Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdErinyen(Lat. furiae, ook wel Dirae, Ned. Furiën), onderaardse wraakgodinnen, geboren uit het bloed dat na de ontmanning van »Ouranos op de aarde (Gaia) druppelde. Ze maken dus deel uit van de voor-Olympische godengeneratie. Volgens een andere overlevering zijn zij dochters van Nyx (de nacht). Hun aantal blijft voorshands onbepaald, maar wordt sinds een vermelding bij Euripides gesteld op drie, die later namen krijgen: Alekto, Teisiphone en Megaira. Ze kastijden degenen die de orde der dingen schenden. In het bijzonder maken ze meedogenloos jacht op degene die een moord heeft gepleegd, zeker als het gaat om een moord op ouders of andere verwanten. Wat ook de drijfveer of rechtvaardiging is geweest, als gemene slangen achtervolgen ze de betrokkene, drijven hem tot waanzin of zorgen ervoor dat andere stervelingen wraak op hem nemen. Zo laten ze de koningin van Kalydon Althaia in een vlaag van blinde woede het leven beëindigen van haar zoon »Meleagros, nadat deze zijn ooms heeft gedood, en achtervolgen ze »Alkmaion na de moord op zijn moeder Eriphyle. Uiterst fel jagen ze »Orestes voor zich uit, die toch op aanwijzing van Apollo zijn moeder Klytaimnestra heeft gedood, zoals we weten uit Euripides' Orestes. In het derde deel van Aischylos' Orestes-trilogie, Eumeniden, zijn zij het schrikwekkende koor dat Orestes geen gemoedsrust gunt. In het genoemde stuk van Euripides wordt de hoofdpersoon door hen op de rand van de waanzin gebracht. Aischylos schildert hoe Orestes door Apollo in bescherming wordt genomen tegen de Erinyen en hoe hij tenslotte door de Atheense jury-rechtbank de Areiopagos wordt vrijgesproken dankzij de doorslaggevende stem van de godin Athena. De benaming ‘Eumeniden’ (goedgezinden) is hetzij een eufemisme waarmee de boze krachten van de Erinyen worden bezworen, hetzij - zo bij Aischylos - een uitdrukking van de uitschakeling van deze boze krachten, nu de rechtspraak in de plaats is getreden van de blinde kastijding door de Erinyen. In de antieke verbeeldingswereld wordt het verblijf van de Erinyen van oudsher gesitueerd onder de aarde. Naarmate zich een notie vormt van een ‘hiernamaals’ waarin zielen worden gestraft, gaan de godinnen der wrake daarin functioneren. Zo schrijft Ver- | |
[pagina 101]
| |
gilius dat ze in de Tartaros de zielen geselen en verschrikken. In de vroege Griekse kunst is te zien hoe de moordenaar in gewetensnood wordt gebracht door de vermoorde zelf, die als slang wordt afgebeeld: op vazen uit de 6e eeuw v.C. zien we Eriphyle als slang Alkmaion belagen, en Klytaimnestra in dezelfde gedaante Heinrich Füssli, Het visioen van Orestes, ca. 1800, potlood- en pentekening, gewassen, 43,2 × 57,5 cm, illustratie bij Euripides' Iphigeneia bij de Tauriërs. Privé-verzameling, Londen. Na de moord op Klytaimnestra wordt Orestes door de Erinyen opgejaagd.
Orestes in het nauw drijven. Als vanaf de 5e eeuw, naar is aan te nemen onder invloed van Eumeniden van Aischylos, die functie toevalt aan de Erinyen, die nu als personages worden gedacht, dragen ze slangen in de hand of in hun haar. Aldus belagen ze meestal Orestes. In de Romeinse kunst zijn ze op sarkofagen soms afgebeeld in samenhang met het Meleagros/Althaia-verhaal. Op Italische vazen treden ze op als straffers in de onder- | |
[pagina 102]
| |
wereld, in samenhang met onder meer Sisyphos en Ixion. In de 13e-eeuwse Roman de la rose van Jean de Meun en Guillaume de Lorris treden de Erinyen in gekerstende vorm op als uitvoersters van de helse straffen. In het Inferno-deel van Dantes Divina commedia ca. 1315 bewaken de angstwekkende, monsterlijke Erinyen de poort van Dis. In de literatuur van de nieuwe tijd worden ze vooral geëvoceerd door Engelse dichters, onder wie Drayton 1627, D.H. Lawrence 1916 en Aldington 1924. Goethe brengt de Erinyen ten tonele in het tweede deel van Faust 1828. Een opvallende expressie is een toneelstuk 1873 van Leconte de Lisle, met muzikale intermezzi van Massenet. Het door Dante beschreven tafereel is geïllustreerd door o.m. Botticelli ca. 1485, Flaxman ca. 1792, Blake ca. 1825 en Rauschenberg 1960. Op een schilderij van Füssli 1821 is de verdrijving van Alkmaion door de Erinyen voorgesteld. Rond de laatste eeuwwisseling treden de Erinyen, wrekend of dreigend, enkele malen naar voren in werken van Oostenrijkse en Duitse symbolisten: Stuck 1891, Klimt 1907 (plafondschildering op het thema recht en rechtswetenschap in de hal van de universiteit te Wenen). |
|