Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdEros(Lat. amor of cupido) wordt door Hesiodos onder de oerkrachten geschaard naast Chaos en Gaia. Door hem komt de verbinding tussen de oermoeder Gaia en de oervader Ouranos tot stand. Bij Homeros is het woord Eros aanduiding voor behoefte aan eten, drinken, slapen en vrijen. Hij is in de oudste tijden symbool van de vleselijke liefde waardoor het voortbestaan van mensen, dieren en planten verzekerd is. Later wordt Eros beschouwd als de zoon van Aphrodite en Hermes of van Aphrodite en Ares. Ook andere genealogieën zijn bekend. De god wordt voortdurend gezien in relatie met Aphrodite en geldt als de uitvoerder van haar bevelen. Hij maakt mensen verliefd door pijlen met een gouden punt in hun hart te schieten, waardoor hij vaak ontwrichtend weet te werken. Ongelukkige liefdes veroorzaakt hij bijvoorbeeld bij »Medeia en bij »Dido. Ovidius verhaalt hoe Eros een pijl met loden punt zendt naar »Daphne, die van de liefde dan niets meer moet hebben, en een goudgepunte pijl naar Apollo, die dientengevolge in liefde ontsteekt. De dichter vertelt voorts dat Aphrodite, haar zoontje omhelzend, geschramd werd door een pijl. Het gevolg was dat ze reddeloos verliefd werd op »Adonis. Eigen mythen zijn voor Eros niet bekend, op de liefdesgeschiedenis met »Psyche na. De (half)broer Anteros, zoon van Ares, personificatie van de tegenliefde, speelt in de oudheid geen belangrijke rol. In de filosofie van Plato is Eros het ordescheppende principe door wie het goede bereikt kan worden.
Eros wordt in de vroege kunst als een volwassen man voorgesteld, vanaf de 5e eeuw meer en meer als een jongen met vleugels, gewapend met pijl en boog. Vanaf het hellenisme wordt hij een genrefiguur en kan hij in grotere aantallen tegelijk optreden, bijvoorbeeld in het gevolg van Aphrodite in Het graf van Adonis van Bion van Smyrna 2e eeuw v.C. (de latere putti). Hij is dan in gezelschap van Aphrodite of andere met haar verbonden goden. Zo speelt hij met de wapens van Ares of met de knots van Herakles en zien we zelfs verkoopsters van Eroten. Met een omlaaggehouden fakkel is hij voorgesteld in de functie van genius van de dood. | |
[pagina 103]
| |
Druivenoogstende en wijnmakende Eroten gecomponeerd in ranken rond de Herfst, midden 4e eeuw n.C., plafondmozaïek in de Santa Costanza te Rome. De voorstelling verwijst naar het beeld van Christus als de wijnstok.
| |
[pagina 104]
| |
Hij komt in alle vormen van de kunst vanaf de archaïsche tijd voor, met name in het hellenisme. Lysippos maakte 330-320 v.C. een veel gekopieerd beeld van de boogschietende Eros. Als tuinbeeld kennen we de jongen in hellenistische tijd, worstelend met voor hem eigenlijk veel te grote dieren, bijv. met een gans (van Boëthos, rond 150 v.C.), of als ‘Herakliskos’ (kleine Herakles). Een strijd tussen Eros en Pan, symbolisering van de strijd tussen hemelse (hogere) en aardse (lagere) krachten, is in de schilderkunst en mozaïek tot in de late oudheid geliefd, bijvoorbeeld in de 4e-eeuwse villa te Piazza Armerina (Sicilië); vaak zijn Aphrodite en Ares daarbij aanwezig. In de middeleeuwen zijn voorstellingen van Eros talrijk, bijvoorbeeld op gotische bruidskistjes en in handschriften met minnepoëzie. In specifiek christelijke zin treden ze naar voren als personificaties van de vleselijke liefde tegenover de liefde tot God. In de nieuwe tijd staat Eros voor de liefde in al haar vormen en verwikkelingen. Een sluimerende Eros duidt op het ontbreken van liefdesverlangen (bijv. op Adonis-voorstellingen). Soms versterkt hij met zijn aanwezigheid de erotische strekking van een bepaald tafereel (het Danaë-schilderij van Titiaan ca. 1545). Wanneer hij huilend is afgebeeld (zoals op het Danaë-schilderij van Rembrandt 1636) staat hij voor de gedwongen kuisheid. Wanneer Eros streng wordt aangepakt door Aphrodite of anderen, betekent dat een beheersing van het lukraak toeslaande, ontwrichtende, onbeheerste liefdesverlangen. Het kan gaan om een streng toespreken door Aphrodite, die haar zoontje ook wel bestraft door hem tikken toe te dienen: beeldje van Riccio begin 16e eeuw; fresco van Rosso Fiorentino 1535-40 te Fontainebleau. Dikwijls ontwapent Aphrodite hem door zijn boog weg te nemen: Cambiaso 1568, Veronese ca. 1580, Reni ca. 1626, Watteau ca. 1715. Ze kan hem ook krachteloos maken door zijn vleugels te binden (Fragonard ca. 1750) of te verbranden (Susini in een beeldje 1639). Maar ook anderen dan Aphrodite kunnen tegen Eros optreden. De drie Chariten, de Gratiën, kunnen hem ontwapenen door hem zijn pijlen en boog te ontnemen (Bourdelle, fresco 1912 in het Théâtre des Champs-Elysées te Parijs) of hem te ketenen met bloemenstrengen of rozetakken (schilderijen van Natoire en Boucher 1738, een reliëf van Thorwaldsen 1831). Ook Artemis' nimfen kunnen hiertoe overgaan: schilderijen van Vleughels 1720, Angelica Kauffmann ca. 1777, Corot 1857. De relatie met de kuise godin wordt uitgedrukt in een beeldengroep van Stone 1636 voor het kasteel te Windsor: Artemis rust, na Eros zijn pijl en boog te hebben ontnomen. Twee Eroten, zeker indien in oppositie tot elkaar of zelfs vechtend met elkaar, zijn uitbeelding van Eros en Anteros, die in de renaissance te boek komen te staan als symboliseringen van vleselijke en geestelijke liefde. Zo zijn er schilderijen van Mantegna begin 16e eeuw, Sodoma midden 16e eeuw en Reni ca. 1623. Het aantal afbeeldingen van de twee Eroten loopt in later tijd duidelijk terug, maar de literaire belangstelling blijft levendig: een komedie van Calderón 1652, een toneelscène van Jonson 1643, een gedicht van Nerval 1854. Wanneer een der twee Eroten geblinddoekt wordt, is het de vleselijke liefde die door de geestelijke wordt overwonnen: de geblinddoekte Eros staat voor de wellustige liefde. Wanneer het jongetje zich ontdoet van de blinddoek krijgt de hogere liefde de overhand: aldus bijvoorbeeld bij Baldung Grien 1524 (Museum Kröller-Müller Otterlo), Lucas Cranach ca. 1530 (Eros staat op de werken van Plato en neemt de blinddoek af) en Titiaan ca. 1515-16. Eros die Pan bevecht en overwint geldt in de nieuwe tijd niet alleen als uitdrukking van de overwinning op de lage lusten (Pan), maar symboliseert eveneens de suprematie over de natuur in het algemeen. Paolo Veronese 1570 stelt deze dubbele karaktertrekken voor door middel van twee honden: terwijl de ene rustig aan Eros' voeten zit, moet de andere getemd worden. De beeldhouwer Bandinelli 1545 stelt Eros | |
[pagina 105]
| |
tegenover Apollo, welke laatste dan de ratio vertegenwoordigt, de eerste uiteraard de zinnelijkheid. De overwinning van Eros (naar Vergilius' uitdrukking ‘Omnia vincit Amor’) is dus, zeker als het gaat om de overwinning op Pan of een satyr, de overwinning op de zinnelijke lusten door de geest. In deze traditie staan werken van Filarete (reliëf ca. 1440 aan de bronzen deur van de Sint-Pieter te Rome), fresco's van Agostino Carracci 1592 in het Palazzo Masetti te Bologna en van Annibale Carracci tegen 1600 in het Palazzo Farnese te Rome, schilderijen van Caravaggio en Baglione 1602. In later tijd worden andere ‘overwonnenen’ opgevoerd om de overwinning op het lagere tot uitdrukking te brengen, zoals de wilde dieren op het schilderij van Gérôme 1899. Evenals in de oudheid is de Eros met omgekeerde toorts symbool van de dood, preciezer soms van de beëindiging van de aardse genoegens, bijv. in grafmonumenten als dat voor de Stuarts van Canova 1819 in de Romeinse Sint-Pieter. De putto is overigens in veel gevallen niet meer dan een genrefiguur, vaak ook gebruikt voor de voorstelling van engelen. Ook het 18e-eeuwse Manneken Pis in Brussel is een Eros. Beter herkenbaar is de beroemde Eros van Alfred Gilbert 1886-93 op Piccadilly Circus te Londen. In de vroege 16e eeuw is het thema populair van Eros die bij een poging om honing te stelen is gestoken door een bij en troost zoekt bij zijn moeder Aphrodite. Het zijn uitbeeldingen van een aan Anakreon (6e eeuw v.C.) toegeschreven maar uit later tijd stammend gedichtje waarin Aphrodite zegt dat Eros' pijlen niet minder steken dan de beten der bijen, en dat hij nu kan weten wat hij teweegbrengt. Het thema maakt eerst opgang in de Duitse renaissance: een tekening van Dürer 1514 en een reeks variaties en versies van Lucas Cranach na 1530 (o.m. Museum Kröller-Müller Otterlo en Kon. Musea voor Schone Kunsten Brussel). Voor later tijd zijn te noemen een beeld van Bouchardon 1750, vier schilderijen van West laatste kwart 18e eeuw en een reliëf van Thorwaldsen 1809. Ronsard 1553, Belleau 1556, Watson 1582, Tasso 1586, Spenser 1595 en Guarini 1598 zorgen met hun gedichten, bewerkingen soms van het Anacreontische gedicht, voor verspreiding van het tot in de 18e eeuw (Bilderdijk 1797, Leopardi 1816) bekende literaire thema. Tenslotte is er dan nog het tafereel van de opvoeding van Eros door zijn moeder Aphrodite, in samenwerking met de god Hermes, die hier niet naar voren treedt als mogelijke vader van Eros maar als symboolfiguur voor opvoeding, kunde, beschaving. Deze allegorische constellatie gaat terug op passages bij Bion en Loukianos. Tot de vroegste afbeeldingen behoren een schilderij van Correggio ca. 1525 en een reliëf uit het atelier van Giulio Romano ca. 1530 voor het Palazzo del Te te Mantua. Daarna zijn er afbeeldingen overwegend in de Franse en Italiaanse schilderkunst tot in de 19e eeuw. Ook buiten verhalende of allegorische context is het knaapje vanaf de renaissance tot in de rococo een geliefd motief. Zo is hij zijn boog aan het snijden op een schilderij van Parmigianino ca. 1543 (nageschilderd door Heintz ca. 1603 en Rubens 1614) en in een beeldhouwwerk van Bouchardon 1740. Eros/Amor/Cupido is in de literatuur uiteraard de standaard-aanduiding voor de liefde in het algemeen. Vondels De Jaght van Cupido 1607 is een minnedicht in mythologische traditie. Platen gebruikt het beeld van Anteros in een gedicht van ca. 1812 voor de uitdrukking van zijn liefdesverdriet. De vondst in 1759 van een Romeinse wandschildering van een verkoopster van Eroten in de Villa van Ariadne te Stabiae leidde tot talrijke bewerkingen: in de eerste plaats het schilderij van Vien 1763, voorts porselein (Meissen en Wedgwood) en appliqués op meubels. Albert 1979; Hartmann 1969; Kunstmann 1964; Lunsingh Scheurleer 1936-37; Niccoli 1989; Panofsky 1933 en 1962; Schenkeveld-van der Dussen 1975; Söldner 1986; Stuveras 1969; Verbrugge 1978. |
|