebleven handschrift. Ingeleid en toegelicht door Garmt Stuiveling, 2 dln. (Ad Fontes), Amst., Hertzberger, 1965. *IJzeren, Latijnse varia, 1954, p. 230-240. - 13 fabels, prologen en ‘anekdoten’, metr. vertaald. *Een handvol Phaedrische fabels. Uit het Latijn vertaald door Rody Chamuleau, Oosterbeek, Bosbespers, 1978. - Bibliofiel. Berijmde vert. van 12 fabels. | |
Aanvullende opmerkingO.m. volgende literatoren vertaalden één of enkele fabels: E. de Dene (1567: enkele fabels; zie onder Aesopus), J. Vollenhove (1685: 5 fabels), P. Rabus (1688: 1, 2 en 1, 6), A. Moonen (1700: prol. en 1, 1-11), B. Decorte (1972: 1, Prol.), P. Claes (1989: 1, 13). | |
Phanocles(1ste helft 3de eeuw v.C.?). Grieks dichter uit Alexandrië, auteur van een ‘catalogus’ (naar het voorbeeld van Hesiodus) waarin liefdesavonturen van goden en heroën met mooie knapen worden verhaald. Het fragment over Orpheus en Calais (fragm. 1; 28 vv.) is bewaard.
*Orpheus, 1974, p. 8. - Fragm. 1 in proza, door Arnold Provoost en Ghislaine Scherpereel. *Moormann (Eric M.), Ovidius en de bron van het Orpheus-verhaal, in: Lampas, 22 (1989), p. 243-247. - Met op p. 244-245 prozavert. van fragm. 1. | |
Philippus Thessalonicensis(Philippus van Thessalonica; 1ste helft 1ste eeuw n.C.). Grieks epigrammendichter. Zie onder Anthologia Graeca. | |
Philiscus(of Philicus; 1ste helft 3de eeuw v.C.). Grieks-hellenistisch tragicus en lyrisch dichter van Corcyra (Korfoe). Van zijn dichtwerk, waaronder 42 tragedies, zijn slechts luttele fragmenten bewaard. Er is ook een komediedichter met dezelfde naam bekend: soms is het niet duidelijk of een overgeleverde titel bij de eerst- dan wel bij de laatstgenoemde Philiscus thuishoort.
*K[uiper] (W.), Mythologie op het komisch tooneel, in: Herm., 3 (1930-1931), p. 157-159. - Met vert. van PSI 10, 1175 (I) = fragm. van Διὸς γοναί. | |
Philo Alexandrinus of Philo Iudaeus(Philo van Alexandrië of Philo de Jood; einde 1ste eeuw v.C.-1ste helft 1ste eeuw n.C.). Joods-hellenistisch theoloog en godsdienstfilosoof uit Alexandrië. Een groot deel van zijn uit-gebreide oeuvre is bewaard. Het betreft 48 geschriften, doorgaans verdeeld in drie groepen: 1) exegetische werken over de Pentateuch, de grootste groep; | |
[pagina 292]
| |
2) filosofische werken (5 boeken); 3) historisch-apologetische werken (4 boeken), een verklaring en verdediging van aspecten van de Joodse geschiedenis en cultuur. Het Liber antiquitatum biblicarum (Boek van de bijbelse oudheden), uit het begin van onze tijdrekening, werd aan hem toegeschreven. Dit werk is bewaard in een 4de-eeuwse Latijnse versie, een vertaling van een Griekse tekst die op zijn beurt uit het Hebreeuws was omgezet.
*Vóór 1924: W. Séwel (1704, Josephus-vertaling: bevat ook de Legatio ad Gaium van Philo; in 1732 nog uitgebreid met het geschrift Contra Flaccum van Philo), anoniem (1780, Josephus-vertaling, uit het Engels: bevat ook de Legatio ad Gaium van Philo). *Van Edelheydt Een edel Boecxken by Philonem Judeû ouer 1580. Jarê gemaect, eñ nu int Jaer 1583. vertaelt door D.V. Coornhert... Ghedruckt tot Haerlem,... by Antonis Ketel, s.a. [1583]. - Het slotdeel van De virtutibus (De deugden). *Hospinianus/Oosterbeeck, Monickerije, 1609, p. 25-28. - Vertaalt fragm. over de Essenen. *De Esseeërs. Fragmenten van Philo (Uit het Fransch van Racine vertaald door Filofotos), in: Licht en Waarheid, 31 (1921), p. 281-330, passim. - Uit Vita contemplativa (Het beschouwende leven) en Quod omnis probus (Ieder goed mens). *Straaten, Stoa, 1969, p. 79-80. - Uit De aeternitate mundi (De onvergankelijkheid van de wereld), 76-85. *Eyben (E.), Geboortenbeperking in de Grieks-Romeinse oudheid, in: Kleio, N.R., 7 (1977), p. 97-127. - Met vert. van 3, 109-119 uit De specialibus legibus (De bijzondere wetten). *Runia (D.T.), Philo van Alexandrië en het begin van de christelijke exegese, in: Kerkvaders, 1985, p. 201-227. - Op p. 219-226 vert. van 3 fragm., het langste uit De Abrahamo (Abraham). | |
Pseudo-Philo*De bijbelse geschiedenis van Pseudo-Philo... Vertaald, ingeleid en toegelicht door P.W. van der Horst (Na de Schriften, 7), Kampen, Kok, 1990. - Liber ant. bibl. | |
Philodemus(1ste eeuw v.C.). Grieks filosoof en auteur van epigrammen, uit Gadara. Sinds een papyrusvondst in Herculaneum (1752) weten we meer van deze epicurist: titels van en fragmenten uit meer dan 30 prozageschriften zijn bekend. Ze behandelen zeer diverse onderwerpen. Ca. 30 epigrammen zijn in de Anthologia Graeca overgeleverd. | |
De Morte (De dood)*Kuiper (Taco), Philodemus over den Dood. Proefschrift..., Amst., Paris, 1925. - Tekst, vert. en comm. | |
[pagina 293]
| |
De Musica (De muziek)*van Krevelen (Dirk Andree), Philodemus - De Muziek. Met vertaling en commentaar. Academisch proefschrift..., Hilv., Schipper, 1939. - Op p. 2-229 tekst en vert. | |
EpigrammenZie onder Anthologia Graeca. | |
Philolaus(midden 5de eeuw v.C.). Grieks pythagorisch filosoof uit Croton. Fragmenten uit een geschrift De natura (De natuur) zijn dankzij citaten, o.m. bij Stobaeus, bewaard. Aan de authenticiteit wordt echter getwijfeld.
*Vrijlandt (P.), De wijsbegeerte der Hellenen, in: De Nieuwe Gids, 40 (1925), 2, p. 177-200. - 5 fragm. vert. op p. 186-187. *Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 84-90. - Nagenoeg alle fragm. en testimonia. *Bunt (L.N.H.), Van Ahmes tot Euclides..., Gron.-Djakarta, Wolters, 1954, p. 64-66. - Fragm. (tekst en vert.). Herdr. tot: 19603 (p. 68-70). | |
Philoponus(Johannes Philoponus; einde 5de eeuw n.C.-na 567). Grieks filosoof en theoloog, grammaticus en wiskundige, een van de grootste intellectuelen van zijn tijd. Van zijn uitgebreide oeuvre vermelden we hier alleen de deels bewaarde commentaren op geschriften van Aristoteles.
*Dijksterhuis (E.J.), Val en worp..., Gron., Noordhoff, 1924, p. 37-44, passim. - Tekst en vert. uit In Aristotelis Physica (Commentaar op de Physica van Aristoteles). | |
Philostratus(Flavius Philostratus; 1ste helft 3de eeuw n.C.). Grieks auteur van een onzeker aantal geschriften: de naam ‘Philostratus’ staat wellicht voor 4 auteurs uit één familie. Van de werken vermelden we een geschrift met informatie over diverse sporttakken (Gymnastica) en dieetvoorschriften, biografieën van sofisten en van de neo-Pythagoreeër Apollonius van Tyana (leefde in de 1ste eeuw n.C. ‘op de manier van Pythagoras’; de biografie is geïdealiseerd wat niet belet dat Apollonius een indrukwekkende persoonlijkheid moet zijn geweest), beschrijvingen van schilderijen (Imagines), een brievencollectie enz.
*Apollonius van Tyana, in: Licht en Waarheid, nr. 461 (mei 1907) tot jrg. 20 (1910), p. 177, passim. - In een lange reeks van bijdragen wordt de Vita Apollonii voorgesteld en naverteld [door Willem Frederik Meng]. *Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 424-426. - Fragm. uit Vita Apollonii. *Orpheus, 1974, p. 18-19. - Philostratus ‘de Jongere’, Imag. 6, vert. Arnold Provoost en Ghislaine Scherpereel. | |
[pagina 294]
| |
*Guépin (J.P.), ‘Hercules belegerd door de Pygmeeën’..., in: Oud Holland, 102 (1988), p. 155-173. - Op p. 156-158 vert. van Imag. 2, 22 (van Philostratus ‘de Oudere’). *Hupperts, Olympische spelen, 1989, passim. - Vert. van Imag. 1, 24 en 2, 6 en van talr. fragm. uit Gymnastica (o.m. op p. 147-151). | |
Philumenus(2de eeuw n.C.?). Grieks arts uit Alexandrië (?). Compilator van geschriften waaruit fragmenten zijn bewaard in het Grieks (o.m. over giftige dieren) en in een laat-antieke Latijnse vertaling.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 427-431. - Vert. van fragm. uit 3 geschriften. | |
Phlegon(Phlegon Aelius; 1ste helft 2de eeuw n.C.). Vrijgelaten slaaf van keizer Hadrianus. Schreef in het Grieks een kroniek waarvan slechts weinig is bewaard. Wel grotendeels overgeleverd zijn enkele kleinere werken, w.o. De miraculis (Wonderlijke fenomenen), over vreemdsoortige verschijnselen bij mensen.
*Enk (P.J.), Antieke ‘short stories’..., Gron.-Batavia, Wolters, 1949, p. 13-15. - Fragm. uit Mirac. 1. | |
Phocylides(begin 6de eeuw v.C.?). Grieks spreukendichter uit Milete. Een aantal eenregelige verzen (en één distichon) is bewaard. Op naam van Phocylides is ook een gnomisch gedicht van 230 hexameters overgeleverd met sterk Joodse inslag. Wellicht dateert dit uit de 1ste of 2de eeuw n.C.
*J[anssens] (E.J.), Wijsheidsdruppels uit Phokulides, in: Vrijheid en Recht, 4 (1952-1953), 1, p. 10-11. - Vert. van 16 spreuken. | |
Pseudo-Phocylides*De Pseudepigrafen 3. Spreuken van Pseudo-Phocylides. Vertaald, ingeleid en toegelicht door P.W. van der Horst..., Kampen, Kok, 1982. - Vert. op p. 20-28. | |
Phylarchus(2de helft 3de eeuw v.C.). Grieks geschiedschrijver. Van hem is o.m. het geschrift Historiae (Geschiedenis; 28 boeken) bekend, dat de periode 272 tot 222 bestrijkt. 85 fragmenten zijn bewaard, vooral bij Athenaeus.
*Lissone (Franciscus Lambertus Vincentius Maria), De fragmenten van de geschiedschrijver Phylarchus. Vertaling en commentaar (Indagationes Noviomagenses ad Res Antiquas Spectantes, 6), Nijm., Berkhout, 1969. - Met tekst en vert. van testimonia en alle fragm. | |
[pagina 295]
| |
Pindarus(ca. 520-445 v.C.). Grieks dichter van koorzangen. Hij was afkomstig uit Thebe maar bracht een groot deel van zijn leven in Athene en op Sicilië door. Behalve fragmenten van talrijke andersoortige koorliederen, zijn vier boeken Epinicia (Zegezangen) bewaard, in totaal 45 gedichten. Ze worden genoemd naar de plaats van de spelen waarin de bezongen atleet een overwinning behaalde. Zo onderscheiden we Olympische, Pythische, Isthmische en Nemeïsche oden. Deze lofdichten in grootse stijl en in velerlei metrische vormen werden ten gehore gebracht bij de thuiskomst van de gevierde. | |
Zelfstandige publikaties*Pindaros, Puthische Oden, vertaald en ingeleid door J. de Haes (Helios Reeks), Brugge-Brussel, Kinkhoren, 1945. - Metr. vert. *Tien Oden van Pindaros, in het Nederlands vertaald door B.A. van Groningen, s.l., s.n., 1976. - Olymp. 1, 4, 7, 12 en 14; Pyth. 7 en 10; Nem. 10 en 11; Isthm. 7 en de ‘Loftuiting aan Theoxenos van Tenedos’ (= fragm. 123). Deels eerder gepubliceerd. Olymp. 14 opgenomen in: Muziek, 1944, p. 65-66. | |
Oden uit alle/meerdere boeken*Vürtheim, Grieksche lyrische dichters, 1921, p. 28-29, 185-233 en 241-242. - Prozavert., verweven in de tekst, van talr. fragm., en van dln. uit Pyth. 1, 2, 10, 11; uit Isthm. 6 en uit Nem. 5. *Kuiper, Griekse varia, 1956, p. 61-79. - Inl. en vert. van Olymp. 12 (vert. Kuiper; eerder gepubliceerd in: Kuiper, Grieksche lyriek, 1923, p. 54-55); Pyth. 1 (fragm., vert. Kuiper) en 4 (fragm., vert. Loenen; cf. infra). *Sissau, Bloemlezing, 1962, p. 101-104, en Bloemlezing, 1971, p. 164-179. - In 1962: Olymp. 12 en 14; in 1971: Olymp. 2; Pyth. 1, 1-28 en andere stukken (uit de vier boeken en uit fragm). *Laet, Griekse lyriek, 1978, p. 85-91. - Olymp. 12 en 14; gedeelten van Pyth. 1; Nem. 6 en Isthm. 2. *Spiegel, 1988, p. 99-111. - Eerder gepubliceerde, hier soms gewijzigde vert. van Olymp. 2 (Sissau), Nem. 11 (de Vries), fragm. 123 (van Groningen) en Pyth. 1 (Welkenhuysen). | |
Olympische oden*Boeken (H.J.), Het derde/tweede/vierde Olympisch zege-lied, in: De Nieuwe Gids, 9 (1894), 2, p. 266-268, 412-415, 416-417. - Prozavert. *Vürtheim, Grieksche letterkunde, 1918, p. 97-101. - Prozavert. van 6. *Kuiper, Grieksche lyriek, 1923, p. 54-63. - Vert. van 1 en 12. *de Haes (J.), Pindaros, een gelegenheidsdichter, in: Dietsche Warande en Belfort, 1945, p. 99-103. - Met metr. vert. van 14. *Janssens, Griekse lierdichters, 1952, p. 42-46. - Vert. van 12 en 14. Behalve deze twee oden nog drie stukken (Pyth. 1, 1-28; Nem. 6, 1-7; fragm. 129). *van Leeuwen (Johannes), Pindarus' tweede Olympische Ode... 2 dln. (Biblio- | |
[pagina 296]
| |
theca Classica Vangorcumiana, XIV), Assen, Van Gorcum-Prakke, 1964. - Diss. Leiden. Met tekst en prozavert. (deel 1, p. 25-40). *Gerbrandy (P.), Bilderdijk en de Nederlandse Pindarus-receptie, in: Het Bilderdijkmuseum, 5 (1988), p. 1-10. - Op p. 8 prozavert. van Olymp. 12, door P. Gerbrandy. Geeft ook de vert. van dezelfde ode door P. van den Bosch (1777) en W. Bilderdijk (1809). *Lateur (Patrick), Pindarus' Eerste Olympische Ode, in: Kleio, N.R., 20 (1990-1991), p. 360-366, en *Lateur (Patrick), Pindarus' Vierde Olympische Ode, in: Vlaanderen, 40 (1991), p. 226. - Tekst en vert., en *Lateur (Patrick), Pindarus, Zesde Olympische Ode..., in: Poëziekrant, 15 (1991), 6, p. 8-11. - Inl. en vert. | |
Pythische oden*De vierde Pythische Ode van Pindaros, behelzende het oudste verhaal over den tocht der Argonauten, vertaald door D. Loenen, Amst., Wereldbibliotheek-Vereeniging, 1940. - Prozavert. Herdr.: Amst., De Beuk, 1953 (bijgewerkt). *Welkenuysen [sic] (A.), Pindaros' eerste Puthisch zegelied. Proeve van vertaling, in: Herm., 36 (1964-1965), p. 271-278. - Vert. en inl. over de bestaande vert. *Radt (S.L.), Nieuwe benaderingen van Pindarus, in: Lampas, 13 (1980), p. 389-405. - Met prozavert. van 11. | |
Nemeïsche oden*van IJzeren (J.), Herakles als wiegekind bij Pindarus en bij Theocritus, in: Herm., 31 (1959-1960), p. 230-236. - Met vert. van 1, 33-72. *de Vries (G.J.), De zang der Sirenen (Libra), Baarn, Ambo-Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1986, p. 99-101. - Vert. van 11. Eerste publ., met bespr., in: Herm., 36 (1964-1965), p. 149-157. *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 127-128. - Prozavert. uit 6, door J.M. Bremer. | |
Aanvullende opmerkingDe volgende literatoren vertaalden fragm.: P. Nieuwland (1785 +: Olymp. 2, 101-137 en fragm. 129), W. Bilderdijk (1790: Olymp. 12), S.Iz. Wiselius (1818: Isthm. 3 en Olymp. 14), P.G. Witsen Geysbeek (1825: Olymp. 4), H.J. Boeken (1904: Pyth. 1, gedeeltelijk), L. Couperus (1918: Olymp. 13, 1-46), B. Aafjes (1960: uit fragm. 129). | |
Plato(ca. 429-347 v.C.). Grieks filosoof, stichter en eerste bezieler van de Academie. Maakte in het eerste deel van zijn leven vele reizen, maar bracht de laatste veertig jaar in Athene door. Toch trok hij in die periode nog twee keer naar Syracuse in een (mislukte) poging er zijn politieke idealen en theorieën in praktijk te brengen. Plato's monumentale werk bestaat sinds de Oudheid uit 9 tetralogieën, die nog worden gevolgd door een boek ‘Definities’ en 6 korte dialogen. Van dit vervolg én van bepaalde andere geschriften wordt de | |
[pagina 297]
| |
echtheid betwist: volgens sommigen zijn slechts 25 dialogen ontwijfelbaar van Plato. Buiten de dialogen kennen we nog: de Apologia Socratis (Verdedigingsrede van Socrates), 13 Epistulae (Brieven), waarvan de echtheid in veel gevallen betwist wordt, en een 30-tal Epigrammata (Epigrammen) waarvoor dezelfde opmerking geldt. In alle dialogen, en uiteraard in de Apologia, treedt Socrates op, behalve in Leges (Wetten), waarschijnlijk het laatste werk. De rol van Plato's ‘leermeester’, van wie zelf geen geschriften bekend zijn, is, benevens taal- en stijlkenmerken, een van de criteria bij de bepaling van de chronologie van het oeuvre. De invloed van Plato op de ontwikkeling van het westerse denken is moeilijk te overschatten. | |
Het integrale oeuvre (of nagenoeg)*Plato, Verzameld werk... Vertaald door Xaveer de Win, 3 dln., Antw., DNB/Haarlem, Tjeenk Willink, 1962-1965. - Herdr. in 5 dln.: Antw., DNB-Baarn, Ambo, 1978 en 1980. Vertaalt 28 dialogen, Apol. en de 13 epist. Neemt daarnaast in deel 3 (= 1978 en 1980, deel 5) ook 6 ‘betwiste’ en 8 ‘apocriefe’ geschriften op, waaronder de epigrammen en de definities. Een aantal dialogen verscheen eerder in de reeks Klass. Gal. (Antw., DNB), nrs. 89 (1953), 101 (1955), 107 (1956). In 1970 verscheen in dezelfde reeks (nr. 94) nog Phaedo (licht gewijzigd), ter vervanging van de vert. door P.-E. Francken [= V.E. Daenen] uit 1954. *Platoon,... [Vertaling: School voor Filosofie], 10 dln. (Platoon Verzameld werk, 1-10), Amst., Driehoek, 1984-1991. - 25 dialogen, Apol. en 5 epist.; wordt voortgezet. | |
Meerdere volledige geschripten (door dezelfde vertaler)*Vóór 1924: J. Coenraad Amman (1709: Apol., Crito, Phaedo); J. ten Brink (1801: Apol., Crito), D. Burger (1846-1849: Phaedo, Theaetetus, Res publica). *Plato, Verdediging van Socrates en Crito. Uit het Grieksch door Ch.M. van Deventer (Klass. Schr., 37), Amst., van Looy-Gerlings, 1896. - Herdr. tot: Zutphen, Thieme, 1925. *Platoons Phaidoon, uit het Grieksch overgebracht door P.C. Boutens (Wereldbibl., 392), Amst., Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1919. - Opgenomen in: Boutens, Verzamelde werken, V, 1951, p. 187-263, en *Platoons Phaidros; Drinkgelag, uit het Grieksch overgebracht door P.C. Boutens, Rott., Brusse, 1923; 1931. - Opgenomen in: Boutens, Verzamelde werken, V, 1951, p. 269-342 en 121-185 (‘Drinkgelag’ = Symposium). De drie publ. verschenen eerder bibliofiel, resp. in 1905, 1909 en 1901. Phaedo en Phaedrus herdr. in: Plato, Vervoering en onsterfelijkheid van de ziel. Phaidros - Phaidoon. Vertaald door P.C. Boutens (Phoenix Klass. Pock., 4), Zeist, de Haan-Antw., Stand., 1964. - Drie afwijkingen in vergelijking met Verzamelde werken. Zie ook: Blok (W.), Fragmenten van Plato's Apologie vertaald door P.C. Boutens, in: Studia Neerlandica, 4 (1970), p. 73-80. - Editio princeps van 2 stukken vert. | |
[pagina 298]
| |
*Platoon, Verdedigingsrede van Sokrates en Kritoon. In het Nederlandsch vertaald door A. Clerckx en bewerkt door R. De Pauw (Klass. Vert.), Antw. etc., Stand., 1946. - Herdr. tot: 19748 (herzien vanaf 19533). *Platoon, Dialogen. Symposion, Apologie, Kritoon, Phaidoon. Sokrates in leven en sterven. [Nederlands van M.A. Schwartz] (Prisma-Boeken, 550), Utrecht-Antw., Spectrum, 1960. - Herdr. in dezelfde reeks tot: 198411 (herzien); én in 1987 en 1989 in de reeks Aula Pocket, nr. 823, bij dezelfde uitgever. Titel in 1989: Plato, Dialogen 1, en *Plato, Sokrates spreekt met Phaidros, Protagoras, Ion. Vertaald door M.A. Schwartz (Prisma-Boeken, 1345), Utrecht-Antw., Spectrum, 1968. - Herdr.: Dialogen 2. Phaedrus, Protagoras, Io. Vertaling: M.A. Schwartz (Aula Pocket, 835), Utrecht, Spectrum, 1988. *Sokrates in gesprek. Plato's Apologie, Krito, het slot van de Phaedo en Symposium, vertaald door D. Loenen (Athenaeum Paperbacks), Amst., Polak & Van Gennep, 1966. Apol. in 1946 reeds in de reeks De Tiende Muze, Arnhem, Van Loghum Slaterus. In 1949, in dezelfde reeks: Plato's Crito, gevolgd door De dood van Socrates [= ‘het slot van de Phaedo’]. De vert. zijn voor de uitgave in 1966 grondig herwerkt. Plato's Symposium. Een gesprek over de liefde verscheen voor het eerst in 1963 bij dezelfde uitgever, in de serie Kartons, en werd in 1970 herdrukt in de Kleine Bellettrie Serie, Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep. *Plato, Charmides, Lysis, Menoon, vertaald en toegelicht door O. Damsté (Phoenix Klass. Pock., 7), Zeist, de Haan-Antw., Stand., 1965. *Plato, Politeia; Symposium, vertaald door Gerard Koolschijn (Baskerville Serie), Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1975; 1980. - Politeia (= Res publica) herdr. tot: Plato, Constitutie. Politeia, vertaald door Gerard Koolschijn, 19913 (geheel herzien). Symposium herdr. tot: 19903. Zie voor Koolschijn ook onder: ‘Bloemlezingen van fragmenten’, en onder: ‘Afzonderlijke dialogen’: ‘Gorgias’. *Ridderbos (S.J.), Eros bij Plato, naar zijn Symposium en Phaedrus, met een vertaling, Kampen, Kok Agora, 1988. - Symposium op p. 235-292; Phaedrus op p. 293-353. | |
Bloemlezingen van fragmenten*van Deventer (Ch.M.), Platonische studiën, Amst., van Looy-Gerlings, 1896. - Passim talr. korte fragm. *Uren met Platoon. Een keur van stukken uit zijn werken, vertaald en van inleidingen en aanteekeningen voorzien door P.N. van Eyck (Boeken van Wijsheid en Schoonheid), Baarn, Hollandia, 1923. - Op p. 59-280 vert. fragm. uit talr. dialogen. *Plato. Bloemlezing uit zijn werken in nieuwe vertaling, samengesteld en ingeleid door B.H. Bal (Klass. Bibl., 2), Haarlem, Spaarnestad, 1953. - Eu- | |
[pagina 299]
| |
thyphro (volledig) en aanzienlijke stukken uit Apol., Gorgias, Meno, Phaedo, Res publica en Symposium. *de Strycker (E.), De kunst van het gesprek. Wat waren de dialogen van Plato?, Antw.-Amst., DNB, 1976. - Talr. korte fragm., soms in geleende vert. *Plato, Mythen. [Vertaling: Stichting School voor Filosofie/Amsterdam] (Symposion Reeks), Amst., Driehoek, 1977. - 15 mythen uit Plato. *Filosoferen met Plato. Ingeleid, toegelicht en vertaald door Jef Ector (Astra, 18), Antw., Stand., 1982. - 30 fragm. *Plato, schrijver... Teksten gekozen en vertaald door Gerard Koolschijn, Amst., Bakker, 1987. - Herdr. tot: 19914. | |
Apologia*Zie ook onder ‘Meerdere volledige geschriften’: van Deventer, Boutens, Clerckx, Schwartz, Loenen. *Platoon's Verdediging van Sokrates, vertaald en ingeleid door A. Rutgers (Wereldbibl., 170), Amst., Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, s.a. [1912]. - Herdr. tot: Amst., Wereldbibl., 19464. *Plato, Verdedigingsrede van Sokrates, vertaald en ingeleid door Gerard Wijdeveld, Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1974. - Herdr.: 1977. | |
Afzonderlijke dialogen (alfabetisch)*Vóór 1924: P.S. (1656: Phaedo, bekort), P. Hofstede de Groot (1826: Euthydemus), anoniem (1838: Crito), N.J. Schwartz (1843: Crito), M.J. Noordewier (1846: Crito), M. van der Hoek (1902: Res publica), J.C. Vollgraff (1913: Phaedrus).
Alcibiades *Plato's Alcibiades, vertaald door J.Th.M.F. Pieters, Amst., Paris, 1947.
Charmides *Platons Charmides. Bewerkt naar het Grieksch [door C. Gerretson], Rott., Boogaerdt, 1906. - Herdr. in: Gerretson (C.), Verzamelde werken, 1, Baarn, Bosch & Keuning, 1973, p. 12-39. *Zie ook onder ‘Meerdere volledige geschriften’: Damsté.
Crito *De Krito van Plato [door S.Iz. Wiselius], in: Algemeen Letterlievend Maandschrift, Achttiende deel, Mengelwerk, Amst., Vink, 1834, p. 397-409, 441-453. *Plato's Crito, vertaald door S. Koperberg, Amst.-Antw., Wereldbibliotheek-Vereniging, 1950. *Zie ook onder ‘Meerdere volledige geschriften’: van Deventer, Clerckx, Schwartz, Loenen.
Euthyphro *Zie onder ‘Bloemlezingen van fragmenten’: Bal. | |
[pagina 300]
| |
Gorgias *Platoon, Gorgias. Vertaald, ingeleid en verklaard door R. van Pottelbergh (Klass. Gal., 36), Antw., DNB, 1948. *Een gesprek in Athene 2350 jaar geleden. Plato, Gorgias en Sokrates. Nederlands van Jan van Gelder (Ooievaar, 116), Den Haag, Bakker-Daamen, 1960. - Herdr.: Plato, Gorgias. Een gesprek in Athene 2400 jaar geleden. [Vertaling van Jan van Gelder, herzien door Gerard Koolschijn], Amst., Bakker, 1990.
Ion *Plato's Ion of Over het wezen van het kunstenaarschap, vertaald en ingeleid door W.J.W. Koster, Amst., Paris, 1937. *Zie ook onder ‘Meerdere volledige geschriften’: Schwartz.
Lysis *Platoon, Lusis. Dialoog over de Vriendschap, in het Nederlands vertaald, ingeleid en van nota's voorzien door H. Verbruggen (Klass. Vert., 29), Amst. etc., Stand., 1954. *Zie ook onder ‘Meerdere volledige geschriften’: Damsté.
Meno *Zie onder ‘Meerdere volledige geschriften’: Damsté.
Phaedo *Platons Phaidon, over de onsterfelijkheid der ziel. Uit het Grieksch door H. van Herwerden (Klass. Schr., 52-53), Amst., van Looy, 1898. - Herdr. tot: Zutphen, Thieme, 1936. *Platoon, Phaidoon. Vertaald en toegelicht door P.-E. Francken [= V.E. Daenen] (Klass. Gal., 94), Antw., DNB, 1954. *Zie ook onder ‘Meerdere volledige geschriften’: Boutens, Schwartz.
Phaedrus *Zie onder ‘Meerdere volledige geschriften’: Boutens, Schwartz, Ridderbos.
Protagoras *Zie onder ‘Meerdere volledige geschriften’: Schwartz.
Res publica *Platoon, De Staat (Politeia). Gesprek over de Rechtvaardigheid in Mens en Gemeenschap. Uit het Grieks door H.M. Boissevain, Amst.-Antw., Wereld-bibl., 1948. - In samenwerking met H.J. Boeken begonnen, door N. van Suchtelen bewerkt, bekort en postuum uitgegeven. *Zie ook onder ‘Meerdere volledige geschriften’: Koolschijn. | |
[pagina 301]
| |
Symposium *Zie onder ‘Meerdere volledige geschriften’: Boutens, Schwartz, Loenen, Koolschijn, Ridderbos.
Timaeus *Platoon's Timaios, in het Nederlandsch overgebracht en van inleiding en toelichting voorzien door Jan Prins (C.L. Schepp), Antw., Lectura-Den Haag, Boucher, s.a. [1937]. | |
Brieven*Zie onder ‘Het integrale oeuvre’: de Win, School voor Filosofie. | |
Definities*Zie onder ‘Het integrale oeuvre’: de Win. | |
Epigrammen*Zie onder ‘Het integrale oeuvre’: de Win. *Zie ook onder Anthologia Graeca. | |
Aanvullende opmerkingen- Volgende literatoren vertaalden fragm.: M. Siegenbeek (1797 +), Ch.M. van Deventer (1895), J.D. Bierens de Haan (1935), L. Flam (1951), C. Verhoeven (1982 +). - Charivarius maakte een berijmde ‘trilogie’ van 35 bladzijden, geput uit Apologia, Crito en Phaedo: Het einde van Socrates..., Haarlem, Tjeenk Willink, 1934. - Herdr.: 1955. - Jan Prins schreef 40 Timaios-sonnetten (1936) en maakte een poëtische dialoog Kritoon, naar de samenspraak van Platoon (1941). | |
Plautus(Titus Maccius Plautus; ca. 250-184 v.C.). Latijns auteur van komedies, geschreven naar Griekse voorbeelden, maar met sterk Romeinse inslag. 20 blijspelen zijn (niet altijd goed) bewaard. In alfabetische volgorde: Amphitruo, Asinaria (De ezelskomedie), Aulularia (De potkomedie), Bacchides (De zusters Bacchis), Captivi (De krijgsgevangenen), Casina, Cistellaria (De kistkomedie), Curculio (De korenworm), Epidicus, Menaechmi (De broers Menaechmus), Mercator (De koopman), Miles gloriosus (De snoevende soldaat), Mostellaria (De spookkomedie), Persa (De Pers), Poenulus (De Carthager), Pseudolus (De leugenaar), Rudens (Het kabeltouw), Stichus, Trinummus (Het driestuiversstuk), Truculentus (De driftkop). Verder nog wat fragmenten, voornamelijk van de Vidularia (De kofferkomedie). | |
De twintig komedies*T. Maccius Plautus... Vertaald door J. Hemelrijk Sr. Met een nawoord over de dichter van A.D. Leeman, 9 dln. (Phoenix Klass. Pock., 2, 6, 9, 14-15 en | |
[pagina 302]
| |
17-20), Zeist/Hilv./Bussum, de Haan-Antw., Stand., 1964-1969. - Metr., soms berijmde vert. De vertaler geeft de komedies nu en dan een nieuwe titel. | |
Twee of meer komedies*De Deboosjant, Of de Mostellaria... vertaald, verschikt, en berymd, door Ludolph Smids, Amst., Klaazen ten Hoorn, 1686. - Herdr.: Amst., Bosch, [ca. 1720], en *De geschaakte Cinthia... Getrokken uit de verwaande Krygsman Van Plautus... [door L. Smids], Amst., Lescailje, 1688. - Mil. glor. *De Snoevende Krijgsman (Miles gloriosus) of De vroolijke vrouwtjes van Ephesus. Blijspel van Plautus, vertaald en voor het tooneel bewerkt door L.A.J. Burgersdijk Jr. (Oefeningen in Voordrachtkunst, 21), Baarn, Hollandia, 1926, en *Het Kabeltouw (Rudens), blijspel van Plautus... Uit het Latijn vertaald en voor het hedendaagsch tooneel bewerkt door L.A.J. Burgersdijk Jr., Middelburg, Altorffer, 1940. - Metr. vert. *IJzeren, Latijnse varia, 1954, p. 13-105. - Op p. 17-52 integrale vert. van Aul., onder de titel ‘De potterij’; op p. 53-105 integrale vert. van Bacch., onder de titel ‘De tweelingzusters Bacchis’. | |
Afzonderlijke komedies*Vóór 1924: I. van Damme (1617: Amph.), H. van Herwerden (1908: Men.), A.C. Maas Geesteranus (1908: Men.).
Aulularia *Vvarenar, Dat is: Aulularia van Plautus, Nae 's Landts gheleghentheyt verduytschet [door P.C. Hooft], Amst., vander Plassen, 1617. - Bewerking in vv. Zeer dikwijls herdrukt en fragm. in zeer veel bloeml. Recente herdr. o.m.: Hooft (P.C.), Warenar. Ingeleid en toegelicht door A.A. Keersmaekers (Klass. Gal., 115), Antw., DNB, 1956. Herdr. tot: 19764. Opgenomen in: Hooft, Gedichten, II, 1899, p. 282-359, en in: Hooft, Alle de gedrukte werken, II, 1972, p. 225-267 (reproduktie van de editie van 1617). *Boonen (J.), Aulularia. Titus Maccius Plautus, in: Kleio, N.R., 20 (1990-1991), p. 19-37. *Zie ook onder ‘Twee of meer komedies’: IJzeren.
Bacchides *Zie onder ‘Twee of meer komedies’: IJzeren.
Captivi *T.M. Plautus, De Krijgsgevangenen. Ingeleid, vertaald en toegelicht door R. Porters (Klass. Gal., 111), Antw., DNB, 1955. - Prozavert.
Curculio *Burgersdijk (L.A.J. Jr.), Nocturna Plautina, in: Herm., 14 (1941-1942), p. 64-70, 94-100, 114-121. - Metr. vert. van 1-215. | |
[pagina 303]
| |
Menaechmi *De tweeling van Plautus; twee zeventiende-eeuwse Plautus-bewerkingen, uitgegeven door B.F.W. Beenen en A.J.E. Harmsen... (Publikaties van de Vakgroep Nederlandse Taal- en Letterkunde, 14), Utrecht, H&S, 1985. - Heruitgave van drie (!) bewerkingen van de Men., nl.: *De Tweelingbroeders. Jambische bewerking van Plautus' Menaechmi. Door Louis Couperus. Van een inleiding, aantekeningen en een nawoord voorzien door Rudi van der Paardt (N.V., 7), Grav., Nijhoff, 1982. - Eerste publ.: (Dramatisch bijvoegsel van Groot-Nederland, Juli 1916) Amst., van Holkema-Warendorf.
Miles gloriosus *Zie onder ‘Twee of meer komedies’: Smids, Burgersdijk. *Plautus, De bluffer. Vertaald en ingeleid door Irène Vertessen (Klass. Gal., 55), Antw., DNB/Amst.-Antw., Wereldbibl., 1951.
Mostellaria *Zie onder ‘Twee of meer komedies’: Smids. *De Debauchant... [Uit de Mostellaria, door P. Bernagie], Amst., Magnus, 1686. - Herdr.: Amst., Duim, 1747. *T. Maccius Plautus, Het Spookhuis (Mostellaria)... Vertaling van M.B. Mendes da Costa, Amst., van Kampen, 1892. - Prozavert.
Rudens *Zie onder ‘Twee of meer komedies’: Burgersdijk.
Trinummus *De drie stuivers (Trinummus) van Plautus. Onuitgegeven integrale vertaling (1952) (door Jan A. Aerts), in: Album Jan A. Aerts..., Leuven, Com. ‘Album Aerts’, 1972, p. 117-165. - Prozavert. | |
Aanvullende opmerkingen- H. van Halmael maakte, onder het devies Purgat & Ornat, vrije bewerkingen in vv. van zes komedies (1709-1713; Cas., Curc., Most., Pseud., Trin. en Truc.). - Ch.M. van Deventer (1895) gaf een prozavert. van Pseud. 3-128. | |
Plinius Maior(Gaius Plinius Secundus; 23/24-79 n.C.). Latijns geleerde en auteur. Schreef talrijke werken over militaire, historische en wetenschap- | |
[pagina 304]
| |
pelijke aangelegenheden. Bewaard is slechts, met uitzondering van fragmenten uit andere werken, de Naturalis historia (Natuurkunde; 37 boeken), een gevarieerd encyclopedisch geschrift. Veel literaire betekenis heeft zijn werk niet, maar het kreeg lang intense natuurwetenschappelijke belangstelling. | |
In boekvorm*Caii Plinii Secvndi... Boecken eñ Schriften in vier deelen onderscheyden... met schoone Figuren verciert, Arnhem, Jansz, 1617. - Getrokken uit boeken 7 t/m 11, met allerlei inlassingen. Zeer vele herdr. tot: Amst., van der Putte-Boekhout, 1776. Een eerste druk (1610) gaf fragm. uit boeken 7-8 en 10-11. *Plinius, Mens en wereld; uit Naturalis historia. Ingeleid, toegelicht en vertaald door Jef Ector (Astra, 17), Antw.-Amst., Stand., 1980. - Fragm. uit 7 boeken, thematisch gegroepeerd. | |
Fragmenten*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 321-329. - Versch. fragm., vnl. uit boeken 7 en 29. *Taeymans (Jean Jacques Marie), De Naturalis Historia van C. Plinius Secundus Maior als bron voor de economische geschiedenis van de Romeinse koningstijd en de Republiek. Proefschrift..., Den Haag, Pasmans, [1962]. - Op p. 204-217 vert. van fragm. *Vooys (C.J.), De lage landen in het verleden, in: Herm., 36 (1964-1965), p. 129-133. - Met tekst en vert. van 16, 1, 2-3. *de Vreese (J.), Barnsteen, in: Herm., 39 (1967-1968), p. 266-271. - Met vert. van fragmentjes uit 37, 30-50. | |
Plinius Minor(Gaius Plinius Caecilius Secundus; 61/62-113 n.C.?). Latijns auteur, neef van Plinius Maior. Was advocaat en politicus, en schreef in die hoedanigheden talrijke redevoeringen, waarvan slechts de Panegyricus in Traianum (Lofrede op Trajanus; gehouden in 100 n.C.; zie ook Panegyrici Latini) bewaard is. Overgeleverd is ook een collectie Epistulae, 248 brieven in 9 boeken, die, hoewel in privé-sfeer geschreven, door de auteur toch voor publikatie waren bestemd. Het daarbij aansluitende boek 10 bevat stukken uit de ambtelijke correspondentie van Plinius, proconsul van Bithynia (111-113 n.C.), met keizer Trajanus; de 2 ‘brieven over de christenen’ (10, 96-97) werden veelvuldig vertaald. | |
Nagenoeg de hele correspondentie*Hartman, Honderd jaar, 1918, p. 32-54, 247-555. - Boeken 1 t/m 9 integraal; meer dan de helft van boek 10. | |
3 of meer brieven*Pfister/Voogd-van Kleeff, Ondergang, 1942, p. 99-124, passim (= 1944, p. 104-130, passim). - Vert. van/uit 8 brieven, o.m. 10, 96-97. | |
[pagina 305]
| |
*Schwartz, Barnsteen, 1953, p. 169-183 (= Schwartz, Verhalen, 19835, p. 65-80). - Vert. van 6, 16 en 20; 7, 27; 9, 33; 10, 96-97. *IJzeren, Latijnse varia, 1954, p. 310-349. - 35 brieven uit de 10 boeken (o.m. 10, 96-97), en op p. 347-349 een passage uit Pan. in Traianum 4-5. *Verbrugge (F.J.P.)-Verdenius (A.G.), [Verscheidene titels], in: Herm., 39 (1967-1968), p. 249-253. Vert. van 1, 1 en 9, 2 (niet 22). Herm., 40 (1968-1969), p. 14-15. Vert. van 6, 4; 6, 7; 7, 5. Herm., 40 (1968-1969), p. 70-71. Vert. van 1, 15 en 9, 17. Herm., 40 (1968-1969), p. 216-217. Vert. van 8, 1 en 16. Herm., 40 (1968-1969), p. 298-299. Vert. van 4, 14 (niet 11, 14). *Brevet (F.J.), [Verscheidene titels], in: Herm., 45 (1973-1974), p. 210-214. Vert. van 10, 96-97. Herm., 45 (1973-1974), p. 249-255. Vert. van 4, 19; 6, 4 en 7; 7, 5; 1, 11; 4, 6; 7, 13; 8, 15; 9, 8; 2, 4; 6, 34. Herm., 46 (1974-1975), p. 149-152. Vert. van 9, 5 en 8, 24. Herm., 48 (1976), p. 197-200. Vert. van 9, 12; 2, 6; 8, 23. Herm., 49 (1977), p. 288-290. Vert. van 1, 4; 1, 21; 8, 16 en een deel van 3, 14. *Lauwers-Ector, Romeinse cultuur, 1975, p. 98-112, passim. - 9 brieven (w.o. 10, 96-97) in eigen vert. *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 243-261, passim. - Vert. van 9 brieven, o.m. 7 korte boodschappen uit boek 10, door F.J. Meijer; verder nog 3, 19 en 9, 37, door H. van Wees. *Welkenhuysen (A.), Tacitus es an Plinius? Over de aanwezigheid van Tacitus in de correspondentie van Plinius Minor, in: Kleio, N.R., 14 (1984), p. 142-160. - Vert. van 7, 20; 9, 10 en 14. Ook fragm. uit andere brieven. | |
Panegyricus in Traianum*Plinius Minor, Lofrede op keizer Trajanus. Panegyricus, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door F.J.A.M. Meijer en D. den Hengst (Ambo-Klassiek), Baarn, Ambo, 1990. *Zie ook onder ‘3 of meer brieven’: IJzeren. | |
Aanvullende opmerkingen- Vermeldenswaard is de geromantiseerde biografie door M.C. van Hall, waarin verscheidene brieven geheel of gedeeltelijk zijn vertaald: C.C. Plinius Secundus, Amst., Allart, 1809. - Herdr.: Amst. van der Hey, 1819. - Volgende literatoren vertaalden 1 of 2 brieven: A. van Duinkerken (1946: 10, 96-97), B. Aafjes (1960: 6, 16 en 20), C. Verhoeven (1980: 6, 16 en 20). | |
Plotinus(ca. 205-270 n.C.). Grieks filosoof, afkomstig uit Egypte, later te Rome grondlegger van het neoplatonisme. Zijn leerling Porphyrius (zie aldaar) heeft met filologische zorgvuldigheid zijn geschriften verzameld, de tekst vastgelegd en uitgegeven, in 6 ‘Enneaden’ = groepen van 9 traktaten, én schreef een biografische en bibliografische inleiding. | |
[pagina 306]
| |
Integraal*Plotinus, Enneaden - Porphyrius, Over het leven van Plotinus en de indeling van zijn traktaten, vertaald en ingeleid door Rein Ferwerda (Baskerville Serie), Baarn, Ambo-Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1984. | |
Bloemlezingen*Levende gedachten van Plotinus, belicht door R. van Brakel Buys. [Vertaling der teksten door J. Coster-Lucas] (Levende Gedachten, 16), Den Haag, Servire, 1941. - Vert. op p. 56-184: van/uit 1, 4; 2, 9; 3, 5 en 8; 5, 1 en 8. *Zeeman (Carolina Willemina), De plaats van de wil in de philosophie van Plotinus. Proefschrift..., Arnhem, Van Loghum Slaterus, 1946. - Bevat vert. van 6, 8 (p. 112-155). | |
Losse traktaten*Blok (J.A.), Plotinus, in: Het Nieuwe Leven, 25 (1939-1940), p. 107-126. - Op p. 115-126 vert. van 1, 6 (Over het schone). *Plotinus, Over schouwing en Tegen de gnostici, ingeleid, vertaald en geannoteerd door Th.G. Sinnige (Dixit), Bussum, Wereldvenster, 1981. - Met vert. van 2, 9 en 3, 8. | |
Aanvullende opmerkingA.J. Vitringa vertaalde een fragm. (1864: 1, 6, 4-9). | |
Plutarchus(ca. 46-120 n.C.). Grieks auteur, afkomstig uit Chaeronea, van een omvangrijk biografisch-historisch en filosofisch oeuvre, waarvan een deel bewaard is. Het wordt verdeeld in twee groepen geschriften: 1) Vitae parallelae (Vergelijkende biografieën), 23 paren van levensbeschrijvingen, telkens een Grieks en een Romeins militair of staatsman (e.g. Demosthenes en Cicero; Alexander en Caesar), en 4 losse biografieën. Dit werk, waarmee de auteur o.m. moraliserende bedoelingen had, bezorgde Plutarchus de grootste roem en invloed. 2) Moralia (Ethische geschriften; meer dan 80 titels), een heterogene groep populair-filosofische verhandelingen, vaak gericht op de praktische ethiek en zeer divers van inhoud. Aan bod komen ethiek, religie, fysica, politiek, literatuur, pedagogie, muziek, zoölogie enz. De belezen Plutarchus brengt zelden nieuwe ideeën maar is een waardevolle bron, o.m. voor de geschiedenis van de filosofie. | |
Bloemlezingen uit het hele oeuvre*Hartman (J.J.), De avondzon des heidendoms. Het leven en werken van den wijze van Chaeronea, 2 dln., Leiden, van Doesburgh, 1910. - Bevat o.m. (soms nagenoeg) integrale vert. van 12 Mor. en een groot deel van Vita Crassi (Biografie van Crassus). In onze onderafdeling ‘Afzonderlijke geschriften uit de Moralia’ wordt verwezen naar de hier vertaalde verhandelingen. Herdr. tot: 19243 (in één deel). | |
[pagina 307]
| |
*Plutarchus. Een Bloemlezing uit zijn Geschriften, vertaald en ingeleid door W.P. Theunissen (Klass. Bibl., 5), Haarlem, Spaarnestad, 1950. - Passages uit 17 Griekse en evenveel Romeinse levens (p. 37-282). Fragm. uit diverse Mor., o.m. De superstitione, Praecepta coniugalia en De latenter vivendo; De liberis educandis integraal. De vert. blijken niet alle van Theunissen te zijn, maar ook van G.E.J. Mooren (Vita Periclis), G.M. Versteegen (Vita Alcibiadis), P.H.M. Shepherd (Vita Agidis, Cleomenis, Aemilii) en J.J. Hartman (fragm. van Mor.). | |
Bloemlezingen uit de Moralia*Vóór 1924: C.A. Boomgaert (1613: 2 geschriften), R.T. (1634: 10 geschriften), C. Groen (1819-1826: 6 geschriften). *Verscheide Zedige werken van Plutarchus. Door J.H. Glazemaker vertaalt, Amst., van Goedesberg, 1661. - 8 geschriften. *Plutarchus als godsdienstig denker... door J.D. Bierens de Haan, Grav., Nijhoff, 1902. - Bevat vert. van een aantal stukken en stukjes. *Plutarchus, Bloemlezing uit de Moralia. Uit het Grieks vertaald en toegelicht door A.J. Koster (Scriptorium), Amst., Arbeiderspers, 1954. - Praecepta coniugalia, De audiendo, Consolatio ad uxorem, An seni sit gerenda res publica, De sera numinis vindicta. *Plutarchus, De Wijze van Chaeronea, een keuze uit Plutarchus' moralia, ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door A.E. Zijderveld (Meulenh. Min. Pock., 16), Amst., Meulenhoff, 1962. - Bruta ratione uti, De tranquillitate animi, De garrulitate, De audiendo, De E Delphico, Cons. ad uxorem. *Straaten, Stoa, 1969, passim. - 7 korte fragm. *Plutarchus van Chaeronea, Waarom God zo lang wacht met straffen. Over godsdienstige angst. Ingeleid, vertaald en geannoteerd door P.M.M. Geurts... (Agora Editie), Kampen, Kok Agora, 1986. - Bevat vert. van De sera numinis vindicta, De superstitione, en fragm. van Non posse suaviter vivi secundum Epicurum. | |
Afzonderlijke geschriften uit de Moralia (integraal of fragmenten)*Vóór 1924: anoniem (1575: Praecepta coniugalia), S. de Swaef (1619: De liberis educandis), anoniem (1637: id.), anoniem (1784: id.), anoniem (1838: Consolatio ad Apollonium).
De amore (Liefde; fragment) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (het hele fragm.).
De anima (De ziel; fragment) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (het hele fragm.). *Tassier (Marc), Plutarchus over het leven na de dood (De anima), in: Kleio, N.R., 2 (1972), p. 107-115. - Fragm. 177-178. | |
[pagina 308]
| |
De audiendis poetis (Het beluisteren van dichters) *Sicking (C.M.J.), Plutarchus' De audiendis Poetis..., in: Lampas, 16 (1983), p. 205-226. - Bevat vert. van cap. 2-3 en 7 op p. 216-226, door E.J. Bakker.
De audiendo (Het beluisteren van lezingen) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’ en ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Hartman (integraal), Koster, Zijderveld.
Bruta ratione uti (Dieren hebben verstand; soms ook Gryllus genoemd) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’ en ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Hartman (nagenoeg integraal), Zijderveld.
Adversus Colotem (Tegen Colotes) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (cap. 1-3 en 30-34).
Consolatio ad uxorem (Troost voor zijn vrouw) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Koster, Zijderveld. *Pinnoy (M.), Plutarchus' Consolatio ad uxorem, in: Kleio, N.R., 9 (1979), p. 65-86. - Met integrale vert.
De E Delphico (Over de Delfische E) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Zijderveld.
De esu carnium (Het eten van vlees) *Plutarchus over het vleescheten (Fragment). Overzetting uit het Grieksch, woord-vooraf en verklarende aanteekeningen van Lida Content, Den Haag, Nederlandsche Vegetariërsbond, 1911. - Herdr.: 1913.
De facie in orbe lunae (Het gezicht in de maancirkel) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (cap. 1-4 en 7-15).
De fortuna Romanorum (Het geluk van de Romeinen) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (integraal).
De garrulitate (Babbelzucht) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Zijderveld.
De Herodoti malignitate (Herodotus' kwaadwilligheid) *Herodotus, Navorsingen. Een bloemlezing ingeleid, toegelicht en vertaald door Eddy De Laet (Astra), Antw.-Amst., Stand., 1979, p. 99-101. - 4 korte fragm.
De Iside et Osiride (Isis en Osiris) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (integraal). | |
[pagina 309]
| |
De latenter vivendo (Onopvallend leven) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (integraal), Theunissen.
De liberis educandis (De opvoeding van kinderen; als onecht beschouwd) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit hele oeuvre’: Theunissen. *Plutarchus, Früauf. Aanhalingen. [Redactie: J. Versluys] (Paedagogische Bibliotheek, 10), Gron., Versluys, 1881. - Op p. 8-29 vert. *Gedachten over opvoeding... (Groei, 2), Utrecht, Kemink, 1931, p. 30-36. - Uit cap. 4-20, vert. J. Hemelrijk Sr.
Non posse suaviter vivi secundum Epicurum (Aangenaam leven volgens Epicurus kan niet) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’ en ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Hartman (integraal), Geurts.
Praecepta coniugalia (Voorschriften voor het huwelijk) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’ en ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Theunissen, Koster.
Ad principem ineruditum (Tot een onbeschaafde keizer) *S[lijper] (E.), De ongelikte beer aan het bewind, in: Herm., 8 (1935-1936), p. 10-11. - Fragm.
Quaestiones convivales (Tafeldiscussies) *Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 158-164. - Vnl. lang fragm. uit Quaest. conv. (3, 6; p. 160-164). *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (aanzienlijke fragm.).
Quaestiones Platonicae (Platonische vraagstukken) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (qu. 10).
An seni sit gerenda res publica (Of een oude man politiek mag bedrijven) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Koster.
De sera numinis vindicta (De late bestraffing door de god) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’ en ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Hartman (integraal), Koster, Geurts.
Stoicos absurdiora poetis dicere (Stoïcijnen spreken raadselachtiger dan dichters) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (integraal). | |
[pagina 310]
| |
De superstitione (Het bijgeloof) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’ en ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Theunissen, Geurts.
De tranquillitate animi (Gemoedsrust) *Plutarchus' boekje over de juiste gemoedsstemming. Vertaald en ingeleid door J.J. Hartman, Leiden, van Doesburgh, 1922. - Herdr. tot: Zutphen, Thieme, ca. 1930. Ook reeds integraal in De avondzon (zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’). *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’ en ‘Bloemlezingen uit de Moralia’: Hartman, Zijderveld.
De vitioso pudore (Valse schaamte) *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (integraal). | |
De integrale vitae*T' leven der doorlvchtige Griecken ende Romeynen... Wt de Griecsche sprake overgeset door M. Iaques Amyot... Te samen van nieus tot gemeen nut verduyscht door A. V[an] Z[uylen] V[an] N[yevelt] ende ten deele by eenen anderen beminder [= Petrus Scriverius?], Leyden, Paedts-Bouwensz., 1603. - Herdr.: Delft, Gerritsen van Beyeren-van Sambrix (sic)-Wtrecht, van Hoogenhuysen, 1644. *De levens van doorluchtige Grieken en Romeinen, onderling vergeleeken, door Plutarchus... vertaald, en met zeer vele aantekeningen opgehelderd. [Door Ev. Wassenbergh en Herm. Bosscha], 13 dln., Amst., Allart, 1789-1809. - Herdr.: Dordrecht, Boekee, 1825-1829 (vermeerderd en verbeterd). | |
Bloemlezingen uit de Vitae*Keur uit de ‘Vergelijkende Levens’ van Plutarchus. Bewerkt door H. Beek en A. Leys, Antw., Van Maerlant, 1947. *Hadas/Schwartz, Geschiedenis van Rome, 1959, p. 28 en 59-86, passim. - Enkele korte fragm. uit 7 Vitae. *Beliën, Geschiedenis, 1981, passim. - Talr. fragm. uit verschillende Vitae, door diverse vertalers, vaak elders niet recent gepubliceerd. | |
Meerdere biografieën*Plutarchus, Vier Biografieën (Artaxerxes II, Aratos, Galba, en Otho). Vertaald en toegelicht door W.P. Theunissen (Phoenix Klass. Pock., 21), Bussum, de Haan-Antw., Stand., 1969. - Leven van Aratus eerder in proefschrift uit 1935. | |
Een biografieën-paarAlexander-Caesar *Plutarchus, Levens. (Alexander en Caesar). Uit het Grieksch door B.H. Ste- | |
[pagina 311]
| |
ringa Kuyper, 2 dln. (Klass. Schr., 40-41; 42-43), Amst., van Looy-Gerlings, 1896; 1898. - Herdr. deel I: Zutphen, Thieme, 1927 (herzien door M.Th. Hillen). *Plutarchus' Levensbeschrijvingen van Alexander [den Groote] en Cajus [Julius] Caesar, vertaald door M.B. Mendes da Costa (Wereldbibl., 475), Amst., Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1925.
Demetrius-Antonius *Plutarchus, Demetrius. Antonius. Vertaling G.J. de Vries (Fibula Klassieke Reeks, 6), Bussum, Fibula-van Dishoeck, 1972.
Lycurgus-Numa Pompilius *Plutarchus, De wetgever van Sparta. De priesterkoning van Rome (Lykoergos en Numa Pompilius), vertaald en toegelicht door C.M. Stibbe (Phoenix Klass. Pock., 11), Hilv., de Haan-Antw., Stand., 1966.
Theseus-Romulus *Plutarchus, Grondvesters van Athene en Rome (Theseus en Romulus), vertaald en toegelicht door C.M. Stibbe (Phoenix Klass. Pock., 1), Zeist, de Haan-Antw., Stand., 1964. | |
Één biografie*Vóór 1924: anoniem (1888: Lycurgus).
Aemilius Paullus *Liedmeier (Christiana), Plutarchus' Biographie van Aemilius Paullus. Historische commentaar... Academisch proefschrift..., Utrecht-Nijm., Dekker-Van de Vegt, 1935. - Vert. op p. 1-40. Gr. tekst in bijlage.
Agesilaus *van Vriesland (Victor E.), Agesilaos, Amst., Wereldbibliotheek-Vereniging, 1962. - Vrije bewerking. ‘Slechts enkele malen is de Griekse tekst letterlijk nagevolgd’.
Alexander *Plutarchus, Een jongeling verovert de wereld (Alexander de Grote), vertaald en toegelicht door S.L. Radt (Phoenix Klass. Pock., 5), Zeist, de Haan-Antw., Stand., 1965.
Antonius *Plutarchus, Het leven van Antonius. Suetonius, Het leven van Octavianus Augustus. Vertaald en ingeleid door J.C.B. Eykman (Meulenh. Min. Pock., 19), Amst., Meulenhoff, 1963. | |
[pagina 312]
| |
Artaxerxes *Verbruggen (H.), Het land van Zarathustra (Mare Nostrum), Antw.-Utrecht, Stand., 1973, p. 61-66. - Vert. van cap. 15-17.
Brutus *Het Leven Van Marcus Brutus, Uit Plutarchus, Met Staatkundige Bedenkingen over het selve. Van Don Francisco de Quevedo, Uit het Spaansch vertaald, door M. Smallegange, Amst., ten Hoorn, 1700. - Deels uit het Spaans vertaald, deels uit het Gr.
Caesar *Plutarchus, Hij kwam, zag en overwon (Julius Caesar), vertaald en toegelicht door S.L. Radt (Phoenix Klass. Pock., 16), Hilv., de Haan-Antw., Stand., 1967.
Camillus *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (4 cap.).
Cato Maior *S[lijper] (E.), Merkwaardige woorden van Cato den Ouden (234-149), in: Herm., 8 (1935-1936), p. 59-60. - Cap. 9.
Cicero *Waele, Antieke geschiedschrijving, 1946, p. 99-105. - Cap. 18-22.
Coriolanus *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (3 cap.).
Crassus Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (cap. 17-33).
Demosthenes *Ploetarchos, Het Leven van Demosthenes, in het Nederlandsch vertaald door G. Timmermans (Klass. Vert.), Antw. etc., Stand., 1939. - Herdr.: 1946 (verbeterd).
Dion *Zie onder ‘Bloemlezingen uit het hele oeuvre’: Hartman (3 cap.).
Pericles *Mooren (Gerard E.J.), Plutarchus' Leven van Pericles en enkele gestalten uit Pericles' omgeving (Indagationes Noviomagenses ad Res Antiquas Spectantes, 1), Nijm., Berkhout, 1948. - Op p. 10-71 Gr. tekst en vert. *Pericles en zijn bouwprogramma; vertaling: Gerdien Boersma-Zuur, in: Herm., 46 (1974-1975), p. 216-220. - Vert. van cap. 12-14. | |
[pagina 313]
| |
Philopoemen *Plutarchus' Leven van Philopoimen vertaald door Louise H. Benschop-Greve, MCMXVI, Grav., s.n., 1918. - Vanaf cap. 15 afgewerkt door W.J.M. Benschop.
Pompeius *Schwartz, Barnsteen, 1953, p. 156-162 (= Schwartz, Verhalen, 19835, p. 156-162). - Cap. 73-75 (gedeeltelijk) en 77-80.
Sertorius *Ploutarchos' Leven van Sertorius. Tekst, Nederlandse vertaling, historisch kommentaar. Proefschrift... door Frans Lodewijk Gerard Stenten..., Nijm., Centrale Drukkerij, 1969. - Op p. 16-57 tekst en vert.
Solon *Ploetarchos van Chaironeia, Leven van Soloon, vertaald, ingeleid en toegelicht door M.A. Nauwelaerts (Klass. Gal., 125), Antw., DNB, 1957. | |
Aanvullende opmerkingH.L. Spiegel maakte ca. 1600 een Zinspel Numa, waarbij hij Plutarchus' Vita Numae vrij navolgde; eerste volledige uitgave in 1902. | |
Polybius(ca. 200-120 v.C.). Grieks geschiedschrijver, afkomstig uit Megalopolis (Arcadië). Werd in 167 naar Rome gedeporteerd, maar drong daar dankzij zijn literaire talenten door tot in de hoogste kringen. In zijn belangrijkste werk, Historiae (Geschiedenis; 40 boeken), wil de auteur politiek-militair beschrijven en verklaren hoe Rome tot een wereldmacht is gegroeid. De behandelde periode reikt van 264 tot 144. Ongeveer een derde is bewaard (boeken 1 t/m 5; verder fragmenten uit alle andere boeken). | |
Integraal*De Historie Vañ aller Voortreffelycsten Oude Histori Schryver Polybius... Getrouwlyck Verduytscht Door Ian Lenertz vand' Vennecool, Rott. van Waesberghe/Delff, Gerritsen, 1640. | |
Fragmenten*Koch (W.), Een ontaardingsverschijnsel in de oudheid, in: Herm., 2 (1929-1930), p. 114-116. - 37, 4, 4-9. *Waele, Antieke geschiedschrijving, 1946, p. 84-95. - 4 fragm. *Devroye (Irena)-Kemp (Lysiane), Over de historische methode van Polybios (Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie..., Klasse der Letteren, 28), Brussel, Paleis der Academiën, 1956. - Met passim citaten in vert.; zie register op p. 219-229. *Eyben (E.)-Wouters (A.), Scipio ontmoet Polybius. Polybius, XXXI, 23 e.v. | |
[pagina 314]
| |
Tekst, vertaling en commentaar in: Lampas, 10 (1977), p. 90-119. - 31, 23-30. Deels (23, 2-25, 1) opgenomen in: Eyben, Jong zijn, 1979, p. 55-57. *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 178-192, passim. - Vert. van talr. fragm., door W.A. van Lakwijk en F.J. Meijer. *Wallinga (H.T.), Een aardrijkskundeles van Polybius, in: Lampas, 19 (1986), p. 208-219. - Op p. 213-214 vert. van 3, 36-38. *Speelman (Dirk), Polybius over de invloed van de muziek (Pol. 4. 20-21), in: Kleio, N.R., 19 (1989-1990), p. 35-46. - Met op p. 36-37 vert. van 4, 19, 13-4, 21. *Verdin (Herman), Polybius over het Agathoclesdrama..., in: Sacris Erudiri, 31 (1989-1990), p. 443-454. - Met vert. van 15, 33-36. | |
Aanvullende opmerkingW. van Haren vertaalde een fragm. (1742: 24, 8-10). | |
Polybus(einde 5de-begin 4de eeuw v.C.). Grieks arts, schoonzoon van Hippocrates en leraar op Kos. Schreef misschien enkele geschriften uit het Corpus Hippocraticum.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 168-172. - Fragm. uit De salubri diaeta (Gezonde voeding). | |
Polycarpus(ca. 70-156 n.C.). Bisschop van Smyrna in Klein-Azië, door de apostel Johannes aangesteld, een van de ‘Apostolische Vaders’. Stierf waarschijnlijk in 156 de marteldood. Van zijn in het Grieks gestelde brieven is alleen de Epistula ad Philippenses (Brief aan de gemeente van Philippi) bewaard, grote delen in het Grieks, het geheel in een Latijnse vertaling. Vanaf de 16de eeuw werd deze brief herhaaldelijk in het Nederlands vertaald. Wij noemen drie integrale vertalingen uit de laatste decennia:
*Franses, Apostolische Vaders, 1941, p. 144-151. *Klijn, Apostolische Vaders, I, 1966, p. 116-122. *Ignatius van Antiochië, 1981 (zie onder Ignatius). - Op p. 185-196 vert. van Polycarpus' brief, door de Benedictinessen van Bonheiden. | |
Pompeius Trogus(einde 1ste eeuw v.C.). Romeins historicus, auteur van de niet bewaarde wereldgeschiedenis Historiae Philippicae (Philippische geschiedenissen; 44 boeken). Justinus Historicus maakte er een samenvatting van. Zie aldaar. | |
Pomponius(Lucius (?) Pomponius; ca. 100 v.C.). Latijns dichter uit Bononia (Bologna), auteur van zogenaamde fabulae Atellanae, grove volkskluchten genoemd naar de Zuiditalische stad Atella. 70 titels zijn bekend, slechts ca. 200 verzen bewaard. | |
[pagina 315]
| |
*Brakman, Opstellen, 1934, p. 88-92. - Tekst en vert. van fragm. | |
Porphyrius(232/233-ca. 300 n.C.). Grieks filosoof, afkomstig uit Tyrus, later o.m. actief te Rome in neoplatoonse kringen (o.m. leerling, biograaf en uitgever van Plotinus; zie aldaar). Meer dan 70 titels worden aan hem toegeschreven. Daaronder een geschiedenis van de filosofie, waaruit de biografie van Pythagoras is bewaard, andere filosofische en filologische werken (o.m. commentaren op Plato, Aristoteles en uiteraard Plotinus), historische, autobiografische en polemische geschriften (o.m. tegen de christenen). Slechts een klein aantal is integraal of goeddeels bewaard, van de rest kennen we soms fragmenten. | |
Vita Plotini (Biografie van Plotinus)*Peeters (Fl.), De hymne in Porphyrios' ‘Vita Plotini’, in: Nova et Vetera, 16 (1934), p. 384-387. - Met prozavert. *Zie onder Plotinus, ‘Integraal’: Ferwerda. | |
Vita Pythagorae (Biografie van Pythagoras)*Zie onder Jamblichus, ‘Vita Pythagorae’: van Rooijen-Dijkman, p. 103-122. | |
De Abstinentia (Vegetarisme)*Zie onder ‘De antro nympharum’: Mead/Brandt. *Guépin (J.P), De beschaving, Amst., Bakker, 1983, p. 445-446. - Vert. van 2, 28b-30. | |
De Antro Nympharum (De nimfengrot)*Mead/Brandt, Gnosis, V, 1908, p. 38-43. - Fragm. uit De antro en De abstinentia. Herdr.: Mead (G.R.S.), De Mysteriën van Mithra - Een Mithrisch Ritueel [Nederlandse vertaling: Johanna Brandt], Amst., Schors, 1979. *Porphyrius, De grot van de nimfen. Over een passage uit de Odyssee van Homerus. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Cornelis Verhoeven e.a. (Amboboeken), Baarn, Ambo, 1984. - Met Gr. tekst op p. 83-94. | |
In Ptolemaei Harmonica (Over de harmonieleer van Ptolemaeus)*v. Deventer (Ch.M.), Een oude wiskundige natuurwet..., in: Euclides, 6 (1929-1930), p. 49-64. - Met tekst en vert. van fragm. | |
Posidippus(ca. 275 v.C.). Grieks epigrammendichter. Zie onder Anthologia Graeca. | |
Possidius(ca. 370-ca. 440 n.C.). Latijns-christelijk schrijver. Leerling en vriend van Augustinus, leefde met hem in het klooster van Hippo en werd in 397 bisschop van Calama (Numidië). Hij schreef ca. 432 een Vita Augustini (Leven van Augustinus), over diens activiteiten en geschriften, levenswijze, laatste dagen en dood. | |
[pagina 316]
| |
*‘Veel te laat heb ik jou liefgekregen’, 1986 (zie onder Augustinus, bloeml.), p. 21-104. - Integrale vert. en comm., door T.J. van Bavel. | |
Praxilla(midden 5de eeuw v.C.). Griekse dichteres uit Sicyon. Slechts enkele verzen van haar hymnen, dithyramben, scolia enz. zijn bewaard.
*Spiegel, 1988, p. 132. - 2 vv. (fragm. 3) in vert. van P. Claes. Eerder in: Kleio, N.R., 4 (1974-1975), p. 44. | |
Priapea(Priapus-gedichten). Fallische gedichten rond de vruchtbaarheidsgod Priapus zijn zowel uit graffiti als uit het werk van ‘canonieke’ auteurs bekend (epigrammen uit de Anthologia Graeca, verzen van Tibullus, Horatius, Appendix Vergiliana, Martialis, Petronius). De naam Priapea dient meer bepaald om een verzameling aan te duiden van 80 anoniem overgeleverde, doorgaans weinig omvangrijke, Latijnse Priapus-gedichten. Deze verzen in epigrammatische trant zijn misschien het werk van één auteur die schreef op het einde van de eerste eeuw n.C., hoewel dit niet bewezen is.
*Van Hoye (Véronique), Vrouw en seksualiteitsbeleving, in: Didactica Classica Gandensia, 29-30 (1989-1990), p. 160-253. - Op p. 203 vert. van Priap. 35, door L. Mariën. *Guépin (J.P.), De kunst van Janus Secundus..., Amst., Bakker, 1991. - Op p. 104-105 Priap. 8: tekst en vert. H.-J. van Dam. | |
Proba(Faltonia Betitia Proba; midden 4de eeuw n.C.). Latijns-christelijke ‘dichteres’, van voorname Romeinse stand. Stelde ca. 360 een Cento Vergilianus (Vergilius-cento) samen, 694 hexameters, om de bijbelse geschiedenis (van schepping tot zondvloed) en de verlossingsgeschiedenis (van geboorte tot hemelvaart) te verheerlijken.
*Geboorteverhalen van Jezus..., Boxtel, Katholieke Bijbelstichting-Brugge, Tabor, 1988, p. 138-139. - Vert. van 2 fragm., door Dorothee van Paassen. | |
Probus(Marcus Valerius Probus; 2de helft 1ste eeuw n.C.). Latijns grammaticus, tekstuitgever en - verklaarder. Een van de weinige échte geschriften op zijn naam is het De litteris singularibus (Over letterafkortingen), dat grotendeels handelt over notae iuris = afkortingen in rechtsteksten. Zie onder Juridica anonyma: Spruit-Bongenaar, 1987. | |
Proclus Constantinopolitanus(1ste helft 5de eeuw n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Werd in 434 patriarch van Constantinopel. Hij nam in de leerstellige conflicten van zijn tijd een gematigde houding aan. Zijn oeuvre omvat enkele Epistulae (Brieven) en Orationes (Toespraken), in de stijl van de door hem vereerde Johannes Chrysostomus. | |
[pagina 317]
| |
*Paasfeest, 1989, p. 19-24 en 47-51. - Vert. van or. 10-11, door J.M. Tevel. | |
Proclus Philosophus(412-485 n.C.). Grieks neoplatoons filosoof, afkomstig uit Constantinopel, maar vooral actief te Athene. Van deze systematische geest zijn ca. 50 titels bekend, voor een groot deel samenvattingen van en commentaren op Plato e.a. Opvallend zijn de 7 bewaarde Hymni (Hymnen) tot godheden. | |
Hymni*De Hymnen van Proclus, vertaald uit 't Grieks door K.H.E. de Jong, Den Haag, van Stockum, 1952. - Inl. en metr. vert. 2 fragm. opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 221. | |
Procopius(ca. 500-na 555 n.C.). Byzantijns-Grieks historicus. Hij was afkomstig uit Caesarea, bekleedde belangrijke functies in Constantinopel en was vertrouweling van Justinianus' generaal Belisarius. Zijn belangrijkste geschriften: Bella (Oorlogen; 8 boeken), een relaas van Justinianus' krijgsverrichtingen; De aedificiis (Bouwwerken; 6 boeken), een beschrijving van de architecturale prestaties van de keizer. Merkwaardig is de Historia arcana (ook: Anecdota; Geheime geschiedenis), een virulent pamflet tegen het keizerspaar, waarbij ook Belisarius en zijn vrouw niet ontzien worden.
*Hadas/Schwartz, Geschiedenis van Rome, 1959, p. 242-286, passim. - Korte fragm. uit de 3 geschriften. | |
Historia Arcana*Procopius, Geheime geschiedenis van Byzantium. Zesde eeuw. (Uit het Oudgrieks vertaald en van een nawoord voorzien door Gerrit Komrij) (Klassieke Curiosa, 7), Amst., Arbeiderspers, 1970. | |
Prodicus(2de helft 5de eeuw v.C.). Grieks sofist en retor uit Keos, die zich ook met taalkwesties bezighield. Van zijn geschriften is weinig bewaard.
*Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 346-350. - Indirecte citaten. *Bakker, De mens, 1986, p. 66-76. - Enkele fragm., o.m. het uit Xenophons Memorabilia bekende verhaal van ‘Heracles op de tweesprong’. | |
Propertius(Sextus Propertius; ca. 50-15 v.C.). Latijns dichter van 4 boeken Elegiae (Elegieën). In de eerste drie boeken staan de liefde en een geliefde met de naam ‘Cynthia’ centraal, het vierde boek bevat ook andersoortige gedichten. Wij volgen de thans gangbare indeling in 4 boeken, niet de ‘Lachmanniaanse’ editie in 5 boeken. | |
Integrale vertaling*Propertius, Elegieën. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door W.A.M. Peters (Ambo-Klassiek), Baarn, Ambo, 1991. | |
[pagina 318]
| |
Meerdere gedichten*Macquet, Proeven, 1786, p. 159-174. - Bevat vert. van 1, 1-2; 2, 1-3 en 14-16. *Hall, Navolgingen, 1855. - 1, 2; 3, 1 en 8, 17-60; 4, 6. Gedeeltelijk vroeger (1820) gepubliceerd. *Hartman (J.J.), Een en ander over Propertius, in: Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afdeeling Letterkunde, VI, 7 (1906), p 145-182. - Met prozavert. van 3, 23; 3, 7; 4, 11 en kleinere fragm. *Gelder, Latijnse lyriek, 1949, p. 205-267. - Vert. van 40 gedichten, in de oorspr. versmaat. *Evenepoel (Willy), Propertius' Elegie IV, 7: een interpretatie-ontwerp, in: Kleio, N.R., 1 (1971), 1, p. 13-30. - Met prozavert., en *Evenepoel (W.), Humor in de klassieke Latijnse lyriek..., in: Kleio, N.R., 17 (1987-1988), p. 66-84. - Met tekst en vert. van 1, 3. *Guépin (J.P.), Allemaal raadsels, eh?, Amst., Arbeiderspers, 1974. - Op p. 45-50 vert. van 1, 11 en 15; 2,15 en 29a; 3, 24-25. Vert. in rijmende alexandrijnen. Eerste publ.: 1969. 3, 24-25 opgenomen in: Latijns nummer, 1986, p. 196-198, en *Cynthia. Latijnse liefdeselegieën van Propertius, Waardenburg en Tibullus in alexandrijnen vertaald door J.P. Guépin, Wildert, Carbolineum pers, 1991. - Bibliofiel. Bevat (opnieuw) 1, 15; 2, 15 en 29a; 3, 24-25. *Gedichten van twee Latijnse dichters: - Catullus - Propertius..., in: Restant, 10 (1982), 3, p. 163-186. - Vert. van Propertius in vrije vv. door André Lefevere op p. 174-186. 9 elegieën (boek 1: 5, 7 en 12; boek 2: 4, 12, 15 en 22; boek 3: 8 en 23). *van der Paardt (Rudi), In de ban van Cynthia. Enkele elegieën van Sextus Propertius vertaald en toegelicht, in: Maatstaf, 30 (1982), 8-9, p. 65-72. - Versvert. van: 1, 1, 2, 3 en 6, en *Latijns nummer, 1986, p. 190-192. - Versvert. van 1, 7 en 9. *Latijns nummer, 1986, p. 192-195. - Vert. van 2, 14-15 door Karel van Eerd. | |
Één volledig gedicht*Bilderdijk (W.), Mengelpoezij [1ste deel], Amst., Doll, 1799, p. 286-287. - Vert. van 1, 18. *Koster (Edward B.), Liefde's Dageraad..., Deventer, Kreunen, 1890, p. 83-87. - Vert. van 4, 11. Herdr. in: Koster, Verzamelde gedichten, 1903, p. 405-408. Vv. 1-18 en 61-102 met Lat. tekst opgenomen in: Muziek, 1944, p. 199-201. *Scheltema (Marietje), Et bene habet (Propertius IV 11), in: Herm., 31 (1959-1960), p. 21-23. - Vrije, berijmde vert. in strofen, hier en daar bekort. *IJsewijn-Jacobs, Latijnse lyriek, 1970, p. 19-20. - 3, 10 metr. vertaald, door Clem Wyland [= John Wynen]. *Knecht (D.), Propertius, Elegie II, 15, in: Didactica Classica Gandensia, 14 (1974), p. 65-83. - Met prozavert. *Eyben, Jong zijn, 1979, p. 50-51. - Prozavert. van 2, 7. *den Boeft (J.), Oorlog en vrede in de augusteïsche poëzie, in: Lampas, 19 (1986), p. 379-392. - Met prozavert. van 1, 22. | |
[pagina 319]
| |
*Propertius, boek 1, carmen 2. (Vertaling Rieuwert van Bodegraven e.a.), Arenaportae, Mercator Pers, 1984. - Tekst en twee vert. van 1, 2. Bibliofiel. | |
Aanvullende opmerkingEen klein fragm. werd o.m. vertaald door J. de Haes (1724: 4, 14, 11-38). | |
Prosper Aquitanus(Prosper Tiro; ca. 390-ca. 460 n.C.). Latijns-christelijk schrijver en dichter. Mengde zich als leek-theoloog en als monnik (in Marseille) in het leerstellige debat over genade en predestinatie. Hij bestreed de Zuidgallische (semi)pelagianen met aan Augustinus ontleende argumenten. Van zijn geschriften noemen wij: Carmen de ingratis (Gedicht over de ondankbaren [én ‘genade-lozen’]), in 1013 hexameters; 106 Epigrammata ex sententiis Augustini (Puntdichten naar uitspraken van Augustinus); 2 Epistulae (Brieven), waarvan één aan Augustinus. Ook de 2 boeken De vocatione omnium gentium (De roeping van alle volkeren) staan op zijn naam, al wordt zijn auteurschap betwijfeld. In de Nederlanden heeft vooral de jansenist Andreas Vander Schuur (1656-1719) grote belangstelling getoond voor het oeuvre van Prosper.
*Bode, met twee Seyndt-Brieven, Prosperi eñ Hilarii, aen Augustinum... Wt het Latijn verduyscht, ende met ettelijcke Aen-merckinghen op de kant verrijckt, door Hadrianum Georgium Smoutium, Rott., Van Waesberghe, 1608. - Op f. 5R-14V integrale vert. van Prospers epist. 1 (= Aug., Epist. 225). *Augustinus en De Leering der Genade verdedigd In den Brief van Sint Prosper aan Ruffinus, [Utrecht, vanden Eynden], 1684. - Integrale vert. van Prospers epist. 2, door Andreas Vander Schuur. *Gedigt van de H. Prosper tegen d'Overblijfselen van 't Ondankbaar Pelagiaandom. in 't Neerduits vertaald, [Utrecht, vanden Eynden], 1685. - Carm. de ingrat. integraal vertaald, de praef. op rijm, de rest in proza. Vertaler is Andreas Vander Schuur. *Schuur, Antwoord, I, 1688. - Vertaalt passim fragm. van Prosper i.v.m. de genadeleer. *Het Gedigt van den H. Prosper Tegen d'Ondankbaren of Halfpelagianen In Neerduitsch Rijm vertaeld, Utrecht, van den Eynden, 1688. - Ook deze integrale berijming is van Andreas Vander Schuur. Verbeterde herdr., met de Lat. tekst, in: Christelijke Rijmdigten en Gezangen, door A.V.S., 1709, p. 2-103. *De Boeken van de Roepinge aller Volkeren... vertaeld en opgesteld door A.V.S. [= Andreas Vander Schuur], Utrecht, [vanden Eynden], 1700. - Hierin integrale vert. van Vocat. gent. *Bilderdijk (Willem), Nasprokkeling, Brussel, Brest van Kempen, 1830, passim. - Vert. van 8 epigr. van Prosper. Herdr. o.m. in: Bilderdijk, Dichtwerken, XIV, 1859, p. 391-413, passim. | |
Protagoras(ca. 485-415 v.C.). Grieks sofist, afkomstig uit Abdera en o.m. | |
[pagina 320]
| |
actief te Athene. Hij is het best bekend dankzij zijn optreden in Plato's gelijknamige dialoog én vanwege zijn homo-mensura-stelling (de mens als maat van alle dingen). Minieme fragmenten zijn bewaard.
*Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 327-334. - 8 fragm., indirecte citaten en testimonia. *Bakker, De mens, 1986, p. 19-38. - Fragm., teksten uit Plato en Aristoteles. | |
Prudentius(Aurelius Prudentius Clemens; 348-ca. 410 n.C.). Latijns-christelijk dichter. Spanjaard van geboorte, retorisch en juridisch geschoold, bekleedde hoge ambten, maar keerde zich op rijpe leeftijd helemaal naar de christelijke poëzie. Zijn (volledig bewaard) oeuvre, door hemzelf in 405 uitgegeven, maakt van Prudentius de grootste onder de christelijke dichters van de Oudheid. Wij volgen de orde van zijn eigen editie: een autobiografische Praefatio (Voorrede); Cathemerinon liber (Daggetijdenboek), 12 liederen voor verschillende momenten van de dag en van het kerkelijk jaar; Apotheosis (Vergoddelijking), een apologie van de triniteitsleer; Hamartigenia (Zondeoorsprong), een leerdicht tegen het gnostisch dualisme; Psychomachia (Zielegevecht), een reeks dramatische ‘duels’ tussen deugden en ondeugden; 2 boeken Contra Symmachum (Tegen Symmachus), over de strijd tussen geloof en heidendom, vnl. rond het altaar van Victoria; Peristephanon liber (Boek ter bekransing), 14 episch-dramatische liederen ter ere van Spaanse en Romeinse martelaren; Tituli historiarum (Onderschriften bij verhalen), vaak ook Dittochaeon (Dubbele spijs?) geheten, 49 kwatrijnen bij taferelen uit het O.T. en het N.T.; een Epilogus (Nawoord) bij het geheel. Tot in onze eeuw hebben Nederlandse literatoren, van Jeremias de Decker via Willem Bilderdijk tot J.W. Schulte Nordholt, zich tot omdichtingen van (gedeelten van) dit gevarieerde oeuvre aangetrokken gevoeld. Vooral de Prudentiaanse ‘hymnen’ (Walpole, nrs. 20-30) werden dikwijls vertaald. | |
(Uit) verschillende bundels*Aurelius Prudentius Klemens Lofzangen, vertaald door G. Kempher, Leyden, Meul, 1712. - Omdichtingen van Praef. en Cath., met uitvoerige aantekeningen. *Bilderdijk (Willem), Sprokkelingen, Rott., Immerzeel, 1821. - Op p. 59-61 en 75-78 vrije navolgingen van Cath. 12, 1-36 en Epil. Herdr. o.m. in: Bilderdijk, Dichtwerken, V, 1857, p. 180-204, passim. *Geschiedenis der Christelijke Kerk in tafereelen..., Tweede deel, Amst., Portielje, 1853. - Op p. 123-132 een dozijn fragm. uit Perist. en Cath., vertaald door B. ter Haar. *Brakman, Opstellen, 1926, p. 202-223. - Voorstelling van heel het oeuvre met passim korte fragm. in prozavert. *Meer, Christus' oudste gewaad, 1949. - Met passim vert., vooral uit Perist. en Tit. | |
[pagina 321]
| |
*Mönnich, Koningsvanen, 1990. - Met rijke bloeml. uit alle werken; de p. 170-383 zijn volledig aan Prudentius gewijd. | |
Apotheosis*Bilderdijk (Willem), Nieuwe mengelingen, Eerste deel, Amst., IJntema, 1806, p. 145-148. - Vrije navolging van Apoth. 435-502. Herdr.: 1832 en 1835, alsook in: Bilderdijk, Dichtwerken, XIII, 1859, p. 117-120. | |
Cathemerinon Liber*J. de Deckers Gedichten..., Amst., Colom, 1656, p. 103-113. - Berijmde vert. van Cath. 12. Verschillende herdr., tot: Alle de Rym-oeffeningen..., Eerste deel, Amst., Bosch etc., 1726 (p. 307-317). *ter Haar (B.), Begrafenislied. Naar het Latijn van Prudentius, in: Almanak voor het Schoone en Goede, 20 (1840), p. 173-175. - Vert. van Cath. 10, 117-156. Opgenomen in Geschiedenis der Christelijke Kerk, II, 1853 (cf. supra), p. 131-132, en in: Haar, Gedichten, 1876, p. 568-569. *Bilderdijk (Willem), Nasprokkeling, Brussel, Brest van Kempen, 1830, p. 25-31. - Cath. 12 integraal vertaald. Herdr. o.m. in: Bilderdijk, Dichtwerken, VI, 1857, p. 190-194. *Smit, Glorie, 1940, p. 7. - Vertaalt 4 ‘liturgische’ strofen van Cath. 1. *Hymnen en liederen, 1964 (zie onder Hymni Christiani Latini), p. 20-35. - Tekst en vert. van Cath. 1 en fragm. uit Cath. 10 en 2, door J.W. Schulte Nordholt. Herdr. in: Biezen-Schulte Nordholt, Hymnen, 1967, p. 24-31. Cath. 1 (tekst en vert.) ook in: Herm., 63 (1991), p. 319-321. *Gezangen, 1965, nr. 24. - Vert. van 5 ‘liturgische’ strofen uit Cath. 12, door J.W. Schulte Nordholt. *Biezen-Schulte Nordholt, Hymnen, 1967, p. 32-33. - Tekst en vert. van Cath. 12, 125-132, door J.W. Schulte Nordholt. *Lofzangen der latijnse Kerk, 1970 (zie onder Hymni Christiani Latini), p. 36-53. - Tekst en metr. vert. van fragm. uit Cath. 1-2 en 5-6, door F. van der Meer. *Evenepoel (W.), Een stukje oudchristelijke poëzie: Prudentius' Hymnus ante cibum, in: Kleio, N.R., 7 (1977), p. 162-172. - Op p. 164-170 integrale tekst en vert. van Cath. 3. | |
Hamartigenia*Bilderdijk (Willem), Nieuwe vermaking, Rott., Smit, 1829, p. 182. - Berijmde vert. van Hamart., praef. 20-24. Herdr. o.m. in: Bilderdijk, Dichtwerken, XIV, 1859, p. 383. | |
Peristephanon Liber*Aurelius Prudentius Klemens Lofzangen op de H.H. Martelaren, vertaald door Joan Nanning, Amst., Tielenburg, 1740. - Integrale berijmde vert. *van den Bosch (Jan Walter Maria), De liturgie van St. Laurentius..., Breda, Vermijs, 1963. - Passim een 100-tal vv. uit Perist. 2 in proza vertaald. | |
[pagina 322]
| |
*de Jong (K.H.E.), Oosters-Hellenistische mysteriën (Cultuurhistorische Monografieën, 13), Den Haag, Servire, 1949, p. 85-87. - Versvert. van Perist. 10, 1011-1050 (taurobolium). | |
Praefatio*Mönnich, Koningsvanen, 1990, p. 170-171. - Metr. vert. *van Assendelft (Marion M.), Prudentius..., in: Herm., 63 (1991), p. 311-321. - Met tekst en prozavert. van Praef. | |
Psychomachia*Psychomachie van Aurelius Prudentius Clemens... in het Hollandsch vertaald door C. Nuyen..., Amst., Limburgia, 1925. - Integrale metr. vert. | |
Contra Symmachum*Vollenhove, Poëzy, 1685, p. 758-759. - Vert. van 30 vv. uit C. Symm. 2, 488-539. *Vertaling uyt het tweede boek van Prudentius, tegen Summachus [sic]. door Coenraet Droste, Grav., van Kessel, 1732. - Berijmde vert. van C. Symm. 2, 91-269. *Hadas/Schwartz, Geschiedenis van Rome, 1959, p. 289-290. - Prozavert. van C. Symm. 2, 598-635. *Evenepoel (W.), De rol van Rome in de heilsgeschiedenis..., in: Herm., 63 (1991), p. 322-330. - Met tekst en prozavert. van C. Symm. 2, 578-640. | |
Psalmus responsorius(Beurtgezang; 4de eeuw n.C.). Latijns loflied op de Moeder Gods, in 1965 uit een papyrus van Barcelona uitgegeven. De in ongelijke ‘abecedarische’ strofen ingedeelde tekst is slechts voor de helft bewaard. De anonieme auteur schijnt vooral bij apocriefe evangeliën (Protevangelium Jacobi) aan te leunen.
*Apokriefen, I, 1984, p. 97-101. - Vert. A.A.R. Bastiaensen-A. Hilhorst. | |
Ptolemaeus Gnosticus(einde 2de eeuw n.C.). Grieks-christelijk schrijver, behorend tot de Valentiniaanse gnosis in Rome (?). Hij schreef een Epistula ad Floram (Brief aan Flora), om deze christin de ware godsleer (van de gnostici) bij te brengen. Wij kennen twee integrale Nederlandse vertalingen:
*Origenes VI..., 1926 (zie onder Origenes), p. 205-214. - Vert. door H.U. Meyboom. *Duinkerken, Wereldhistorie, 1946, p. 8-16. | |
Publilius Syrus(vroeger meestal Publius Syrus genoemd; 1ste eeuw v.C.). Latijns auteur van zogenaamde mimen. Kwam als slaaf uit Antiochia naar Rome. Van zijn werken is nagenoeg niets substantieels bewaard. Maar uit de | |
[pagina 323]
| |
mimen werden al vroeg kernachtige moraliserende gezegden, sententiae, geselecteerd en tot een verzameling gebundeld. Deze eertijds populaire collectie, o.m. gebruikt als schoolboek, beslaat ca. 700 eenregelige verzen, die wellicht niet alle van Publilius' hand zijn.
*Gulde Spreuken, van Pvblivs Syrvs, ten dienste van de Delfsche schole vertaelt, en op rijm gestelt door A[drianus] R[avestein], Delff, Waalpot, 1633. - 269 in vv. én woordelijk vertaald. *D'Esopisse Verdigsels van Phaedrus... als mede d'uytgelese Tooneelspreuken van Publius Syrus, Leyden, le Carpentier, 1672. - 348 + 27 spreuken in proza. Herdr.: Amst., van Lotten, 1693. *Brakman, Opstellen, 1934, p. 103-105. - O.m. door Petronius bedacht mimus-fragm. van Sat. 55. *Schockaert, Bloemlezing, 1942, p. 278-323. - Uitgebr. keuze uit de Sententiae; tekst en berijmde vert. *Jong, Antieke wijsheid, 1952, p. 29-34. - Vert. van ‘een bloemlezing’. | |
Aanvullende opmerkingC. Verhoeven (1979) vertaalde en wijdde een opstel aan Sent. 150 (de schaduw van één haar). | |
Pythagoras(2de helft 6de eeuw v.C.). Grieks filosoof, afkomstig uit Samos maar vooral actief in het Zuiditalische Croton, waar hij een religieuze gemeenschap met strenge leefregels stichtte en met zijn absoluut gezag leidde. Wellicht heeft Pythagoras zelf niets te boek gesteld, wat het afbakenen van zijn belang moeilijk maakt. De Pythagoreeërs, zijn ‘volgelingen’ aan wie de bewaarde fragmenten worden toegeschreven, geloofden in de metempsychose, hechtten veel belang aan ‘reinheid’ en beschouwden het getal als grondslag van de wereldorde; ze zijn verder bekend dankzij hun prestaties op muzikaal en mathematisch vlak. Biografieën van Pythagoras werden geschreven door Porphyrius en diens leerling Jamblichus (zie aldaar). Het hexametrische Carmen aureum (Gouden verzen; 71 vv.), een later maaksel, had veel bijval. Hierocles Platonicus (zie aldaar) schreef er een commentaar op.
*Postelman (A.), Het Leeven en de Leere van den grooten wysgeer Pythagoras..., Amst., Roman, 1724. - Op p. 36-47, passim, uitspraken en 2 ‘brieven’ van Pythagoras. *Pythagoriana. Verzameling van... lessen en voorschriften, van den wijsgeer Pythagoras [vertaald door Hendrik Kuyper, Gtz.], Hoorn, Vermande, 1838. - 1000 ‘spreuken’ vertaald. Herdr.: Duizend spreuken der oudheid..., Amst., van Kesteren, 1851. *Gulden verzen, 1911, p. 9-14 (= 19793, p. 1-6). - Op p. 45-51 (= 19793, p. 37-43) ‘Pythagoreesche ethische zinsneden uit Stobaeus’. *Zie ook onder Hierocles Platonicus: Commentaren; prozavert. van het Carmen aureum. | |
[pagina 324]
| |
*De gulden Verzen van de Pythagoreërs, in: Verwey (Albert), Hendrick Laurensz. Spieghel, Gron.-Den Haag, Wolters, 1919, p. 173-175. - Opgenomen in: Verwey (Albert), Dichtspel. Oorspronkelijke en vertaalde gedichten..., Amst., Arbeiderspers, 1983, p. 597-599. *Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 78-81 en 97-99. - Testimonia en het Carmen aureum. *Schröeder (J.A.), Apollo en Dionysus..., Amst., Veen, 1954, p. 64-65. Fragm. van het Carmen aureum. Zie ook: Nobele geest, in: Herm., 27 (1955-1956), p. 84-87 en 105-107. *Meijer (P.A.)-Mansfeld (J.) e.a., in: Herm., 53, 2 (1981). - Themanummer gewijd aan Pythagoras met vert. van een aantal testimonia en verschillende fragm. *Joyce & Co [= Geerten Meijsing], Venetiaanse brieven... (Privé-Domein, 78), Amst., Arbeiderspers, 1982, p. 183-185. - Vert. van 28 uitspraken van Pythagoras. |
|