De Oudheid in het Nederlands
(1992)–Patrick De Rynck, Andries Welkenhuysen– Auteursrechtelijk beschermda. De drie afdelingenHet corpus van onze Gids bestaat uit drie afdelingen, die elkaar aanvullen en op elkaar ‘inspelen’. Het is daarom nuttig kort de inhoud van elke afdeling te schetsen.
Afdeling I opent met de referenties van de belangrijkste bestaande bibliografische lijsten van Nederlandse vertalingen (a). Deze lijsten werden door ons geraadpleegd, maar evenzeer gecheckt, geschift, aangevuld en gecorrigeerd. Dan volgen de uitgeschreven referenties van de tekstedities (b) waarnaar in de tweede afdeling verkort wordt verwezen. Het vermelden van deze edities was in een aantal gevallen nodig voor het situeren en identificeren van vertaalde fragmenten. Wij denken met name aan de dichters die onder de noemer ‘Griekse lyriek’ thuishoren. Rubriek c van de eerste afdeling is een substantieel deel van onze Gids. Wij geven er de referenties (met toelichtingen) van bloemlezingen, verzamelde | |
[pagina 15]
| |
werken, algemene en historische studies en andere gelijksoortige publikaties waarin Nederlandse vertalingen van geschriften uit de Oudheid voorkomen. Meestal wordt vanuit de tweede afdeling naar deze werken verwezen. Dit betekent concreet dat elk werk dat in afdeling II minstens drie keer wordt aangehaald, het daar in principe moet stellen met een zogenaamde ‘verwijzende referentie’. De volledige referentie vindt men altijd, met enige toelichting, in afdeling I.c. Bijvoorbeeld: Uit de Spiegel van de Griekse poëzie van oudheid tot heden, samengesteld door Hans Warren en Mario Molegraaf (Amst., Meulenhoff, 1988), nemen wij talrijke vertalingen op in ons repertorium. In al die afzonderlijke gevallen wordt in afdeling II als volgt naar deze bloemlezing verwezen: Spiegel, 1988, p. xxxx. De volledige referentie figureert in de Lijst met bloemlezingen e.d. (= I.c). In I.c komen echter ook publikaties voor waarnaar in de tweede afdeling niet meer, of slechts één of twee keer, wordt verwezen. Deze werken bevatten weliswaar een aantal vertalingen, maar die komen afzonderlijk (nagenoeg) niet meer aan bod in afdeling II. De redenen hiervoor kwamen ter sprake onder I. Selectie. Een duidelijk voorbeeld zijn de citatenverzamelingen met Nederlandse vertaling. Ten slotte bevat de Lijst met bloemlezingen e.d. ook alle geschriften die in onze ‘aanvullende opmerkingen’ meermaals voorkomen. Ook die worden hier met hun volledige referentie opgenomen. Het gaat dus uitsluitend om publikaties van de hand van literatoren waarin korte vertalingen voorkomen. Bijvoorbeeld: In J. de Deckers Rym-Oeffeningen (Amst., van Blancken, 1659) komen vertaalde fragmenten voor uit diverse Griekse en Latijnse geschriften. Afzonderlijk krijgen ze nagenoeg nooit een volledige referentie, maar ze worden wél vermeld in de rubriek ‘aanvullende opmerkingen’. De volledige referentie figureert in de Lijst met bloemlezingen e.d. (= I.c). Afdeling II vormt de hoofdmoot van onze Gids. In één doorlopende alfabetische volgorde passeren de Griekse en Latijnse, profane en christelijke, auteurs en geschriften er de revue. Ze zijn gerangschikt volgens de gangbare auteurs-naam of de courante naam/titel van het geschrift/de verzameling geschriften. Alle namen en titels worden in het Latijn geciteerd, getranscribeerd of vertaald. Deze werkwijze garandeert een maximum aan uniformiteit. Elke auteur en elk geschrift waarvan ons een (ook gedeeltelijke) Nederlandse vertaling bekend is, komen hier aan bod. Voor wie met een bepaald trefwoord in gedachten op het eerste gezicht niet terecht kan in déze afdeling, geven wij in afdeling III.a-b een lijst van aanvullende trefwoorden en een lijst van Nederlandse zoekwoorden. Daar zal bijvoorbeeld blijken dat men voor Aetheria onder Egeria moet zoeken, voor Chrysostomus onder Johannes Chrysostomus, dat Poimandres voorkomt onder Hermeticum Corpus en de Dicta Catonis onder Cato. Wie vertalingen van Griekse Drinkliederen zoekt, wordt verwezen naar Scolia, wie de Wet der Koningen in het Nederlands wil lezen naar Leges. | |
[pagina 16]
| |
Zo zijn de rubrieken a en b van onze afdeling III ook reeds toegelicht, nl. de Aanvullende trefwoorden en de Nederlandse zoekwoorden. Het laatste onderdeel van afdeling III is het alfabetische Register van vertalers (c). Dit zal het mogelijk maken alle in dit boek opgenomen vertalingen van één bepaalde vertaler op te sporen en zodoende zicht te krijgen op het volledige ‘klassieke vertaalwerk’ van Nederlandse literatoren en niet-literatoren. Waar het enigszins kan, worden ook de voornamen van de vertalers uitgespeld en hun geboorte- en overlijdensjaar opgegeven. Dit is geen overbodige luxe als men soms vier of meer identieke familienamen op een rijtje ontmoet (bijvoorbeeld Meijer, de Vries). Achter de naam (en de levensdata) van elke vertaler staan de cijfers die verwijzen naar de pagina's waar hij/zij als vertaler wordt vermeld. Als een naam op een zelfde pagina meer dan eens voorkomt, wordt dit met ‘2,3’ enz. aangegeven. Ook de namen die voorkomen bij de items ‘vóór 1924’ en in de ‘aanvullende opmerkingen’ worden in het register opgenomen. | |
b. De tweede afdelingDe notities van het grote lexicon van auteurs en geschriften dat onze tweede afdeling uitmaakt, zijn als volgt ingericht. Het trefwoord is de gangbare naam van een auteur of de traditionele naam/titel die aan een geschrift wordt gegeven. Het wordt steeds vet gezet. Als een zelfde naam (bijvoorbeeld Diogenes, Hippocrates) meer dan eens voorkomt, wordt er gespecificeerd en alfabetisch gerangschikt volgens het tweede naam-element of het gebruikelijke adjectief dat naar de herkomst of het ‘actiedomein’ verwijst: Diogenes Apolloniates vóór Diogenes Cynicus en Diogenes Laertius; Hippocrates Mathematicus vóór Hippocrates Medicus. Voor de uniformiteit zijn alle trefwoorden in het Latijn gespeld of vertaald. Bij de alfabetisering van titel-trefwoorden worden preposities niet meegerekend: Ad Diognetum epistula staat onder d, niet onder a. Na ieder trefwoord volgt de beknopte voorstelling van de auteur en zijn geschriften, of van het geschrift. Uiteraard is deze voorstelling afgestemd op de lijst van vertalingen die erop volgt. Zo wordt in de regel elk geschrift dat in de vertalingenlijst voorkomt, expliciet vermeld in de inleidende voorstelling, en worden de aangevoerde titels zo nodig vertaald. Geschriften waarvan niets in het Nederlands is vertaald, worden slechts dan vermeld wanneer hun omissie een verkeerd beeld zou geven van de auteur, zijn oeuvre en zijn betekenis. De lijst van vertalingen, die dan volgt, is zo logisch en overzichtelijk mogelijk ingericht. Die logica wordt evenwel per notitie ad hoc bepaald, met name door het aanbod van vertalingen. Beter dan welke theoretische uitleg ook zal een blik op enkele grotere overzichten (Aeschylus, Augustinus, Cicero) duidelijk maken wat dat concreet betekent. In een omstandig gearticuleerde vertalingenlijst, onder Aeschylus bijvoorbeeld, worden eerst de vertalingen van het volledige oeuvre vermeld. Die worden gevolgd door vertalingen gebloemleesd uit (een groot deel van) het oeuvre. Daarna komen de ver- | |
[pagina 17]
| |
talingen van meerdere geschriften door dezelfde vertaler. Dan geven wij de vertalingen van één volledig geschrift, meestal in alfabetische volgorde volgens de Latijnse titel van de geschriften. Korte vertalingenlijsten hoeven vanzelfsprekend niet op déze manier te worden onderverdeeld. Binnen de opgesomde onderafdelingen (integrale vertalingen; bloemlezingen; twee of meer geschriften enz.) is de rangschikking van de referenties chronologisch. Elke nieuwe referentie wordt gemarkeerd door een asterisk (*). Bij grotere overzichten zal dus de speurder naar alle bestaande vertalingen, volledige en gedeeltelijke, van één bepaald geschrift oplettend te werk moeten gaan. Wie bijvoorbeeld alle vertalingen van Persae (De Perzen) van Aeschylus wil traceren, zal onder Aeschylus zowel bij ‘De zeven tragedies’ als bij ‘Twee of meer tragedies door dezelfde vertaler’ en uiteraard bij ‘Afzonderlijke tragedies’ (alfabetisch onder Persae) moeten zoeken. Vertaalde fragmenten zal hij bovendien nog ontdekken via de onderafdelingen ‘Bloemlezingen’ en ‘Aanvullende opmerkingen’.Ga naar eind19 Aan het begin van bepaalde onderafdelingen van de vertalingenlijsten staat vaak een item ‘vóór 1924’. Het is bedoeld om bondig te verwijzen naar de kwantitatief belangrijke vertalingen door niet-literatoren uit de ‘Geerebaert-periode’, d.w.z. vóór 1924.Ga naar eind20 Daar Geerebaert in zijn lijst alleen de profane Oudheid voor zijn rekening neemt, hoeft voor de christelijke auteurs en geschriften nergens een item ‘vóór 1924’ te worden ingevoerd. Vele notities worden besloten met Aanvullende opmerkingen, die voornamelijk ‘korte aanduidingen’ geven van vertalingen, meestal door literatoren. Het gaat dan om stukjes vertaling die vanwege hun beperkte omvang in de eraan voorafgaande lijst geen plaatsje kregen.Ga naar eind21 Nu en dan vermelden wij hier ook een additioneel ‘curiosum’. |
|