Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdAphrodite,de godin van de liefde, schoonheid en vruchtbaarheid, een van de twaalf Olympische hoofdgoden, in de Romeinse tijd geïdentificeerd met de godin van Romeinse origine, Venus. De verering van Aphrodite heeft naar men aanneemt haar oorsprong in het Oosten en heeft via Cyprus haar weg gevonden naar Griekenland. Bij Homeros is Aphrodite de dochter van Zeus en Dione. Hesiodos ver- | |
[pagina 42]
| |
woordt een andere traditie met zijn verslag van haar geboorte uit het schuim der zee. Ouranos stond op het punt gemeenschap te hebben met de aarde, Gaia, toen zijn zoon »Kronos hem overviel, hem ontmande en het geslachtsorgaan in zee wierp. Rond het lid ontwikkelde zich schuim waaruit Aphrodite, een volwassen vrouw reeds, verrees. Bij andere auteurs zijn nadere details te vinden. Ze werd in een schelp door de windgod Zephyros over een kalme zee voortgedreven naar Cyprus, mogelijk via het eiland Kythera. Waar ze het land betrad, bloeiden prompt bloemen. Ze werd gekleed door de Horen en naar de goden gevoerd om deel uit te maken van het Olympische twaalftal. Aphrodite symboliseert de schoonheid, het opbloeien van de natuur in de lente, en in het leven van de goden en van de mensen de seksuele aantrekkingskracht en het genot van de liefdesdaad. Ze verschaft de vrouwen ‘charis’, aantrekkingskracht die hen onweerstaanbaar maakt, zeker als ze hun de beschikking geeft over haar gordel. Ze wordt omringd door gestalten die haar bij het geven van aantrekkingskracht of het inspireren tot liefde bijstaan, zoals Eros en de Chariten. In het Oosten blijft zij onder verschillende namen en gedaanten in haar oorspronkelijke functie als vruchtbaarheidsgodin bestaan. Volgens Homeros is ze de bepaald niet trouwe echtgenote van Hephaistos. Helios, de zonnegod, meldt hem de overspelige verhouding van zijn vrouw met »Ares. Als kinderen van Aphrodite en de oorlogsgod worden onder meer genoemd Eros (zie echter »Eros voor heel andere versies van diens afkomst) en Harmonia. Ook Deimos (ontzetting) en Phobos (angst) stamden uit deze relatie. Uit een verhouding met Dionysos wordt de vruchtbaarheidsgod Priapos geboren, uit die met Hermes Hermaphroditos. Ze vat ook liefde op voor stervelingen. Een Homerische hymne beschrijft haar verhouding met de Trojaan Anchises, waaruit »Aeneas wordt geboren. Ze zal Aeneas bijstaan op diens tocht naar Italië om er de grondslag te leggen voor het latere Rome. Zo laat ze Hephaistos voor haar zoon wapenen smeden. Een andere geliefde is de jeugdige »Adonis. Ze heeft het gevaarlijke en in haar wraakzucht en intrigeerlust gretig aangewende vermogen om mensen èn goden een onweerstaanbaar liefdesverlangen in te geven, hetgeen haar dikwijls in conflict brengt met Hera, de hoedster van de huwelijkstrouw. Van de goden kunnen alleen Artemis, Hera en Hestia haar macht weerstaan. Op deze wijze stelt ze haar mannelijke gunstelingen en beschermelingen in staat bepaalde vrouwen te veroveren en aan zich te binden. Ze maakt Medeia verliefd op Iason en zorgt ervoor dat Dido haar zoon Aeneas een hartelijke ontvangst bereidt en op hem verliefd wordt. De Trojaan »Paris, die haar in zijn ‘oordeel’ heeft verkozen boven Athena en Hera, stelt ze in staat de mooiste vrouw ter wereld, Helena, te verleiden. In de daaropvolgende Grieks-Trojaanse oorlog stelt ze zich op aan de zijde der Trojanen. De vrouwen die voor haar invloed bezwijken is geen voorspoed beschoren. Helena leidt in Troje een treurig bestaan. Medeia overkomen veel ongelukkige lotgevallen. Dido zoekt uiteindelijk de dood op de brandstapel. Slecht vergaat het ook de vrouwen en mannen die zich tegen haar teweerstellen of haar niet in ere houden. De vrouwen van Lemnos, die haar in hun erediensten hebben verwaarloosd, straft ze met een zo walgelijke stank dat hun mannen afkerig van hen worden. Ze bewerkstelligt de rampspoed rond Hippolytos (»Phaidra & Hippolytos), die zijn leven in kuisheid wil doorbrengen en Artemis hoger stelt dan Aphrodite. Om dezelfde reden wreekt ze zich op »Narkissos. Bij auteurs als Kallimachos, Apollonios en Vergilius is Eros het jeugdige zoontje van Aphrodite en is hij het die, al dan niet op verzoek van zijn moeder, met zijn pijlen mensen èn goden het onweerstaanbare liefdesverlangen ingeeft. | |
[pagina 43]
| |
Al vanaf de 7e eeuw v.C. is Aphrodite vaak voorgesteld in de beeldhouwkunst. In de oudste tijd gaat het om religieuze voorstellingen waarbij zij een rijkgeklede en rijzige gestalte is, met sfinxen op de schouders of met een sfinx dan wel duif in haar rechterhand. Vanaf de late 5e eeuw groeit een traditie waarin de naakte of halfnaakte Aphrodite de canon belichaamt van de vrouwelijke
Maarten van Heemskerck, Aphrodite en Eros, 1545, doek, 108 × 157,5 cm. Wallraf-Richartz-Museum, Keulen. Rechts op de achtergrond is Hephaistos van zijn werkplaats op weg naar Aphrodite, gewapend met het net dat hij over zijn overspelige echtgenote en Ares zal werpen.
schoonheid, analoog aan de rol van Apollo wat betreft de jeugdig-mannelijke schoonheid. Een uitermate invloedrijke voorstelling van het vrouwelijk naakt in de Griekse beeldhouwkunst is de Aphrodite van Knidos, gemaakt door Praxiteles ca. 340 v.C. In beide voorstellingstradities is sprake van een vast repertorium van poses. Aphrodite staat of leunt zonder een specifieke handeling te verrichten; ze maakt haar toilet met een spiegel; ze wringt haar haren uit na een bad te hebben | |
[pagina 44]
| |
genomen of uit zee te zijn verrezen (‘Anadyomene’); ze verbergt (oorspronkelijk: ze wijst op) haar schaamdelen (‘Pudica’); ze trekt sandalen aan of uit; ze knielt of zit op haar hurken (bijv. een beeld van Doidalsas 2e eeuw v.C.). Wat verhalende voorstellingen betreft figureert Aphrodite met name op vazen, mozaïeken en wandschilderingen in de epische scènes waarin zij een rol speelt, zoals het Paris-oordeel, de Trojaanse oorlog en met Iason, het liefdesspel met Ares en het smeden van Aeneas' wapenen door Hephaistos. Als stammoeder van de eerste keizerlijke dynastie, die der Iulii (»Aeneas), geniet zij in Rome een grote verering. De Venus-iconografie is ontleend aan klassiek-Griekse en hellenistische voorbeelden. Naast de officiële traditie bloeit de genre-uitbeelding in literatuur en kunst als symbool van zinnelijke liefde. In de portretkunst vinden we voorbeelden van vrouwen die zich als Venus hebben laten uitbeelden, bijvoorbeeld keizerin Faustina, echtgenote van Antoninus Pius die als Ares/Mars is uitgebeeld; bij privé-portretten gaat het naar alle waarschijnlijkheid slechts om beeltenissen van gestorvenen, omdat men zich bij leven niet in de gedaante van een god mocht laten portretteren. Aphrodite staat in de middeleeuwen in de regel in een ongunstig daglicht. Zo is zij in Prudentius' Psychomachia uit de 5e eeuw n.C., een traktaat over de strijd tussen deugd en ondeugd, symbool van de zondigheid. Voorts is zij symbool van of valt zij welhaast samen met personificaties van de wellust (Luxuria, Voluptas, Libido). In de hoogmiddeleeuwse romans met antieke thema's en in de vagantendichtkunst treedt ze naar voren als personificatie van de liefde. In de laatmiddeleeuwse minnezangen, bijvoorbeeld The King's Quair van James i van Schotland (1421) wordt zij aangeroepen en verschijnt ze in persoon. In Duitse en Nederlandse werken valt zij enigszins samen met ‘Vrouw Minne’. In de middeleeuwen wordt Aphrodite voorts in voorstellingen van planeten opgenomen, bijvoorbeeld aan de klokketoren van de dom te Florence in een reliëf van een leerling van Pisano ca. 1340. Deze beeldvorming loopt door tot in het werk van renaissance-kunstenaars als Perugino ca. 1503 en Mantegna samen met Costa ca. 1506: Aphrodite staat er tegenover Athena (wijsheid) en Artemis (kuisheid). In het motief van ‘Herakles op de tweesprong’ is het soms Aphrodite die staat voor een van de beide mogelijkheden waaruit Herakles kan kiezen: de aardse en zondige genoegens. In de schilderkunst en het denken van de renaissance is de associatie tussen de naakte Aphrodite-gestalte en de ondeugd of wellust niet langer vanzelfsprekend. Neoplatoonse auteurs zoals Ficino grijpen terug op het al door Plato gemaakte onderscheid tussen Aphrodite Ourania (Venus Coelestis, die tot de immateriële sfeer behoort) en Aphrodite Pandemos (Venus Vulgaris, de Zinnelijke Liefde, verwezenlijking van de opperste schoonheid in de stoffelijke wereld). Een schilderij ca. 1515 van Titiaan in de Villa Borghese te Rome wordt meestal geïnterpreteerd als voorstelling van deze gedachte: Venus Vulgaris is een rijkgeklede gestalte, Venus Coelestis een naakte. Daarnaast is in die periode eveneens een ontwikkeling te constateren waarin het voornaamste doel van de uitbeelding van Aphrodite de studie van het naakt is of van het vrouwelijk schoon op zich. Het gaat dan om een liggende Venus, van Giorgone ca. 1510, Palma il Vecchio ca. 1513, Titiaan 1538 (Venus van Urbino) en 1548, Sustris ca. 1540 (Rijksmuseum Amsterdam), Van Heemskerck 1545 en J. Massys 1561 tot Canova 1808 (een beeld van Paolina Bonaparte als Aphrodite), Brooks 1916-19 en Delvaux 1944; om de klassieke Venus Pudica (bijv. werkplaats Botticelli driemaal ca. 1486-90 en Renoir 1914); om Venus Victrix (Böcklin 1895, Renoir ca. 1910 in Park Middelheim te Antwerpen); om Aphrodite die toilet maakt, veelal uitgerust met een spiegel (bijv. Giovanni Bel- | |
[pagina 45]
| |
lini 1415, een schilderij uit de School van Fontainebleau midden 16e eeuw, Paolo Veronese ca. 1580, Liss 1625, Velázquez ca. 1650 en Boucher 1751). In verschillende houdingen is Aphrodite te vinden in het werk van Lucas Cranach vanaf 1509. De geboorte uit de zee is afgebeeld door onder meer Rubens ca. 1615, Boucher 1740, Cabanel 1863, Moreau 1868, Bouguereau 1879 en Redon 1890 en 1910. Botticelli schildert rond 1484 hoe Aphrodite door de wind over zee naar Cyprus of Kythera wordt gevoerd. Dit thema vinden we ook bij Jan Toorop 1890 en Matisse 1930 en 1932 (bronzen beeld). Het motief van de Aphrodite Anadyomene is terug te vinden in beeldhouwwerken van o.m. Giambologna ca. 1567 en 1570 (in een fontein in de Boboli-tuin in Florence), Danti ca. 1570 en Canova 1812, en in schilderijen van o.m. Titiaan ca. 1520, Chassériau 1838, Ingres 1848, Corot 1870 en Böcklin 1872 en 1872-73. De overbekende ‘Venus van Milo’ (Melos) is door Dalí 1934 voorzien van schuifladen (Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam). De Aphrodite-figuur kan allerlei allegorische betekenissen krijgen in afbeeldingen met »Eros en met »Ares. Tot de verhalende scènes waarin Aphrodite in de nieuwe tijd dikwijls wordt afgebeeld behoren: het oordeel van »Paris; het bezoek aan de smidse van Hephaistos en het overhandigen aan »Aeneas van de daar gesmede wapenen zodat hij de strijd tegen Turnus kan opnemen, en Aphrodites verhoudingen met »Adonis. Gaat het hier veelal om een voortborduren op mythische/epische motieven, andere thema's zijn inventies van de renaissance en de barok. Zo zijn er in de schilderkunst van de Lage Landen talrijke uitbeeldingen van een zinspreuk van Terentius: ‘Sine Cerere et Libero (= Bacchus/Dionysos) friget Venus’ (zonder spijs en wijn verkilt Venus - de liefde): onder meer Spranger ca. 1590, Hans van Aken ca. 1600, gravures van en naar Goltzius tussen 1595 en 1600, Cornelis van Haarlem 1614 en 1624, Jordaens ca. 1616 (Museum voor Schone Kunsten Gent) en Van Honthorst ca. 1623. Op dit thema, waarbij gewoonlijk wordt afgebeeld hoe Demeter/Ceres en Dionysos/Bacchus/Liber Aphrodite van het nodige voorzien of als personificaties van de spijs resp. de drank Aphrodite bijstaan, geeft Rubens 1614 een variant met als titel ‘Venus Frigida’ (Kon. Museum voor Schone Kunsten Antwerpen): een satyr die de rillende Aphrodite en haar zoontje Eros met spijs en drank te hulp komt. In de emblematiek werkt de oude personificatie van de wellust en de zonde in de gestalte van Aphrodite door. Daarnaast personifieert Aphrodite ook wel de vrouw die juist deugdzaamheid betracht: Aphrodite met haar voet op een schildpad of met geketende voeten en blinddoek staat voor de deugdzame huisvrouw die uitsluitend aandacht heeft voor haar huiselijke taken. Ook in de literatuur is het hele scala van connotaties te vinden, zodat de naam van Aphrodite/Venus valt in verband met de liefde en de passie in al haar ontwrichtende en stichtende werkingen, in haar hogere en lagere verschijningsvormen. Zo wordt zij oneindig vaak aangeroepen in de 16e- en 17e-eeuwse liefdeslyriek en treedt zij talloze malen op in bruiloftsgedichten uit die periode. Op andere wijze wordt zij soms behandeld in de literatuur van de 19e eeuw. Swinburne geeft aan zijn gedicht 1866 over heidense schoonheid, hartstocht en wreedheid de titel Laus Veneris; en Rachilde schrijft in 1884 een roman over het ideaal van de androgynie onder de titel Monsieur Venus. Aphrodite is de enige antieke mythologische figuur in het oeuvre van Wagner: in Tannhäuser 1845 tracht Venus de titelheld te bewegen tot een voortgezet verblijf op haar ‘Venusberg’. Orff schrijft een opera Trionfo di Afrodite 1953. Clark 1956; Elderkin 1941; Fehl 1974; Friedrich 1978; Gombrich 1972; Hemelrijk 1985; Schilling 1982; Simon 1957. |
|