De Oudheid in het Nederlands
(1992)–Patrick De Rynck, Andries Welkenhuysen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
Caecilius Statius(ca. 220-168 v.C.). Latijns auteur van komedies, uit Noord-Italië afkomstig, chronologisch tussen Plautus en Terentius thuishorend. Van zijn oeuvre (40 titels bekend) zijn ca. 300 verzen en versfragmenten bewaard.
*Brakman, Opstellen, 1934, p. 61-72. - Bevat tekst en prozavert. van talr. fragm., alsook (p. 63-68) vert. van de vergelijking Menander/Caecilius bij Gellius, 2, 23. | |
Caelestinus I(† 432 n.C.). Romeinse paus (422-432). Van hem is een aantal leerstellige en kerkrechtelijke brieven (Latijn en Grieks) bewaard.
*Schuur, Antwoord, II, 1688, p. 97-117. - Brief over de genadeleer (= Epist. pontif. 381). *Brief van Paus Coelestinus I aan Cyrillus bisschop van Alexandrië. Vert. N. W[esselingh], in: Speculator, 5 (1956), p. 66-68. | |
Caelestius(1ste helft 5de eeuw n.C.). Vriend en medestander van Pelagius in de leerstellige polemiek rond genade en vrije wil. Stellingen (definitiones) van hem worden aangehaald en bestreden door Augustinus in zijn De perfectione iustitiae hominis.
*Arnold/Hooghe, Historie, 1701, p. 858-860. - Vert. van de definitiones. | |
Caelius Aurelianus(5de eeuw n.C.). Latijns medicus uit Numidië, vooral belangrijk als bewerker-vertaler van de verloren Griekse geschriften van Soranus (zie aldaar): Celerum sive acutarum passionum libri tres (Acute ziekten in drie boeken) en Tardarum sive chronicarum passionum libri quinque (Chronische ziekten in vijf boeken). Van andere geschriften is, buiten een reeks Salutaria praecepta (Gezondheidsvoorschriften), weinig of niets bewaard.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 204-205 en 376-381. - 4 fragm. uit Acut. en enkele Sal. praec. | |
Caesar(Gaius Iulius Caesar; 100-44 v.C.). Romeins veldheer en staatsman. Schreef over zijn campagnes in Gallië Commentarii de bello Gallico (Gedenkschriften over de Gallische oorlog), in 7 boeken, die de jaren 58-52 bestrijken. | |
[pagina 127]
| |
Hirtius († 43), legeraanvoerder onder Caesar en diens vertrouweling, voegde er boek 8, over de jaren 51-50, aan toe, waardoor dit werk chronologisch aansluit bij het volgende. In de postuum gepubliceerde (onafgewerkte) 3 boeken Commentarii de bello civili (Gedenkschriften over de burgeroorlog) schetst Caesar zijn strijd tegen Pompeius in de jaren 49-48. Onbekende auteurs hebben, in aansluiting op Caesars werk, over de verdere gebeurtenissen geschreven: Bellum Alexandrinum (De Alexandrijnse oorlog, 48-47, ook van Hirtius?), Bellum Africanum (De oorlog in Afrika, 47-46) en Bellum Hispaniense (De oorlog in Spanje, 45). Vooral de laatste twee geschriften uit het Corpus Caesarianum zijn belangrijke historische bronnen, maar literair van weinig betekenis. Behalve het Corpus resten ons nog fragmenten, o.m. van door tijdgenoten zeer gewaardeerde redevoeringen, van zijn correspondentie (bewaard in Cicero's brieven) en van zijn taalfilosofische verhandeling De analogia (De analogie). Samen met titels van verloren (o.m. dramatisch en poëtisch) werk laten ze vermoeden hoe veelzijdig de belangstelling en het talent van hun auteur waren. | |
De verzamelde geschriften van het Corpus Caesarianum*Wyt beroemde Commentarien... van... Cajus Iulius Caesar... Verduijtscht... door Iohannes Fenacolius [= Vennecool], Delft, Gerritsen, 1614. - Herdr.: 1643. *C. Julius Cesars Aantekeningen der Gallische, Burgerlyke, Alexandrynsche, Africaansche, en Hispanische oorlogen, Uit het Latyn verduischt door Abraham Bógaert..., 2 dln., Amst., ten Hoorn, 1709. | |
Fragmenten uit de Bello Gallico en de Bello Civili*Halberstadt, Handboek, III, 1917. - Op p. 3-74 vert. uit Bell. Gall.: 6, 11-25; 1, 30-54; 3, 1-13; 4, 1-19; 5, 1-24; op p. 75-79 vert. van Bell. civ. 3, 1-11. | |
De Bello Gallico*Vóór 1924: A. van Scrieck (1614: de acht boeken, met weglatingen, bekortingen en inlassingen), A. Verdoodt (1894: 1-6, 34). *Julius Caesar, Gedenkschriften van den Gallischen Oorlog. Uit het Latijn door J.J. Doesburg (Klass. Schr., 19-21), Amst., van Looy-Gerlings, 1895. - Met boek 8. Herdr.: Zutphen, Thieme, 1921. *Caius Iulius Caesar, De Gallische oorlog. Vertaald, ingeleid en verklaard door J.J.A.L. Humblé (Klass. Gal., 45), Antw., DNB, 1948. - Zonder boek 8. Herdr. tot: 19788. *Caesar, De Gallische oorlog. Vertaling F.H. van Katwijk-Knapp (Fibula Klassieke Reeks, 2), Bussum, Fibula-van Dishoeck, 1971. - Zonder boek 8. Herdr.: tussen 1981 en 1984 nog drie drukken, vrijwel gelijk aan de eerste publ.: (Klass. Gal., 45), Antw., DNB-Amst., Wereldbibl. Daarin ‘verving’ deze vert. de hierboven genoemde van Humblé. Recentste herdr.: (De Haan Klassieken), Houten, De Haan, 19872 [sic]. | |
[pagina 128]
| |
Fragmenten uit de Bello Gallico*C. Julius Caesar, De Gallische oorlog (Boek I en II), in het Nederlandsch vertaald door A. Clerckx en bewerkt door R. De Pauw (Klass. Vert.), Antw. etc., Stand., 1943. - Herdr. tot: 19737 (herzien), en *C. Julius Caesar, De Gallische oorlog, Boeken V en VI. In het Nederlands vertaald door R. De Pauw en bewerkt door A. Clerckx (Klass. Vert., 3), Antw.-Amst., Stand., 1951. - Herdr.: 19592 en 19722 (sic, herzien). *C.I. Caesar, Aantekeningen bij de oorlog in Gallië. Uittreksels. Ingeleid, toegelicht en vertaald door Eddy De Laet (Astra, 20), Antw., Stand., 1982. - Géén toelichtingen. | |
Fragmenten uit de Bello Civili*Gelder, Latijnse geschiedschrijvers, 1952, p. 151-191. - Bevat, behalve fragm. uit boek 7 van Bell. Gall. (Humblé), op p. 177-191 twee fragm., vertaald door A.F. Ruitenberg-de Wit: Het begin van den burgeroorlog (= Bell. civ. 1, 1-7) en De slag bij Pharsalus (= Bell. civ. 3, 90-104). *Hadas/Schwartz, Geschiedenis van Rome, 1959, p. 89-91. - Korte fragm. uit Civ. 3. | |
Fragmenten uit Bellum Hispaniense*van Hooff (A.J.L.), Karakter van de Liber de bello Hispaniensi..., in: Kleio, N.R., 4 (1974), p. 138-153. - Met enkele vert. fragm. | |
Brieven*Welkenhuysen (Andries), De briefwisseling tussen Caesar en Cicero. Zeven stukken uit Cicero's Corpus epistularum, in: Nova et Vetera, 36 (1958-1959), p. 450-469. - Vert. brieven van Caesar: Cic., Att. 9, 6A (verbeterd in: Kleio, N.R., 1974, p. 59-60); 9, 16, 2-3 en 10, 8B. | |
Aanvullende opmerkingP. Claes (1989) vertaalde enkele stukjes uit Bell. Gall. | |
Caesarius Arelatensis(ca. 470-542 n.C.). Latijns-christelijk schrijver. Eerst monnik in Lérins, dan (502) aartsbisschop van Arles. Schreef leerstellige werken, twee kloosterregels en enkele brieven van geestelijke leiding, maar is vooral bekend door zijn Sermones (Preken), ca. 240 in totaal. Ondanks veel ontleningen aan anderen zijn zij kerk- en cultuurhistorisch belangrijk (heidendom en bijgeloof in het gekerstende Gallië). Van Caesarius is weinig in het Nederlands vertaald.
*Hermans, Kerkvaders, VI, 1985, p. 96-100. - Fragm. uit Sermones i.v.m. ziekenzalving, vert. A. Prakken. | |
Callicles.Grieks sofist, slechts bekend door zijn optreden in Plato's Gorgias. | |
[pagina 129]
| |
De vraag rijst dan ook of het niet om een gefingeerd personage gaat. Zie onder Plato, alsook:
*Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 355-357. *Bakker, De mens, 1986, p. 83-87. - Fragm. uit Plato's Gorgias. | |
Callimachus(ca. 305-240 v.C.). Veelzijdig Grieks dichter en geleerde, die afkomstig was uit Cyrene maar zijn actief leven in Alexandrië doorbracht, verbonden aan de bibliotheek. Van die bibliotheek stelde hij een catalogus samen die uitgroeide tot een repertorium van de Griekse literatuur. Zoals andere wetenschappelijke werken van Callimachus is die verloren. Schreef ook mythologisch getinte en met geleerdheid gelardeerde Epyllia (Korte epen), van meerdere honderden verzen; verder de Aitia (Oorzaken), verhalende elegieën, zes Hymni op Olympische goden en epigrammen. De Epyllia en de Aitia zijn slechts fragmentarisch bewaard, de zes hymnen volledig en van de epigrammen kennen we er, deels bewaard in de Anthologia Graeca, een 60-tal. Van andere gedichten zijn bekend: de Coma Berenices (Haarlok van Berenice), in een papyrusfragment en in een Latijnse bewerking van Catullus (c. 66), en het spotdicht Ibis op Apollonius van Rhodos, door Ovidius in zijn Ibis nagevolgd. | |
Vertalingen uit meer dan één werk*Bilderdijk (Willem), Kallimachus Lofzangen, Amst., Uylenbroek-IJntema, 1808. - De 6 hymnen, Catullus' Hair van Berenice én 27 Byschriften (epigrammen). Opgenomen in: Bilderdijk, Dichtwerken, III, 1857, p. 3-48. *Koster (W.J.W.), Callimachus, in: De Nieuwe Gids, 39 (1924), 2, p. 294-308. - Met vert. fragm., deels in proza, deels in vv. *Eykman, De fakkel, I, 1968, p. 136-138. - Vert. van fragm. uit hymnen en van 2 epigr. | |
Hymni*Cf. supra onder: Bilderdijk, Eykman. *Kloos (Willem), Over de zgn. Alexandrijnsche periode der Grieksche literatuur; Kallimachos; Kallimachos' Hymne aan Demeter, in: De Nieuwe Gids, 34 (1919), 2, p. 443-466; 797-816; 963-970. - Met metr. vert. van Hymne 1 (Zeus), 3 (Artemis), 6 (Demeter). Herdr. in: Letterkundige inzichten, XIII (1928), p. 38-107. De Zeus-hymne opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 159-162. Uit de Artemis-hymne zijn de vv. 1-35 en 137-162 opgenomen in: Muziek, 1944, p. 105-107. *Vlemminx (Paul), Apollo-hymne; Zeus-hymne, in: Roeping, 15 (1936-1937), p. 596-602; 17 (1938-1939), p. 3-9. - Vert. van de hymnen 1 en 2. *Derksen (Marcel) e.a., Hektors noodlot..., Emmeloord, Hermaion, 1991, p. 160-161. - Prozavert. van hymne 6, 66-115. | |
[pagina 130]
| |
Epigrammata*Cf. supra onder: Bilderdijk en Eykman. *Wouters (A.), Hellenistische poëzie: traditie en experiment, in: Herm., 62 (1991), p. 66-78. - Met tekst en vert. van 3 epigrammen. *Zie ook onder Anthologia Graeca. | |
Aitia*van Ophuijsen (J.M.), Callimachus Aitia III fr. 67-75 Pfeiffer, Akontios en Kydippe, in: Lampas, 21 (1988), [bijlage bij] p. 92-99. - Bevat tekst en ‘een prozaïsche vertaling’. *Mineur (W.H.), Callimachus van Cyrene: geleerde dichter, dichtende geleerde, in: Herm., 63 (1991), p. 98-104. - Bevat op p. 100-101 prozavert. van fragm. 1. | |
Callinus(1ste helft 7de eeuw v.C.). Grieks elegisch dichter uit Ephesus. Slechts één langer fragment (4 + 17 vv.) is van hem bewaard. Daarin spoort hij de jeugd van zijn stad aan tot weerbaarheid tegen de dreigende Cimmeriërs en prijst hij de dood op het slagveld.
Het langere fragment is o.m. vertaald door J.C. de Lannoy (1774), W. Bilderdijk (1787, bij zijn vertaling van Tyrtaeus; zie aldaar) en vóór 1924 nog minstens zeven keer, o.m. in: Valckenaere, Bloemlezing, 1913, p. 453. Recentere vertalingen zijn: *Janssens, Griekse lierdichters, 1952, p. 9. *Sissau, Bloemlezing, 1962, p. 39-40. - Gewijzigd opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 58-59. *Laet, Griekse lyriek, 1978, p. 25. | |
Calpurnius(Titus Calpurnius Siculus; midden 1ste eeuw n.C.). Latijns bucolisch dichter. Auteur van 7 Eclogae (Herderszangen), die alle bewaard zijn en die tot in de 19de eeuw met de 4 gelijkaardige gedichten van Nemesianus (zie aldaar) zijn verbonden én vertaald.
*Titus Calpurnius en M. Aur. Olympius Nemesianus Herderszangen; door G. Kempher... Leiden, Langerak, 1732. - Herdr.: Arnhem, Nebe, 1752. | |
Carmen de aegritudine Perdicae(5de eeuw n.C.?). ‘Gedicht over Perdicas' ziekte’ (de Macedonische prins kwijnt van liefde voor zijn moeder). Anoniem overgeleverd Latijns gedicht (Anth. Lat. 808), in 290 hexameters, soms aan Dracontius toegeschreven.
*Brakman, Opstellen, 1934, p. 282-285. - Tekst en prozavert. van vv. 166-188. | |
Carmen de ponderibus et mensuris(einde 4de eeuw n.C.). ‘Gedicht over | |
[pagina 131]
| |
gewichten en maten’. Latijns leerdicht (Anth. Lat. 486), in 208 hexameters, over metrologie, hydrostatica en legeringen. Als auteur wordt een verder onbekende Remmius Favinus genoemd.
*van Deventer (Ch.M.), Het vraagstuk van den krans, in: De Nieuwe Gids, 7 (1892), 2, p. 147-181. - Met prozavert. van vv. 125-155. Herdr. in: Deventer, Helleensche studiën, 1897, p. 206-226. *Dijksterhuis (E.J.), Een Romeinsche methode ter vergelijking van de soortelijke gewichten van vloeistoffen, in: Herm., 3 (1930-1931), p. 7-10. - Met prozavert. van vv. 103-121. | |
Carmina Latina epigraphica(afgekort CLE, vaker CE). Verzamelnaam voor alle versopschriften, profaan en christelijk, gesteld in het Latijn. In onderstaande lijst vermelden wij publikaties die uitsluitend versopschriften vertalen. Voor de opschriften op naam van bekende auteurs (Ambrosius, Damasus, Hadrianus e.a.): zie onder deze namen. Voor het Carmen arvale (= CE 1): zie onder Hymni pagani. Voor vertalingen van opschriften in proza én poëzie: zie onder Inscriptiones Latinae. | |
Publikaties met vertaling van talrijke opschriften*Beukers, In transitu, 1, 1957. - Hierin tekst en vert. van/uit 12 grafschriften, door Cl. Beukers, J. Bremer, P. Vlaar. *Sanders (Gabriël), Bijdrage tot de studie der Latijnse metrische grafschriften van het heidense Rome: de begrippen ‘licht’ en ‘duisternis’ en verwante themata (Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie..., Klasse der Letteren, 37), Brussel, Paleis der Academiën, 1960. - Bevat gehele of gedeeltelijke vert. van een groot aantal grafschriften uit diverse verzamelingen; register op p. 414-428, en *Sanders (Gabriël), Licht en duisternis in de christelijke grafschriften. Bijdrage tot de studie der Latijnse metrische epigrafie van de vroegchristelijke tijd, 2 dln. (Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie..., Klasse der Letteren, 56), Brussel, Paleis der Academién, 1965. - Met ritmische vert. van ruim 4000 vv.; index op p. 929-975, en *Sanders (G.), Heidenen en christenen van Rome: ontmoeting bij het antieke graf, in: De Vlaamse Gids, 50 (1966), p. 281-293, 409-421. - Bespr. en vert. van een aantal Lat. grafschriften. *Pikhaus (Dorothy), Gedachten over het leven en de dood in de Carmina Latina Epigraphica: eigenheid en literair-filosofische afhankelijkheid, in: Handelingen Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, 29 (1975), p. 161-198. - Bevat vert. van enkele epigr., en *Pikhaus (Dorothy), Levensbeschouwing en milieu in de Latijnse metrische inscripties. Een onderzoek naar de invloed van plaats, tijd, sociale herkomst en affectief klimaat... (Verhandelingen van de Koninklijke Academie..., Klasse der Letteren, 83), Brussel, Paleis der Academién, 1978. - Bevat prozavert. van talr. epigr.; index op p. 364-437. | |
[pagina 132]
| |
*Heene (Katrien), Desine sollicitum pectus lacerare dolore: troostende woorden van Latijnse grafdichters, in: Didactica Classica Gandensia, 26-27 (1986-1987), p. 210-260. - Bevat tekst en vert. van talr. fragm. *Thierry, Vrouwen, 1990, p. 128-144. - 17 christelijke grafgedichten voor vrouwen: vert. en toelichting. | |
Afzonderlijke lange Carmina*Wiselius, Poëzij, 1, 1818, p. 67-68. - Grafschrift van Homonoea Claudia (CE 995). *Lambrechts (P.), Op de grens van heidendom en christendom. Het grafschrift van Vettius Agorius Praetextatus en Fabia Aconia Paulina (Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie..., Klasse der Letteren, Jaargang XVII, 3), Brussel, Paleis der Academién, 1955. - CE 111. *van der Blom (N.), Een Keulse inscriptie, in: Herm., 48 (1976), p. 54-57. - Grafschrift van Xanthias (CE 219), met vert. *Francissen (Frans P.M.), Numen inest in loco..., in: Herm., 49 (1977), p. 247-275. - Met tekst en vert. van CE 19. *De oogstarbeider van Mactar (vert. M. d'Hane-Scheltema), in: Herm., 55 (1983), p. 222. - CE 1238, in versvert. *Vercauteren (Karin), Een origineel portret, in: Didactica Classica Gandensia, 29-30 (1989-1990), p. 327-375. - Grafschrift van Allia Potestas (CE 1988): tekst, prozavert., comm. | |
Aanvullende opmerkingW. Bilderdijk (1808) vertaalde het grafschrift van ‘Elpis, Boëtius gemalinne’ (CE 1432). P. Claes (1989) vertaalde het grafschrift van Claudia (CE 52). | |
Carmina popularia.‘Volksliederen’. Verzamelnaam voor een (per moderne editie verschillend) aantal anoniem overgeleverde oud-Griekse volkse liedjes. Een aparte groep vormen de drinkliederen of Scolia (zie aldaar). Carm. pop. D 18/E 28 wordt vaak aan Tyrtaeus (zie aldaar) toegeschreven. Edities: Diehl, Edmonds. | |
Vertalingen van meerdere liedjes*J[anssens] (E.J.), Helleense Volksliederen en Tafelzangen, in: Vrijheiden en Recht, 4 (1952-1953), 2, p. 7-10. - Met vert. van D I7/E 24, D 18/E 28 en D 32/E 20 (= Zwaluwlied). Het eerste en het derde ook in: Janssens, Griekse lierdichters, 1952, p. 48-49. *Bartelink (G.J.M.), Kinderliedjes in de oudheid, in: Herm., 26 (1954-1955), p. 148-153. - Met vert. van 5 spelliedjes (gedeeltelijk volgens K. Kuiper, Atheensch jongensleven, 1911, p. 48-51) en het Zwaluwlied. *Sélincourt/Jelgersma, Herodotus, 1966, p. 149-150. - 4 volksliedjes, o.m. het Zwaluwlied, in versvert. door Titia Jelgersma. *Laet, Griekse lyriek, 1978, p. 100-101. - Vert. van D I7/E 24, D 32/E 20 (= Zwaluwlied) en D 35/E 33. | |
[pagina 133]
| |
Zwaluwlied (D 32/E 20)Volkslied uit Rhodos, misschien uit de 7de eeuw v.C. Vaak vertaald, o.m. door de vier reeds genoemden, alsook: *Decorte, De mooie ontrouw, 1972, p. 17. *Grieks, het zwaluwlied uit Rhodos, in: Herm., 52 (1980), p. 381-383. - Diverse proeven van vert.; die van A.J. van Wolferen opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 54-55. | |
Dionysus-lied (D 46/E 4)*van der Leeuw (G.), Antieke roep- en klaagliederen, 1942 (zie onder Hymni pagani), p. 57. *Breemer (S.), Naar aanleiding van twee amuletten, in: Centaur, 1946, p. 709-720. - Op p. 711 metr. vert. | |
Carmina Saliaria(‘Salische liederen’). Dansliederen gezongen tijdens de optochten van de Salii, een dubbel-college van twee keer 12 priesters, die oorspronkelijk tot de cultus van Mars behoorden. Dit oud-Romeinse genootschap is tot diep in onze tijdrekening blijven bestaan.
*Enk, Handboek, 1, 1928, p. 149-156. - Tekst, prozavert. en comm. van fragm. | |
Cassianus(Johannes Cassianus; ca. 360-435 n.C.). Latijns-christelijk schrijver. Waarschijnlijk uit Scythia Minor afkomstig, leefde enige tijd als monnik in Bethlehem, verbleef dan tien jaar bij de Egyptische woestijnvaders en kwam via Constantinopel en Rome in Zuid-Gallië terecht. In Marseille stichtte hij ca. 415 een mannen- en een vrouwenklooster. Door zijn geschriften droeg hij aanzienlijk bij tot de verspreiding van het monniken wezen in het Westen. Zijn bekendste werken zijn: De institutis coenobiorum et de octo principalium vitiorum remediis (Kloosterinstellingen en heelmiddelen tegen de acht grootste ondeugden), in 12 boeken, en Conlationes (Gesprekken), 24 lange uiteenzettingen over het geestelijke leven, gelegd in de mond van grote woestijnvaders. Vooral laatstgenoemd werk werd eeuwenlang vlijtig gelezen en vroeg in de volkstalen vertaald. Excerpten uit beide geschriften komen ook voor in Rosweydus' Vitae patrum (zie aldaar). Van de oudste Middelnederlandse vertalingen zijn enkele fragmentjes in moderne bloemlezingen opgenomen. Wij vermelden alleen de belangrijkste vertalingen in boekvorm. | |
Conlationes*Dit is een devoet eñ gheestelijc boeck dat men heyt der vader collacien. ende is ghemaect bi Johannes cassianus... [gheprint Tantwerpen by mi Michiel hillen van Hoochstraten... Int iaer ons heren .m.ccccc. eñ vi. den xxvi. daghe inder maent september]. - Integrale vrije vert., Noordnederlands, wsch. begin 15de eeuw. Titeluitgaaf: Dit Is. der. ouder Vaders. collasie..., Thantwerpen by my Willem Vorsterman... [1520]. | |
[pagina 134]
| |
*Joannes Cassianus, Gesprekken (I-X). Vertaling en inleiding van A. van de Kar, Bilthoven, Nelissen, 1968. - Nagenoeg integrale vert. *Joannes Cassianus, Gesprekken (XI-XXIV). Vertaling van A. van de Kar, Brugge, Tabor-Vught, Richt, 1982. - Met weglatingen. | |
De Institutis Coenobiorum*Johannes Cassianus, Instellingen. Leven en streven van monniken. Vertaling van Instituta coenobiorum door Ida Vanbrabant (Monastieke Cahiers, 26), Bonheiden, Abdij Bethlehem, 1984. - Integrale vert. Eén passage (4, 32-43) voorvertaald door Frans Vromen. | |
Cassiodorus(Flavius Magnus Aurelius Cassiodorus Senator; ca. 485-ca. 580 n.C.). Latijns-christelijk schrijver. Geboren in Scylacium (Bruttium), speelde een vooraanstaande politieke rol in het Italië van de Oostgoten, maar trok zich na 540 terug in zijn geboortestreek en stichtte er het klooster Vivarium, dat een centrum werd van intellectuele bedrijvigheid (kopieer- en vertaalatelier). Cassiodorus was zelf een produktief encyclopedisch schrijver. Als zijn belangrijkste geschriften gelden: Institutiones (Onderrichtingen), in 2 boeken, een handleiding voor kerkelijke en profane studies; Historia ecclesiastica tripartita (Driedelige kerkgeschiedenis), in 12 boeken, een door monnik Epiphanius in zijn opdracht gemaakte vertaling uit de geschiedwerken van Socrates Scholasticus, Sozomenus en Theodoretus; Variae (Verscheidene brieven), in 12 boeken, een verzameling van ambtelijke stukken uit zijn politieke loop-baan. Door deze en andere profane en kerkelijke geschriften werd Cassiodorus een der grote leermeesters van de middeleeuwen. Behalve de Historia ecclesiastica werd van hem weinig in het Nederlands vertaald.
*Historia Ecclesiastica. Dat is Warachtighe Beschrijvinge aller ouder Christelicker Kercken..., Tot Dordrecht, By my Peeter Verhaghen... Anno m.d.lxxxvjjj. - Op p. 213-488 integrale vert. van Hist. eccl. Herdr.: 1600 en 1612. *van den Besselaar (J.J.), Cassiodorus Senator. Leven en werken van een staatsman en monnik uit de zesde eeuw, Haarlem-Antw., Gottmer, 1950. - Met verspreid enkele fragm. in vert.; op p. 130-132 een brief uit de Variae (2, 16). | |
Cato(Marcus Porcius Cato [Censorius]; 234-149 v.C.). Uit Tusculum afkomstig Romeins politicus, militair en auteur, grote persoonlijkheid uit de 2de eeuw v.C., vooral bekend om zijn hardnekkige verdediging van de oud-Romeinse virtus tegen de groeiende Griekse invloed. Van zijn geschriften is wellicht het belangrijkste, Origines (Oorsprongen; in 7 boeken), een geschiedenis van Rome en Italië, nagenoeg volledig verloren. Dat is, op fragmenten van Orationes (Redevoeringen) en van een ‘encyclopedie’ na, ook het lot van andere werken. Wél overgeleverd is het vakwetenschappelijke De agri cultura (De landbouw), het oudste bewaarde Latijnse prozageschrift. Een aantal kernachtige uitspraken, aan Cato toegeschreven, groeide uit tot | |
[pagina 135]
| |
een handboekje in de populaire ethiek, de zogenaamde Dicta Catonis (Gezegden van Cato), sinds Erasmus ook wel, onvolledig, Catonis Disticha genoemd; door de uitgave van de gezaghebbende J. Scaliger is ook verkeerdelijk de auteursnaam Dionysius Cato in zwang geraakt. Het handboekje kwam echter niet vroeger dan de 3de eeuw n.C. tot stand, en had een ingewikkelde tekstgeschiedenis, met talrijke interpolaties en varianten. Het bevat voornamelijk een 150-tal hexametrische disticha en een 80-tal monosticha (losse hexameters), waarschijnlijk van latere datum dan de disticha. Het boekje werd, gezien de stichtende en ‘opvoedende’ inhoud en de vlotte versvorm, tot in de 17de eeuw als lees- en leerboekje veelvuldig gebruikt. De uitgaven, commentaren én vertalingen in de diverse landstalen zijn dan ook niet te tellen. | |
De Agri Cultura*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 198-201. - 5 fragm. *Mennes (J.), Rome (Cultuurgetijden, Enkelvoudige Cyclus, 3), Lier, Van In, 1964, p. 16 en 69-70. - 5 fragm. *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 215-216. - 3 fragm., vert. H. van Wees. *Claes-Lesaffer, De dansende Faun, 1989, p. 21. - Vert. van cap. 2-3. | |
Oratio Pro Rhodiensibus (‘Rede voor de Rhodiërs’ = fragm. uit Origines)*Alma (L.), Cato de Oude en de Rhodiërs, in: Herm., 17 (1945-1946), p. 6-10. - Tekst en vert. van 5 fragm. *Jong, Antieke welsprekendheid, 1949, p. 151-153. - Inl. en vert. van enkele korte fragm. *Martens-Blondeel, Opgang, 1975, p. 25-26. - Fragm. 162-168. | |
Dicta CatonisBehalve een Middelned. versie uit de 13de eeuw, als Den duytschen Cathoen ca. 1500 gedrukt, werd in de 15de, 16de en I7de eeuw nog een aantal vert. gedrukt en herdrukt, vaak in meertalige (school)uitgaven. Uit die vroege periode vermelden wij de zelfstandige publikaties van vert. door literatoren. Uit de 19de en 20ste eeuw zijn ons, buiten een kritische uitgave van de Middelned. vert., slechts 3 vert. bekend:
*Beets (A.), De ‘Disticha Catonis’ in het Middelnederlandsch (Bibliotheek van Nederlandsche Letterkunde, 37), Gron., Wolters, 1885. *De gulden Vertelsprakê of sentenciê van Cato, Overghezett vtê Latine in Vlaemschen eñ Franchoyschen dichte by Joos Lâbrecht..., Ghedruckt te Ghend by Joos Lambrecht, [1546]. *Catoos Koppel-dichten van de seden, Vertaeld ende berijmd door Samvel Ampzing, Haerlem, Roman, 1632. - Dubbele vert. Herdr.: Amst., de Bruyn, 1658. *De Vaarsen van Dionisius Cato... in: De Vol-geestige Werken, van Salomon | |
[pagina 136]
| |
van Rusting... [1e deel]..., Amst., ten Hoorn, 1685, p. 153-179. - Herdr. tot: Amst., van Heekeren-Graal, 17124. *Koppelvaerzen van Cato. Vrijelijk gevolgd naar 't Latijn [door Willem Messchert], Rott., Locke, 1812. - Berijmde vert. *Dionysius Cato's Zedekundige Tweelingverzen... In het Nederduitsch overgebragt [door J.C. Schultz Jacobi], Amst., Berntrop, 1835. - Tweeregelige rijmen. *Schockaert (R.), Keus uit de Koppelverzen van Dionysius Cato over de zeden, Leuven, Nova et Vetera, 1939. - Berijmde vert. van 92 disticha. Uitgebr. herdr. in: Schockaert, Bloemlezing, 1942, en *Schockaert (R.), Berijmde vertalingen uit Dionysius Cato, Lucretius en Catullus, Leuven, Van Linthout, 1950. - Hierin een nogmaals uitgebr. keuze. Van de drie vermelde titels bestaan uitgaven mét en zonder de Lat. tekst. | |
Aanvullende opmerkingJan van Boendale bewerkte een deel van de Dicta in zijn Der Leken Spieghel (1330). Enkele disticha werden ook vertaald door R. Visscher (1614: 15 disticha) en door P. Claes (1989: 2 disticha). | |
Catullus(Gaius Valerius Catullus; ca. 84-54 v.C.). Latijns dichter, geboren te Verona, eerste grote lyricus te Rome; schepper van enkele Alexandrijns getinte langere gedichten en van persoonlijk bezielde lyrische poëzie, waarin o.m. zijn stormachtige verhouding tot ‘Lesbia’ verwoord wordt. Van hem zijn 116 Carmina (Gedichten) bewaard, die doorgaans als volgt worden ingedeeld: 1-60: korte gedichten in diverse metra; 61-68: langere gedichten; 69-116: korte gedichten in elegische disticha. | |
In boekvorm*De Lesbialiederen van Catullus... Vertaald en ingeleid door C. Sobry, Brussel, Paginae, 1928. - 33 gedichten. Bibliofiele uitgave. *C. Valerius Catullus, Gedichten. Volledig nagevolgd door A. Rutgers van der Loeff (Klass. Gal., 91), Antw., DNB, 1953. - Vrije, goeddeels berijmde vert.; volgorde van de gedichten ‘grondig gewijzigd’, maar inhoudstafel (p. 89-92) geeft traditionele schikking. Zie ook: C. Valerius Catullus, nagevolgd door A. Rutgers van der Loeff, Den Haag, Boucher, 1937. - Keuze van 42 gedichten. *Catullus, Verzamelde verzen, vertaald door Lucette M. Oostenbroek, Leiden, Dimensie, 1986. - Met inl. over de dichter en het dichtwerk. Licht gewijzigde herdr.: 1989. | |
Bloemlezing uit het hele oeuvre*Gelder, Latijnse lyriek, 1949, p. 25-68. - Inl. en vert. van 31 carmina, waarvan 7 vertaald door Van Gelder, de rest door Rutgers van der Loeff (cf. supra). | |
[pagina 137]
| |
Langere Carmina*Bilderdijk (Willem), Kallimachus Lofzangen, Amst., Uylenbroek-IJntema, 1808, p. 99-104. - C. 66. Opgenomen in: Bilderdijk, Dichtwerken, III, 1856, p. 39-42, en *Bilderdijk (Willem), Nieuwe Uitspruytsels, Rott., Immerzeel, 1817, p. 1-24. - C. 64. Opgenomen in: Bilderdijk, Dichtwerken, II, 1856, p. 425-435. *Bruilofts-beurtzang... door Nicolaas Beets, in: Album der schoone kunsten..., Haarlem, van Brederode, 1854, p. 19. - C. 62. Herdr. o.m. in: Dichtwerken van Nicolaas Beets..., Eerste deel, Leiden, Sijthoff, 1884, p. 19-21. *Duyse, Nagelaten gedichten, VIII, 1884, p. 76-86. - C. 61 en 62. *[Meerwaldt, J.D.], Wedkamp tussen jongemannen- en meisjeskoor, in: Herm., 28 (1956-1957), p. 110-115. - C. 62. Berijmde vert., gevolgd door tekst. *Catullus, Carmen lxii. [Vertaling A.G. Westerbrink], in: Herm., 41 (1969-1970), p. 172-175. - Tekst en prozavert. *Guépin (J.P.), De beschaving, Amst., Bakker, 1983, p. 301. - C. 65. Woordelijke vert. | |
Meer dan 10 kleinere Carmina*Terwen (J.J.), Catullus, in: De Tijdspiegel, 1898, 3, p. 183-203. - 20 gehele gedichten plus fragm., passim vertaald. *Decreus (Freddy), Het verhaal van een liefde. Enkele gedichten van Gaius Valerius Catullus, in: Yang, 104 (1982), p. 32-37. - Tekst en prozavert. van 12 Lesbia-gedichten. *Gedichten van twee Latijnse dichters: - Catullus - Propertius. Vertalingen van Anita Dillen, Carl Joos en André Lefevere, in: Restant, 10 (1982), 3, p. 163-186. - 17 gedichten van Catullus in vert. | |
Aanvullende opmerkingTientallen vertalers hebben, vooral in de 19de en 20ste eeuw, een of meer kleinere gedichten vertaald in verzamelbundels, tijdschriften e.d. Van de literatoren noemen wij: R. Visscher (1614: c. 5 en 86), J. de Decker (1659: c. 70), J.Mz. Elias (1731: c. 3), D.J. van Lennep (1798: c. 51), J.F. Willems (1817 +: c. 2, 51 en 87), C. Vosmaer (1817 +: c. 3 en 5), E.B. Koster (1883 +: c. 4, 5, 46, 51, 85 en 101), P. van Duyse (1884: c. 3), L.A.J. Burgersdijk (1908: c. 3), G. Wijdeveld (1936: c. 70 en 85), A. van der Leeuw (1950: c. 5), J.A. Emmens (1957: c. 85), B. Decorte (1972: c. 5 en 85), J.P. Guépin (1973 +: c. 5, 7, 11 en 16), K. Jonckheere (1977: c. 5), H. Sleutelaar (1979: c. 53 en 96), J.P. Rawie (1981: c. 70), P. Verstegen (1986: c. 75, 85 en 92), P. Claes (1989: c. 1, 5, 13 en 51). | |
Cebes(5de eeuw v.C.). Grieks filosoof, afkomstig uit Thebe. Verkeerde in pythagorische kringen en werd na zijn vestiging in Athene ook leerling van Socrates (zie o.m. zijn optreden in Plato's Phaedo). Op naam van ‘Cebes van Thebe’ en met de titel Tabula (Schilderij) is een dialoog bewaard over de | |
[pagina 138]
| |
verschillende wegen die het menselijk leven kan uitgaan. Het geschrift, waarin een schilderij allegorisch geïnterpreteerd wordt, is van veel latere datum (1ste eeuw n.C.?). Het gaat om een populair-ethisch werk, met cynischstoïsche inslag, dat een rijk Nachleben had (o.m. Vondel), maar sedert de 19de eeuw in het vergeetboek geraakte. | |
Oudere (nagenoeg) integrale vertalingen*Vóór 1924 ook door: M.A. Gillis (1564), I. Vander Sluys (1613), J.H. Glazemaker (1658), G. Outhof (1727). *Het tafereel van Cebes den Thebaen... door D. van Hoogstraeten, Dordregt, s.n., 1683. - Versvert. Herdr. in: Hoogstraten, Gedichten, 1696. *Tafereel van Cebes den Thebaen, in: H.L. Spieghels Hertspieghel en andere Zedeschriften, Met verscheidene nooit gedrukte stukken verrijkt... door P. Vlaming..., Amst., van Damme, 1723, p. 321-351. - Cebes-vert. door Vlaming. Herdr. tot: Amst., Lequien, 1764. *Leevens-Tafereel van Cebes den Thebaner... Door G.C. S[paan], Utrecht, ten Bosch, 1801. - Herdr.: Utrecht, Alter, 1808. | |
Stukjes vertaling in de 20ste eeuwWij kennen slechts één bijdrage die een paar fragm. vertaalt: *Schillings (André), ‘In 't tafereel Cebétis’, in: Herm., 12 (1939-1940), p. 74-75. | |
Celsus Philologus(Aulus Cornelius Celsus; vroege 1ste eeuw n.C.). Latijns auteur van een encyclopedisch werk, waaruit behalve enkele fragmenten de 8 boeken De medicina (De geneeskunde) bewaard zijn, een belangrijke bron voor de geschiedenis van de antieke geneeskunde, in een verzorgde stijl.
*Baumann (E.D.), Geschiedenis der geneeskunde..., Amst., Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1918, p. 85-93. - Vert. van 2, 7. *Stassen (Maria Joseph Wilhelmus), Medische ethiek in grijze oudheid, Maastricht, van Aelst, 1947. - Op p. 100-115 fragm. met vert. en comm. *Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 213 en 305-321. - Verschillende fragm. *Celsus, Over baden en kruiden; uit De Medicina. Ingeleid, toegelicht en vertaald door Jef Ector (Astra, 19), Antw.-Amst., Stand., 1981. - Bloeml. uit alle boeken. | |
Celsus Philosophus(2de helft 2de eeuw n.C.). Grieks wijsgeer, alleen bekend uit de Contra Celsum van Origenes. Hij schreef ca. 178 de Ἀληθὴς λόγος (Ware woord), een uitvoerige kritiek op de christelijke religie. Het grootste deel daarvan wordt letterlijk aangehaald door Origenes (zie aldaar). | |
Chalcidius(eig. Calcidius; begin 5de eeuw n.C.). Latijns-christelijk neoplatonist. Vertaalde de eerste helft (p. 17a-53c) van Plato's Timaeus en com- | |
[pagina 139]
| |
mentarieerde de p. 31c-53c. Zijn werk was een belangrijke Plato-studietekst in de middeleeuwen. Een paar stukjes van zijn commentaar werden in het Nederlands vertaald:
*De Valckenaere (Erik), Herakleides Pontikos, de ontdekker van het heliocentrisme?, in: L'Antiquité Classique, 25 (1956), p. 351-385. - Op p. 373-375 Comm. 110-111 vertaald. *Straaten, Stoa, 1969, p. 95-96. - Comm. 220 vertaald. | |
Chariton(1ste of 2de eeuw n.C.). Grieks auteur, uit Aphrodisias. Schreef de roman ‘Chaereas en Callirrhoë’, in 8 boeken, waarin de liefdesperikelen van de twee protagonisten tegen een historische achtergrond (Peloponnesische oorlog, Sicilië, Miletus, Perzië, Egypte) beschreven worden. Het verhaal eindigt met een gelukkige hereniging.
*De liefde van Chaereas en Kallirrhoë, of De wraak van Afrodite..., vertaald door A. de Mieville [= A. Halberstadt], Amst., Moransard, 1907. | |
Charon Lampsacenus(Charon van Lampsacus; 5de eeuw v.C.). Grieks historicus, een van de zogenaamde logografen (voorlopers van Herodotus). Van zijn geschriften zijn slechts fragmenten bewaard.
*Schwartz, Barnsteen, 1953, p. 59-62 (= Schwartz, Verhalen, 19835, p. 157-161). - Inl. en 2 fragmentjes. | |
Chronographus anni 354(Chronograaf van het jaar 354). Geïllustreerde almanak voor stadromeins gebruik, met chronologische tabellen en namenlijsten, topografische gegevens, een stads- en wereldkroniek enz. Het oorspronkelijke handschrift werd waarschijnlijk door de (latere pauselijke) kalligraaf Philocalus uitgevoerd. De teksten werden door T. Mommsen in zijn Chronica minora 1 (1892), p. 39-76, uitgegeven.
*Bakhuizen van den Brink, Romeinsche catacomben, 1933, p. 38-40. - Vert. van Chron. 1, p. 70-72. | |
Cicero(Marcus Tullius Cicero; 106-43 v.C.). Latijns auteur uit Arpinum, in wiens uitgebreide oeuvre we vijf groepen van geschriften kunnen onderscheiden, die we hier per groep een verzamelnaam geven en op die basis alfabetisch rangschikken: 1) Orationes, redevoeringen, waarvan er 58, enkele onvolledig, bewaard zijn; 2) Rhetorica, geschriften waarin de welsprekendheid voorwerp van beschouwing is; 3) Philosophica, wijsgerige geschriften, waarbij een paar over staatkunde; 4) Epistulae, een duizendtal brieven, verdeeld over vier collecties: Ad Atticum (Aan Atticus), Ad Brutum (Aan Brutus), Ad familiares (Aan relaties en verwanten), Ad Quintum fratrem (Aan zijn broer | |
[pagina 140]
| |
Quintus); 5) Carmina (Gedichten) en poëtische vertalingen; behalve korte fragmentjes uit de Carmina is alleen de vertaling van het gedicht Phaenomena van Aratus (zie aldaar) goeddeels bewaard. Voor de op Cicero's naam gestelde Invectiva in C. Sallustium Crispum: zie onder Sallustius. | |
Bloemlezingen uit allerlei geschriften*Vóór 1924: W. Zillesen (1801-1805; uit het Engels), N.G. van Kampen (1807-1810). *Cicero, Een bloemlezing uit zijn Redevoeringen, Brieven en andere werken, vertaald en ingeleid door K. Sprey (Klass. Bibl., 9), Haarlem, Spaarnestad, 1950. - Uitgebr. bloeml. uit allerlei geschriften; geen Carm. Bevat o.m. de integrale redevoeringen Pro Ligario en Philippica 7. *Ulens (J.)-Devijver (H.), Cicero (Hoogtepunten van de Antieke Cultuur, L 15), Antw., DNB, 1968. - Enkele fragm. uit Orat., Rhet. en Epist. | |
Carmina*Brakman, Opstellen, 1934, p. 134-139. - Tekst en prozavert. uit Marius (13 vv.) en De consulatu suo (Zijn consulaat; 78 vv.). | |
EpistulaeBloemlezingen/Verspreide brieven *Welkenhuysen (A.), De briefwisseling tussen Caesar en Cicero. Zeven stukken uit Cicero's Corpus epistularum, in: Nova et Vetera, 36 (1958-1959), p. 450-469. - Tekst, vert. en bespr. Fragm. van andere brieven, en Fam. 7, 5 herwerkt in: Caesar in de correspondentie van Cicero (Eerste deel), in: Kleio, N.R., 4 (1974), p. 49-64. *Beek (H.), Keuze uit de Brieven van Cicero (Klass. Gal., 140), Antw., DNB, 1960. - (Fragm. uit) 49 brieven. *Cicero, Brieven. Vertaling W. Kassies (Fibula Klassieke Reeks, 4), Bussum, Fibula-van Dishoeck, 1972. - 40 brieven uit Ad Atticum en Ad familiares. Met inl. en aanhangsel.
Ad familiares *Aliquot Ciceronis faciliores epistolae... cum interpretatione Gallica & Flandrica..., Antverpiae, Ex officina Christophori Plantini, 1577. - 17 brieven met interlineaire Franse en Ned. vert. Herdr.: Amstelreodami... apud Cornelium Nicolaum, m.d.xci. *Gorissen (L.), Marcus Tullius Cicero troost zijn zieke secretaris. Een interpretatie van Fam., XVI, 13-14-15-10, in: Kleio, N.R., 7 (1977), p. 177-188. - De 4 brieven vertaald en besproken. *Zie onder Philosophica, Laelius: Gijsel.
Ad Quintum fratrem *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 211-214. - Vert. van 1, 1, 10-26, door E.A. Hemelrijk. | |
[pagina 141]
| |
Orationes*Vóór 1924 ook door: H. Ben (1651: Catilinariae 1), J.M. Kemper (1808: Pro Milone), Y.D. van Dam (1829: Pro Ligario), anoniem (1838: Pro Archia), P. Epkema (1862: Catilinariae 1), E.H. (1890: Pro Archia), E. Bauwens (1907: Pro Ligario).
Bloemlezingen *x. Reedenvoeringen van M.T. Cicero, In Nederduits overgebragt; Neevens twee aanmerkenswaardige Brieven van den selven, in 't Latyn en Duits. Door [Georgius Melchior], Amst., Petzold, 1702. - Integrale vert. van Pro Archia, Catilinariae 1-4, Pro rege Deiotaro, Pro Ligario, Pro lege Manilia, Pro Marcello, Pro Milone. De twee brieven zijn: Fam. 1, 9 en Ad Q. fratrem 1, 1. *Jong, Antieke welsprekendheid, 1949, p. 154-195. - Bevat vert. van fragm. uit 9 redevoeringen en 2 retorische werken.
Pro Archia (Voor Archias) *Cicero, Pleitrede voor Archias, vertaald door A. Geerebaert (Standaard-Bibliotheek), Brussel, Stand., 1921. - Herdr. tot: (Klass. Vert., 28), 19678 (vanaf 19546 herzien door L. Sprangers).
Pro Caelio (Voor Caelius) *Hartman, Nagelaten geschriften, 1928, p. 185-228.
Catilinariae (De Catilinarische redevoeringen) *Cajus Crispus Sallustius, Over de samenzwering van... Catilina; Benevens vier Redevoeringen van Marcus Tullius Cicero, Over het zelfde onderwerp... door Jan ten Brink..., Amst., ten Brink, 1798. *Cicero's eerste; tweede; derde; vierde Rede tegen... Catilina, in het Nederlandsch voor het schoolgebruik overgebracht door Evarist Bauwens, Brussel, Dewit, 1907. - 4 afzonderlijke deeltjes. *Cicero, De Catilinarische redevoeringen, in het Nederlands vertaald en bewerkt door R. De Pauw en A. Clerckx (Klass. Vert.), Antw. etc., Stand., 1946. - Herdr. tot: 19739 (herzien). *Marcus Tullius Cicero, Geschiedenis ener Samenzwering. De Catilinarische redevoeringen, vertaald en ingeleid door Gaston H. Halsberghe (Antiqua Reeks...), Gent etc., Story, 1961. *Cicero, Eerste redevoering tegen Catilina. Vertaald en begeleid door G. Demeyere (Jecta-Klassieken, 1), Brussel, Jecta, 1968. *Sallustius, De samenzwering van Catilina - Cicero, Eerste rede tegen Catilina. Ingeleid en vertaald door Eddy De Laet (Astra, 9), Antw.-Amst., Stand., 1979. - Herdr.: Antw., Stand., 1988. *van der Paardt (R.), Cicero, Eerste redevoering tegen Catilina..., in: Schokkende redevoeringen, 1990, p. 206-217. - Met een inl. door J.P. Guépin op p. 203-205. | |
[pagina 142]
| |
Pro Cluentio (Voor Cluentius) *Hartman, Nagelaten geschriften, 1928, p. 95-184.
Pro Ligario (Voor Ligarius) *Cicero, Pleitrede voor Ligarius, in het Nederlandsch vertaald door Gaston de Mey... (Klass. Vert.), Antw. etc., Stand., 1946. *Zie onder ‘Bloemlezingen uit allerlei geschriften’: Sprey.
Pro lege Manilia (Voor het wetsvoorstel van Manilius), ook genoemd De imperio Gnaei Pompeii (Het opperbevel van Gnaeus Pompeius) *Cicero's Redevoering over het Opperbevel van Gnaeus Pompeius... Uit het Latijn door R. Bouman (Humaniora, 1, 7), Leuven-Brussel, Keurboekerij, 1914. - Herdr. tot: (Klass. Vert.), Antw. etc., Stand., 19444
Pro Marcello (Voor Marcellus) *Cicero, Rede bij de terugroeping van Marcellus. Vertaald door [A.]W. Maas (Standaard-Bibliotheek), Brussel, Stand., 1921. - Herdr. tot: (Klass. Vert.), Antw. etc., Stand., 19494.
Pro Milone (Voor Milo) *Cicero's Pleitrede voor Milo. Inleiding, Vertaling, Aanteekeningen door A. Geerebaert (Humaniora, 1, 6), Leuven-Brussel, Keurboekerij, 1912. - Herdr. tot: (Klass. Vert.), Antw.-Amst., Stand., 1977l6 (vanaf 19559 herzien door L. Sprangers). Alleen de eerste druk bevat in de inl. (p. 12-38) de vert. van het Argumentum van Asconius bij de Pro Milone.
Pro Murena (Voor Murena) *Cicero, Pleitrede voor L. Murena, in het Nederlandsch vertaald door G. Timmermans (Klass. Vert.) Antw. etc., Stand., 1938. - Herdr. tot: 19665 (herzien). *Cicero, Pro Murena. Vertaald en ingeleid door H. Schuurmans (Klass. Gal., 163), Antw., DNB, 1971.
Philippicae (Philippische redevoeringen) *[ten Brink (Jan)], Eerste; Tweede Philippische redevoering... in: Brink, Bibliotheek, II, 1826, p. 111-138; p. 211-257 en 479-506. *Zie onder ‘Bloemlezingen uit allerlei geschriften’: Sprey. *Rietbroek (Pim), Cicero, Vierde Philippica tegen Marcus Antonius..., in: Schokkende redevoeringen, 1990, p. 104-109. - Met een inl. door J.P. Guépin op p. 101-103.
Pro C. Rabirio perduellionis reo (Voor C. Rabirius, beschuldigd van hoogverraad) *Het proces tegen C. Rabirius. Interpretatie van een pleidooi... door Gerardus Marie Arnoldus Pepermans, Sittard, Alberts, 1975. - Op p. 111-125 vert. | |
[pagina 143]
| |
Pro S. Roscio Amerino (Voor S. Roscius van Ameria) *Marcus Tullius Cicero, Een moordzaak te Rome. Pleitrede voor Sextus Roscius van Ameria. Vertaald en ingeleid door A. Van den Daele (Helios Reeks), Brugge-Utrecht, DDB, 1964.
Pro Sulla (Voor Sulla) *Cicero's pleitrede voor Publius Sulla, vertaald door J. Cochez (Phil. St., Verhandelingen, 1), Leuven, Phil. St., 1929. - Herdr. tot: 19523 (grondig herzien).
In Verrem (Tegen Verres) *M. Tullius Cicero, Aanklacht tegen C. Verres, De Kunstwerken. Ingeleid en vertaald door J.F. Aerts, [Heide Kalmthout, J.F. Aerts], 1968. - Brede fragm. uit In Verrem II, 4 (De signis). | |
Philosophica*Vóór 1924 ook door: C. Groen (1822: brokstukken uit Cato maior; het Somnium Scipionis uit De re publica), J. van der Hoeven (1826: grootste deel van Somnium Scipionis uit De re publica), W. Scholten (1833-1837: gedeelten uit Tusculanae 1 en De senectute), anoniem (1845: De legibus 1).
Bloemlezingen *MT Ciceronis Vande onderlinghe plichten, drie Boecken... Noch Cato Maior... en sijne Laelius... Neffens zijne Paradoxa... en de droom van Scipio..., Amst., Pietersz., [na 1624]. - Off. in de vert. van D. Coornhert (eerste druk: Tot Haerlem, By Ian van Zuren, 1561; herdr. tot: Delf, Schinkel, 1614), de andere werken in de vert. van M.G. (= M.A. Gillis? eerste gebundelde druk: Amst., Pietersz., 1624). *Cicero, Filosofische teksten. Een keuze... Ingeleid, toegelicht en vertaald door Eddy De Laet en Jef Ector (Astra, 16), Antw., Stand., 1982. - Fragm. uit Tusc. en Fin. door Ector, uit Nat. deor. en Rep. door De Laet.
Academica (De opvattingen van de Academie) *Klever (W.N.A.), Carneades. Reconstructie en evaluatie van zijn kennistheoretische positie (Rotterdamse Filosofische Studies, 1), Rott., Erasmus Universiteit, 1982. - Op p. 5-32 vert. van talr. fragm.
De amicitia: zie Laelius.
Cato maior (Cato de oudere) of De senectute (De ouderdom) *De oude Cato, of Gesprek over den ouderdom. De droom van Scipio... door W.E. de Perponcher, Utrecht, van Schoonhoven, 1804. - Bundelt Cato (oorspr. druk 1784) en 2 stukken uit De re publica: 5, 1-2 en 6, 9-29 (oorspr. druk 1783). *Cicero. De Ouderdom. Vertaald, ingeleid en toegelicht door H. Beek en E. De Ridder (Klass. Gal., 50), Antw., DNB, 1949. | |
[pagina 144]
| |
*Cicero, Over ouderdom (Cato Maior de senectute), vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door W.A.M. Peters (Ambo-Klassiek), Baarn, Ambo, 1989.
De divinatione (Over waarzeggerij) *Straaten, Stoa, 1969, p. 86-91. - Fragm. uit 2, 130 en 1, 6-128.
De finibus bonorum et malorum (De grenzen van goed en kwaad) *Leopold, Verzameld werk, II, 1952, p. 571-586. - Vert. van 1, 29-71. Herdr. van: Leopold, Uit den tuin, 1910, p. 39-58. *Marcus Tullius Cicero, De horizon van wel en wee, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Joan van der Linden, Baarn, Ambo, 1982. *Zie onder Laelius: Peters.
Laelius of De amicitia (De vriendschap) *Cicero, De Vriendschap. Vertaald, ingeleid en toegelicht door H. Beek en E. De Ridder (Klass. Gal., 43), Antw., DNB, 1948. - Herdr.: 1970. *Marcus Tullius Cicero, Laelius of Over de vriendschap, gevolgd door de briefwisseling tussen Cicero en Matius (Ad fam. XI, 27-28), ingeleid en vertaald door Jan Gijsel (Syr. Vert., 8), Leuven-Amersfoort, Acco, 1985. *Cicero, Over vriendschap..., vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door W.A.M. Peters (Ambo-Klassiek), Baarn, Ambo, 1990. - Op p. 65-73 ook 2 fragm. uit De finibus (1, 65-70 en 2, 78-85). Herdr. tot: 19923.
De legibus (De wetten) *Francissen (F.P.M.), Natuur en stadsmens, in: Herm., 49 (1977), p. 28-47. - Op p. 30-33 tekst en vert. uit Leg. 2, 1-6.
De natura deorum (Het wezen van de goden) *Jonas (Hans), Het gnosticisme (Aula-Boeken, 429), Utrecht-Antw., Spectrum, 1969, p. 263-265. - Vert. van 2, 29-37 (uit het Engels) door A.J.M. Baljet.
De officiis (De plichten) *Marcus Tullius Cicero, De plichten. Leefregels gebaseerd op het stoïcisme. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Jef Ector (Syr. Vert., 6), Leuven-Amersfoort, Acco, 1984.
De re publica (De staat) *Zie onder Cato maior: de Perponcher. *Martens-Blondeel, Opgang, 1975, p. 10-17. - 3 fragm. Elders nog andere fragm. van Cicero. *Scipio's droom. Cicero De re publica 6, 9-29. Inleiding: A.D. Leeman. Vertaling: H.W.A. van Rooijen-Dijkman, in: Herm., 59 (1987), p. 1-7. | |
[pagina 145]
| |
De senectute: zie Cato maior.
Tusculanae disputationes (Gesprekken in Tusculum) *Marcus Tullius Cicero, Gesprek over de onsterfelijkheid van de ziel... Vertaald en ingeleid door A. Van den Daele (Klass. Gal., 161), Antw., DNB, 1968. - Vert. van boek 1. *Marcus Tullius Cicero, Gesprekken in Tusculum, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Cornelis Verhoeven (Amboboeken), Baarn, Ambo, 1980. | |
RhetoricaOrator (De redenaar) *M. Tullius Cicero, Orator. Ingeleid en vertaald door J.F. Aerts, [Heide-Kalmthout, J.F. Aerts], 1976. - Bijna integrale vert. Licht verbeterde oplage: 1977.
De oratore (Over de redenaar) *Cicero, Drie gesprekken over redenaarskunst, weten-denken-spreken. Vertaald en toegelicht door Hedwig W.A. van Rooijen-Dijkman en Anton D. Leeman (Baskerville Serie), Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1989. | |
Aanvullende opmerkingNog andere literatoren, buiten de reeds vermelde, vertaalden fragm. uit één of meerdere geschriften van Cicero: E. Wolff-Bekker (1790: De officiis 1, uit het Hoogduits), A. Fokke Simonsz. (1806: gedeeltelijke vert. van Cato maior), M. Siegenbeek (1813 en 1833: De lege agraria 2, 1-16 en Philippicae 2, 25-34), J.H. van der Palm (1818: fragm. uit Pro Ligario), C. Verhoeven (1983: De natura deorum 2, 95), P. Claes (1989: Ad Att. 13, 52). | |
Cicero(Quintus Tullius Cicero; 102-43 v.C.). Jongere broer van de vorige. Van zijn hand is waarschijnlijk het geschriftje Commentariolum petitionis (Korte bedenkingen over consulaatsambities), n.a.v. het streven van zijn broer naar het consulaat in 63 v.C. Ook één brief van hem aan Marcus en drie aan diens secretaris Tiro, uit de jaren 53-44, zijn bewaard. Zie hiervoor onder Cicero (Marcus).
*Hermans (Hans), Oude meesters van de propaganda, Den Haag, Leopold, 1962, p. 117-122. - Fragm. uit Pet. Herdr.: 1966. *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 208-209. - Pet. 1-8 en 11-13, vert. H. Ingen Housz-Menalda. | |
Claudianus(Claudius Claudianus; ca. 370-na 404 n.C.). Latijns dichter, wiens moedertaal het Grieks was. Schreef lof-epen, ter verheerlijking van de hoogste gezagdragers in het Westelijke rijk, o.m. De consulatu Stilichonis (Het consulaat van Stilicho) in drie boeken, De tertio; quarto consulatu Honorii Au- | |
[pagina 146]
| |
gusti (Het derde; vierde consulaat van Honorius Augustus). De Oostromeinse vijanden van zijn beschermers worden daarentegen over de hekel gehaald, o.m. in: In Rufinum (Tegen Rufinus) en In Eutropium (Tegen Eutropius), telkens in twee boeken. Claudianus schreef ook mythologische gedichten, o.m. het onvoltooide De raptu Proserpinae (De roof van Proserpina) in drie boeken, en Carmina minora (Kleinere gedichten = epigrammen, idyllen, brieven enz.). Van Claudianus zijn slechts sporadisch korte fragmenten vertaald. | |
EpenBij de epen valt vooral het ‘succes’ van Ruf. 1, 1-23 op. Deze vv. werden o.m. omgezet door: K. Droste (1717); R. Feith (1814); P. van Duyse (1884). We vermelden verder: K. Droste (1717: De IV cons. Hon. 214-352 en 401-418), P. Nieuwland (1788: Ruf. 1, 196-219). In de 20ste eeuw vinden we: *Hadas/Schwartz, Geschiedenis van Rome, 1959, p. 232-234. - Ruf. 1, 86-115 en Eutr. 1, 24-44. *Meijer (Louk C.), De plundering van Rome door Alaric (410). Enige contemporaine getuigenissen, in: Lampas 12 (1979), p. 193-207. - Bevat vert. van Cons. Stil. 3, 131-160. | |
Carmina Minora*Brakman, Opstellen, 1932, p. 204-213. - Bevat prozavert. van nrs. 32, 50, 21, 22. *Burgersdijk (L.A.J. Jr.), Claudianus' epigram op Archimedes' Planetarium, in: Herm., 8 (1935-1936), p. 23-26. - Met tekst en versvert. van nr. 51. | |
CuriosumIn 1814 verscheen een Claudianus-cento, op Napoleon toegepast: Claudianus nostrorum temporum vates. Claudianus de dichter onzer eeuw, Amst., den Hengst, 1814. - Hierin het Lat. cento door L.A. Decampe en een Ned. prozavert. door Hendrik Arent Hamaker. | |
Claudius(Tiberius Claudius Nero Germanicus; 10 v.C.-54 n.C.). Romeins keizer. Langs epigrafische of papyrologische weg zijn (vaak met lacunes) enkele redevoeringen van keizers bewaard, o.m. van Claudius. We vermelden een vertaling van een rede, bewaard op de tabula van Lyon, in 1528 teruggevonden (CIL XIII, 1668):
*Seneca Suetonius Tacitus, Rondom Claudius. Vertaling H. Wagenvoort e.a. (Fibula Klassieke Reeks’), Bussum, Fibula-van Dishoeck, 1975, p. 123-126. - Vert. door M.A. Wes. Inl. op p. 116-121. | |
Cleanthes(?-232 v.C.). Grieks stoïcijns filosoof, afkomstig uit Assus; in Athene leerling en opvolger van Zeno, de stichter van de Stoa. Van Cleanthes is, behalve prozafragmenten, een ‘Zeushymne’ bewaard. Inhoudelijk meest | |
[pagina 147]
| |
opvallend is de gelijkstelling van Zeus met de stoïcijnse Logos (Rede). Van deze hymne bestaan vele vert. Wij vermelden:
*'t Gebed van Kleanthes [door W. Bilderdijk], in: Kleine Dichterlijke Handschriften, Agtste Schakeering, Amst., Uylenbroek, 1795, p. 70-72. - Herdr., ook opgenomen in vele uitgaven van Bilderdijks gedichten. Zie o.m.: Bilderdijk, Dichtwerken, XIII, 1859, p. 43-44. *Meerwaldt (J.D.), Cleanthes' Hymne tot Zeus, in: Herm., 9 (1936-1937), p. 130-132. - Tekst, metr. vert. en aantekeningen. Opgenomen o.m. in: Vormaspecten, Grav., Stols, 1958, p. 117-119, en in: Muziek, 1944, p. 104-105. *de Jong (K.H.E.), De Stoa... (Athenaeum-Bibliotheek), Amst., Becht, 1937, p. 65-66. - Prozavert. *Meijer (P.A.), Kleanthes' Loflied op Zeus: Kunt ge nog zingen, zing dan mee!, in: Lampas, 16 (1983), p. 16-37. - Bevat prozavert. Opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 155-156. | |
Andere fragmenten*Jong, Antieke wijsheid, 1952, p. 28-29. - Vert. van ‘enkele uitspraken’. | |
Aanvullende opmerkingOok J. Kantelaar en M. Siegenbeek (1826) vertaalden de hymne, resp. in vv. en in proza. | |
Clemens Alexandrinus(Titus Flavius Clemens; ca. 150-ca. 215 n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Waarschijnlijk in Athene geboren, vestigde zich ca. 180 als leraar in Alexandrië, maar week tijdens de vervolging van Septimius Severus (ca. 203) uit naar Klein-Azië. In zijn geschriften doet hij een poging om de christelijke geloofsleer met het Helleense denken te verzoenen. Belangrijke werken: Protrepticus (Aansporing), gericht tot de ‘Grieken’, om de grootheid van de christelijke Logos te stellen tegenover de heidense (volks)religie; Paedagogus (Leraar), in 3 boeken, gericht tot de bekeerlingen, om hun een christelijke levenswijze in te prenten - met als orgelpunt een bevlogen Christus-hymne; Stromateis (Tapijtwerk), in 8 boeken (boek 8 onaf), een los ‘geknoopt’ betoog dat het christelijke geloof als de ware kennis voorstelt. Buiten deze trilogie schreef Clemens nog een populaire preek: Quis dives salvetur (Welke rijke gered wordt), uitgaande van een Markus-perikoop, met aan het slot het stichtende verhaal van Johannes en de jonge rover. Van andere geschriften zijn slechts kleine fragmenten over. In 1973 werd nog een (mogelijk echte) Epistula ad Theodorum (Brief aan Theodorus) in het licht gegeven, die naar een ‘geheim Markus-evangelie’ verwijst. Voor Clemens' Excerpta ex Theodoto: zie onder Theodotus Gnosticus. | |
Het gehele oeuvre*Clemens Alexandrinus I-XII..., bewerkt door H.U. Meyboom (Oud-Christelij- | |
[pagina 148]
| |
ke Geschriften..., 8-19), Leiden, Sijthoff, 1913-1915. - Volgorde: Protrepticus (I); Paedagogus (II-IV); Stromateis (V-XIa); Quis dives (XIb); fragm., w.o. Stromateis 8 (XII). | |
Uit verschillende werken*Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, passim. - Talr. getuigenissen over de vroege Gr. filosofie, uit Protr. en (vooral) Strom.; zie in het register, p. 410b. *Clemens van Alexandrië (Kerkvaders, 7), Bonheiden, Priorij Bethlehem, 1978. - Passim fragm. uit de drie hoofdwerken, door de Benedictinessen van Bonheiden. *Stemberger/Thewissen, Bijbel en Christendom, I, 1978, p. 112-113 en 132. - Fragm. uit Quis dives en Paed. | |
Uit de Protrepticus*Clemens Alexandrinus, Over de aandacht voor God. Vertaling C. F[ischer], in: Speculator, 10 (1961), p. 94-96. - Uit Protr. 10. | |
Uit de Paedagogus: de Christus-hymneDeze hymne is vaak afzonderlijk vertaald. Wij noemen: *Hamman/Beekman, Gebedsbron, 1957, p. 86-88. *Meer-Mohrmann, Atlas, 1958, p. 45. *Als de minste, 1964, p. 7-8. - Vert. Gabriël Smit. | |
Uit de Stromateis*Hermans, Kerkvaders, V, 1984, p. 33-36. - Strom. 2, 140-146, vert. A.S.M.H. Prakken. | |
Uit Quis dives: Johannes en de rover*ter Haar (Bernard), Joannes en Theagenes. Eene legende uit de apostolische eeuw, Arnhem, Nijhoff, 1838, p. 76-80. - Herdr. tot 18564; ook opgenomen in: Haar, Gedichten, 1876 (p. 101-102). | |
Epistula Ad Theodorum*van der Horst (P.W.), Het ‘geheime Markusevangelie’. Over een nieuwe vondst, in: Nederlands Theologisch Tijdschrift, 33 (1979), p. 27-51. - Op p. 27-30 integrale vert. Herdr.: van der Horst (Pieter Willem), De onbekende God... (Utrechtse Theologische Reeks, 2), Utrecht, Faculteit der Godgeleerdheid, 1988, p. 37-40. | |
Clemens Romanus(einde 1ste eeuw n.C.). De Romeinse paus Clemens I schreef ca. 96 (in het Grieks) een brief aan de christelijke gemeente van Corinthe, n.a.v. spanningen binnen die kerk. Deze ‘eerste brief van Clemens’ is leerstellig belangrijk en wordt vaak beschouwd als het vroegste getuigenis voor het pauselijke gezag. Op naam van Clemens werd later (ca. 150) nog een | |
[pagina 149]
| |
‘tweede brief aan de Corinthiërs’ geplaatst, in feite een lange homilie, die aanspoort tot een christelijke levenswijze, ook in tijden van vervolging. Behalve ‘Clemens I’ wordt ook ‘Clemens II’ soms (maar ten onrechte) tot de ‘Apostolische Vaders’ gerekend. Een duidelijke pseudepigraaf is de 3de-eeuwse dubbelbrief Ad virgines (Tot de ongehuwde asceten), waarin o.m. hun samenwonen aan de kaak wordt gesteld. Voor de zogenaamde ‘Clemens-roman’: zie onder Clementina. Wij vermelden de belangrijkste 20ste-eeuwse vertalingen. | |
Clemens I en II*Bergh van Eysinga, Apostolische Vaders, I, 1916, p. 47-101. *Klijn, Apostolische Vaders, II, 1967, p. 7-90. - Voorstelling en vert. Herdr.: 1981 (p. 141-224). | |
Clemens I*Franses, Apostolische Vaders, 1941, p. 53-95. *Clemens van Rome, Brief aan de kerk van Korinte. Uit het Grieks vertaald en ingeleid door de Benedictinessen van Bonheiden (Kerkvaderteksten met Commentaar, 4), Bonheiden, Abdij Bethlehem, 1982. | |
Ad Virgines*Hermans, Kerkvaders, VI, 1985, p. 22-24. - Ad virg. I, 12 (ziekenzalving), vert. A. Prakken. | |
Clementina(Clemens-verhalen) of Pseudoclementina. Verzamelnaam voor twee geschriften, de Homiliae (Preken) en de Recognitiones (Herkenningen), die samen een ‘roman van Petrus en Clemens’ vormen. De verteller is Clemens (Romanus), die zichzelf aandient als reisgezel en leerling van de apostel Petrus. In de Homiliae rapporteert hij de 20 toespraken die Petrus op zijn reizen in Palestina en Syrië zou hebben gehouden tegen de magiër Simon. In de 10 boeken Recognitiones verhaalt hij de lotgevallen van zijn eigen familie, waarin Petrus de rol van wonderdoener speelt. Antieke romanmotieven (langdurige scheiding, hereniging en herkenning) zijn duidelijk aanwijsbaar. De Clementina zijn mogelijk begin 3de eeuw in een joods-christelijk milieu in Syrië ontstaan. Een 4de-eeuwse redactie werd door Rufinus Presbyter in het Latijn bewerkt. Van de Homiliae is de Griekse tekst bewaard, van de (volledige) Recognitiones alleen de Latijnse bewerking.
*Meyboom (H.U.), De Clemens-roman..., 2 dln., Gron., Wolters, 1902-1904. - Deel I biedt de synoptische vert. van de Clementina, deel II een studie over het materiaal. *Ruts, Apocriefen, 1927, p. 255-260. - Vert. van twee inleidende stukken van de Recogn. (brief en verzoek van Clemens). | |
[pagina 150]
| |
Cleomedes(wsch. 1ste eeuw n.C.). Grieks, stoïsch geïnspireerd auteur van het astronomische traktaat De motu circulari corporum caelestium (De cirkelbeweging van de hemellichamen).
*Helicon, 19624, p. 361-363. - Vert. van fragm., door G. Lurquin: Cleomedes over Eratosthenes' methode om de omtrek van de aarde te meten. | |
Codex Theodosianus(Wetboek van Theodosius; 438 n.C.). Verzameling van de sedert Constantinus Magnus (312) uitgevaardigde algemene constituties, in een Latijnse redactie, in 438 door keizer Theodosius II als wetboek voor het Oostromeinse rijk afgekondigd, maar ook in het Westen erkend. De thematisch geordende tituli beslaan 16 boeken. Ze werden later gedeeltelijk opgenomen in de Codex Iustinianus (zie onder Corpus iuris civilis).
*Hadas/Schwartz, Geschiedenis van Rome, 1959, p. 211 en 261-263. - 2 fragm., w.o. het uitvaardigingsdecreet. *Verbruggen, Teksten, 1967, p. 269-275. - Reeks korte fragm., vert. en aantekeningen. *Spruit, Textus, 1973, p. 43-49. - Tekst en vert. van 5 fragm. *Stemberger/Thewissen, Bijbel en Christendom, I, 1978, p. 195-198. - 10 fragm. i.v.m. joodse religie. *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 275-276. - 6 fragm., vert. P.C. van der Eerden. | |
Collectio Avellana(Verzameling van Fonte Avellana; ca. 555 n.C.). Een geheel van 243 officiële stukken uitgaande van keizers, pausen en andere gezagdragers uit de jaren 367-553. De verzameling, aangelegd door een anonieme Romeinse compilator, wordt genoemd naar de vindplaats van een afschrift, Fonte Avellana in Umbrië. De meeste van de gekopieerde documenten zijn van elders niet bekend. Stukken uit de Avellana vermelden wij onder de namen van de schrijvers; zie bv. Valentinianus I. | |
Columella(Lucius Iunius Moderatus Columella; midden 1ste eeuw n.C.). Latijns auteur uit Gades. Zijn hoofdwerk De re rustica (De landbouw; 12 boeken) is volledig bewaard. Het behandelt de verschillende aspecten van de Romeinse land- en tuinbouw. Het 10de boek, over de tuinbouw, schreef hij in navolging van Vergilius' Georgica in hexameters. Van Columella is nagenoeg niets in het Nederlands vertaald.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 337-338. - Fragm. uit 1, 5. *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 246-247. - Vert. van 1, 7, 1-7, vert. H. van Wees. | |
Commonitiones sanctorum patrum(Vermaningen van de heilige vaders; 6de eeuw n.C.). Anonieme Latijnse vertaling van Apophthegmata patrum, opgenomen in boek 3 van de Vitae patrum (zie aldaar). | |
[pagina 151]
| |
Concilium Arausicanum II(2de synode van Orange; 529 n.C.). De tweede bisschoppenvergadering van Orange vaardigde i.v.m. de kerkelijke leer over de genade 25 capitula uit, die in 531 door paus Bonifatius II werden bekrachtigd.
*Schuur, Antwoord, II, 1688, p. 118-133. - Integrale vert., zonder de subscriptiones. | |
Conon(begin van onze tijdrekening). Grieks mythograaf, auteur van een verzameling van 50 mythologische verhalen die slechts bekend zijn via uittreksels, bewaard bij Photius.
*Orpheus, 1974, p. 15-16. - Fragm. 45, vert. Arnold Provoost en Ghislaine Scherpereel. | |
Constantinus Magnus(Flavius Valerius Constantinus; 272?-337 n.C.). Constantinus I of ‘de Grote’ was de eerste christelijke keizer (306/312-337). In de werken van kerkelijke schrijvers (o.m. Athanasius, maar vooral Eusebius) worden officiële brieven en rescripten van hem aangehaald. Aan het slot van zijn De vita Constantini geeft Eusebius ook de tekst van een Oratio ad sanctorum coetum (Toespraak tot de vergadering van de vromen), een Goede-Vrijdagpreek die de keizer gehouden zou hebben. Zie ook onder Edictum Mediolanense.
*Sailer/Steenwijk, Brieven, I, 1828, p. 92-99. - Vert. van 5 brieven, uit Eusebius. *Duinkerken, Wereldhistorie, 1946, p. 18. - Fragm. uit een edict van Constantinus. | |
Constitutiones apostolorum(Verordeningen van de apostelen; ca. 380 n.C.). Grote verzameling van kerkrechtelijke en liturgische voorschriften, in 8 boeken, waarschijnlijk door een Ariaans christen in Syrië of Constantinopel aangelegd, grotendeels op basis van vroegere werken, als de Didache en de Traditio apostolica van Hippolytus.
*Hamman/Beekman, Gebedsbron, 1957, p. 170-182. - Fragm. uit boeken 7-8. *Hermans, Kerkvaders, IV, 1984, p. 124-130. - Fragm. i.v.m. priesterschap, vert. J. Hermans. *Mönnich, Koningsvanen, 1990, p. 125-131. - Fragm. uit boek 8. | |
Cornelia(2de eeuw v.C.). Deze ontwikkelde Romeinse vrouw, telg van de Scipiones-familie, was de moeder van Gaius en Tiberius Gracchus. Twee fragmenten uit een brief aan Gaius (124 v.C.), nagenoeg het enige bewaarde proza van een Romeinse vrouw, worden door Nepos geciteerd. Zie daarom onder Nepos. Hier vermelden we alleen: | |
[pagina 152]
| |
*Latijn, Corn. Nepos, frg. I. 2, in: Herm., 52 (1980), p. 380-381. - Door verscheidene vertalers. | |
Cornelius Severus(einde 1ste eeuw v.C.). Latijns episch dichter, bevriend met Ovidius, van wie nagenoeg niets bewaard is.
*Brakman, Opstellen, 1934, p. 144-145. - Tekst en prozavert. van fragm. 13 (25 vv.), over de dood van Cicero. | |
Corpus inscriptionum Latinarum(Afgekort CIL). Grootse, door Th. Mommsen opgezette, reeks volumes waarin de Latijnse opschriften uit de hele Orbis Romanus worden verzameld. Ondanks de indrukwekkende heuristiek is de reeks, ingevolge steeds nieuwe ontdekkingen, onvolledig en moet men ook andere verzamelingen raadplegen. Zie voor vertalingen van uitsluitend metrische opschriften onder Carmina Latina epigraphica, voor uitsluitend christelijke onder Inscriptiones Christianae, voor de andere onder Inscriptiones Latinae. | |
Corpus iuris civilis.Verzamelnaam, gesmeed in de 16de eeuw, voor de codificatie van het Romeinse recht die keizer Justinianus I in 528-534 door diverse commissies liet uitwerken, later nog aangevuld met ‘nieuwe’ wetten. Het geheel van deze teksten, die elkaar qua onderwerpen gedeeltelijk overlappen, bestaat uit: 1) de Codex Iustinianus in 12 boeken, waarin het recht van de nog geldende keizerlijke verordeningen wordt samengevat; 2) de Institutiones, 4 leerboeken bedoeld als systematische inleiding voor studenten aan de rechtsscholen en gebaseerd op het gelijknamige werk van de pre-Justiniaanse jurist Gaius (zie aldaar); 3) de Digesta, 50 boeken, een omvangrijke bloemlezing van fragmenten uit het werk van vooral klassieke, 2de-eeuwse Romeinse juristen; 4) de Novellae, constituties uitgevaardigd ná 534 door Justinianus en twee opvolgers, tot 575. De invloed van deze reusachtige compilatie van het Romeinse recht, tot in onze dagen, kan moeilijk worden overschat. | |
Uit het gehele corpus*Feenstra-Smidt, Vermogensrecht, 1973. - Tekst en vert. van talr. fragm. Vermeerderde herdr.: 19782. In 1987 grotendeels verwerkt in het volgende: *Spruit, Textus, 1973, en Spruit-Feenstra, Textus, 1987. - Met tekst en vert. van 337 nrs. uit Inst., Dig., en Cod. *van de Vrugt (M.), Het Corpus iuris civilis in vertaling, in: Herm., 63 (1991), p. 27-33. - Aankondiging van een integrale wetenschappelijke vert., met als voorproef vert. en tekst van Dig. I, 1. | |
InstitutionesBehalve twee oude vert., uit 1520 (anon.) en 1705 (C. Ortwijn), beide vaak herdrukt, is er in onze eeuw: | |
[pagina 153]
| |
*De Instituten van Justinianus. Vertaling, tabellen en register van A.C. Oltmans, Haarlem, Tjeenk Willink, 1941. - Tekst en vert. Herdr. tot: 19674. | |
Uit de Digesta*Schingen (H. à), Paratitla: Ofte korte Begrijp over het Corpus Iuris..., Leeuwarden, Alberts, 1635. - Bloeml. uit de Dig. Uitgebr. herdr.: Delf, Waelpot, 1642 en 1658. *v[an] Oven (J.C.), Voluntas et verba, in: Herm., 2 (1929-1930), p. 135-140. - Met tekst en vert. van 33, 10, 7. *Jonkers (E.J.), Wettelijke aansprakelijkheid? Een casus uit het Romeinse recht, in: Herm., 46 (1974-1975), p. 19-21. - Met tekst en vert. van 9, 2, 11. *Spruit (J.E.), Romeinsrechtelijke romanesken..., Deventer, Kluwer, 1979. - Enkele fragm., tekst, vert. en bespr. (p. 25-96). | |
Uit de Novellae*Hadas/Schwartz, Geschiedenis van Rome, 1959, p. 278-280 en 285. - Vert. van 3 fragm. | |
Crates Thebanus(4de eeuw v.C.). Grieks cynisch filosoof en auteur, van wie ook enkele epigrammen zijn overgeleverd. Zie onder Anthologia Graeca. | |
Crateuas(1ste eeuw v.C.). Grieks arts aan het Pontische hof van Mithridates VI Eupator. Schreef een kruidenboek en een farmacologisch traktaat. Slechts fragmenten zijn bewaard.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 213-214. - Vert. van 6 fragm. | |
Cratinus(5de eeuw v.C.). Oudste bekende auteur van de Attische Oude Komedie. Van zijn 28 (29?) bekende stukken zijn slechts fragmenten bewaard, o.m. uit Dionysalexander en Pluti (De geesten van de rijkdom). | |
Dionysalexander*Italie (G.), Een komedie van Kratinos, in: Herm., 5 (1932-1933), p. 27-31. - Bevat tekst en vert. van de hypothesis gemaakt door Aristophanes Byzantinus. *Pieters (J.Th.M.F.), Dichters en de oorlog, in: Herm., 22 (1950-1951), p. 161-171. - Bevat vert. fragm. | |
Pluti*Pieters (J.Th.M.F.), Een antieke vermogensinspectie, in: Herm., 19 (1947-1948), p. 131-136 en 149-153. - Bevat vert. fragm. | |
Critias(ca. 460-403 v.C.). Atheens politicus, die ook in kringen van sofisten verkeerde; oudoom van Plato. Schreef politieke werken, elegieën, tragedies | |
[pagina 154]
| |
en satyrspelen, waarvan weinig bewaard is. Het langste fragment komt uit het satyrspel Sisyphus.
*Kuiper (K.), Over de letterkundige werkzaamheid van Critias, in: Aanteekeningen... van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap..., 1889, p. 3-21. - Met metr. vert. van 2 langere fragm. *Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 376-389. - Poëtische fragm., fragm. uit prozageschriften, indirecte citaten, testimonia. 10 vv. opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 132. *Bakker, De mens, 1986, p. 102-114. - Vert. van talr. fragm. | |
Ctesias(ca. 400 v.C.). Grieks historicus, afkomstig van Knidos. Verbleef lange tijd in Perzië, als lijfarts van Artaxerxes II. Schreef o.m. Persica (Perzische geschiedenis), in 23 boeken, waaruit slechts fragmenten zijn overgeleverd.
*Aalders (G.J.D.H.Wzn.), Een nieuw fragment van Ctesias' Persica, in: Herm., 28 (1956-1957), p. 1-6. - Bevat tekst en vert. van een papyrusvondst. | |
Curtius(Quintus Curtius Rufus; 1ste of 2de eeuw n.C.?). Latijns geschiedschrijver. Schreef Historiae Alexandri Magni regis Macedonum (Geschiedenis van Alexander de Grote, koning van Macedonië) in tien boeken, waarvan de eerste twee niet bewaard zijn en de rest lacunes vertoont. Het werk kan gekarakteriseerd worden als ‘geromantiseerde geschiedschrijving’. | |
Oudere integrale vertalingen*Q. Cvrtivs Hoog-beroemde Historie. Van 't Leven ende de daden Van Alexander de groote... Overgeset wt den Latijn door A. S[nel], Delf, Gerritsz, 1613. - Vele herdr. (vanaf 1699 met de Lat. tekst), tot: Lugduni Batavorum-Trajecti ad Mosam, Lekens, [ca. 1765]. *Quintus Kurcius Historie, Van 't Leven en Bedrijf van Alexander de Groot... door J.H. Glazemaker..., Amst., van Goedesberg, 1663. - Herdr. tot: Amst., de Kruyff, 1764. *Lof-schaterende Krygs-bazuyn ofte Rym-Weergalmende Echo op alle de edelmoedige Daeden van Alexander den Grooten... in rym-gestelt door Joannes Franciscus Cammaert, Brussel, Jacobs, 1745. | |
Korte fragmenten door literatoren en in bloemlezingen*Vóór 1924: G. Outhuys (1819: 8, 8, 12-30). *Waele, Antieke geschiedschrijving, 1946, p. 192-197. - Vert. van 3, 5-6. *Schwartz, Barnsteen, 1953, p. 125-129 (= Schwartz, Verhalen, 19835, p. 248-253). - Vert. van 4, 1 en 8, 14. | |
[pagina 155]
| |
Cyprianus(Thascius Caecilius Cyprianus; † 258 n.C.). Latijns-christelijk schrijver uit Carthago. Eerst heidens retor, ca. 246 christen geworden, kort daarop priester en bisschop van zijn geboortestad. Hij stierf de marteldood in 258. Cyprianus was een groot kerkherder en produktief schrijver, van meestal korte verhandelingen, die op eigentijdse problemen ingingen, in een levendige, directe taal. Wij noemen: Ad Donatum (Aan Donatus), een brief waarin hij het geluk van zijn ‘wedergeboorte’ verwoordt; De catholicae ecclesiae unitate (De eenheid van de universele Kerk) beklemtoont de verbondenheid van de rechtgelovigen met hun bisschop; De lapsis (De afvalligen), over de wederopneming van wie tijdens de vervolging (van Decius) uit zwakheid hun geloof hadden verzaakt; De dominica oratione (Het gebed des Heren), een verhandeling over het onzevader; De mortalitate (De sterfte), een troostschrift n.a.v. een dodelijke pestepidemie. Het corpus van zijn Epistulae (Brieven) telt 81 nummers, 65 van zijn hand en 16 aan hem of aan de Kerk van Carthago gericht. Op naam van Cyprianus staan ook vele pseudepigrafen; een paar daarvan komen Novatianus toe (zie aldaar); de meeste blijven anoniem, zo o.m. de preek De aleatoribus (De dobbelspelers) en de Orationes Cypriani (Gebeden van Cyprianus), die in het Nederlands werden vertaald. | |
(Uit) verschillende werken*Coornhert, Aantekeningen, 1584. - 6 korte fragm. *Vondel, Grotius Testament, 1645. - Een 15-tal citaten. *Sailer/Steenwijk, Brieven, I, 1828, p. 47-91. - Ad Donatum en 5 brieven. *Brakman, Tertullianea, 1937, p. 88-119. - Laps. 1-9 en Unit. eccl. 1-11: vert. en tekst. *Thascius Caecilius Cyprianus. Keuze uit zijn geschriften. Ingeleid en vertaald door W.H. Beekenkamp (Klass. Kerk, I, 5), Amst., Holland, 1951. - Integrale vert. van Domin. orat. en Unit. eccl.; (fragm. uit) 12 brieven. | |
De Dominica Oratione*Hamman/Beekman, Gebedsbron, 1957, p. 368-385. - Vert. van cap. 8-27. *Tertullianus en Cyprianus, Het gebed des Heren... Vertaald en ingeleid door Pieter Steur (Levensbr.), Brugge-Utrecht, DDB, 1964. - Op p. 47-75 vert. van Cyprianus' verhandeling. | |
Epistulae*Brieven van Afrikaansche martelaren uit den eersten christentijd. Uit het Latijn vertaald door M. Costanza [= Anna van der Hegge Zijnen] (GGG, 573), Den Bosch, GGG, 1939. - Epist. 76-81 integraal vertaald (de nrs. 77-79 zijn aan Cyprianus gericht). *Duinkerken, Wereldhistorie, 1946, p. 16-17. - Cyprianus' laatste brief (epist. 81). *Stemberger/Thewissen, Bijbel en Christendom, I, 1978, p. 68-71. - Fragm. uit epist. 15 en 71. | |
[pagina 156]
| |
De Lapsis*Hermans, Kerkvaders, III, 1983, p. 107-135. - Integrale vert., door Stefaan Watté. | |
De Mortalitate*Jorna (J.), Verhandeling van den H. Cyprianus over de Rampen van zijn Tijd, Utrecht, Jorna, 1919. - Inl. en integrale vert. *Thascius Caecilius Cyprianus, Stervensnood, ingeleid en vertaald door E. Dekkers (Oude Munten), Brugge-Brussel, Kinkhoren, 1945. | |
Ps. Cyprianus*Deeleman (C.F.M.), Adversus aleatores. Tegen de dobbelaars, in: Theologische Studiën, 24 (1906), p. 335-353. - Integrale vert., met verklarende voetnoten. Deze preek zou ca. 300 door een Noordafrikaanse bisschop zijn gehouden. *Hamman/Beekman, Gebedsbron, 1957, p. 226-232. - Integrale vert. van de 2 Orat. Cypr., die thans 4de/5de eeuw worden gedateerd. | |
Cyrillus Alexandrinus(† 444 n.C.). Grieks-christelijk schrijver, patriarch van Alexandrië van 412 tot aan zijn dood. Fanatiek bestrijder van ketters (Nestorius), joden en andersdenkenden. Zijn talrijke geschriften hebben meer leerstellig-historisch belang dan literaire kwaliteiten. Wij noemen slechts de titels waarvan enigszins belangrijke fragmenten in het Nederlands werden vertaald: De adoratione in spiritu et veritate (De aanbidding in geest en waarheid), 17 boeken allegorisch-typologische verklaring van passages uit het O.T.; Commentarius in Iohannem (Commentaar op Johannes), een niet volledig bewaarde exegese van het vierde evangelie; een 50-tal Homiliae (Preken), over het paasfeest en over verscheidene onderwerpen. | |
De Adoratione*Parmentier, Goddelijke wezens, 1989, p. 104-109. - Cyrillus' verklaring van I Sam. 28 (de ‘heks’ van Endor). | |
Commentarius In Iohannem*Kerkvaders, 1985, p. 361-389. - Comm. in Ioh. 6, 1-15, met toelichting, door C. Datema. | |
Homiliae*Cyrillus van Alexandrië, Preeken, ingeleid en vertaald door M. Costanza [= Anna van der Hegge Zijnen] (Meesters van Gods Woord), Bussum, Brand-Brugge-Brussel, Kinkhoren, 1946. - 2 paaspreken (8 en 17) en 16 ‘diversen’ - (waarvan 3 onecht). | |
Cyrillus Hierosolymitanus(† 386 n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Sedert ca. 348 bisschop van Jeruzalem, enkele malen afgezet en verbannen in woeli- | |
[pagina 157]
| |
ge conflicten met de Arianen en met keizer Julianus. Van hem zijn vooral bekend de 23 Catecheses (Toespraken), tot de doopleerlingen (nrs. 1-18) en tot de nieuwgedoopten (nrs. 19-23), voorafgegaan door een Procatechesis (Inleidende toespraak). Voor de geschiedenis van het dogma en de liturgie bepaald waardevol.
*St. Cyrillus van Jerusalem, Catechesen of Toespraken tot de doopelingen, I. Bewerkt door J. v. Ruyven (Getuigen, 4), Amst., R.K. Boekcentrale, 1941. - Integrale vert. van Procatech. en Catech. 1-3. *St. Cyrillus van Jerusalem over de éne katholieke Kerk. Vertaling H. D[iepen], in: Speculator, I (1951-1952), p. 59-60. - Fragm. uit Catech. 18. *Hamman/Beekman, Gebedsbron, 1957, p. 385-388. - Fragm. uit Catech. 5. *Sint-Cyrillus van Jerusalem, Gij, nieuwgedoopten. Vertaald en ingeleid door Cl. Beukers (Levensbr.), Brugge-Utrecht, DDB, 1964. - Op p. 15-39 integrale vert. van Catech. 19-23. *Kerkvaders, 1984, p. 109-135. - Fragm. uit Catech. 19-23, met toelichting, door C. Datema. |
|