nimmer een blik op haar minnaar had kunnen slaan, hielden ze haar voor dat ze het bed mogelijk deelde met een monster.
Psyche kon haar angst en nieuwsgierigheid niet langer beheersen. Ze voorzag zich van een olielamp en van een mes waarmee ze haar echtgenoot, als het een monster zou blijken te zijn, zou kunnen doorsteken. Toen ze op een nacht de olielamp ontstak, ontdekte ze tot haar opluchting dat ze het bed deelde met een prachtige jongeling. Eros werd echter gewekt door een druppel gloeiende olie en verdween om niet terug te keren.
De wanhopige Psyche zocht haar bedgenoot overal, maar niemand wilde haar, object van de voortdurende jaloezie van Aphrodite, daarbij helpen. Uiteindelijk belandde ze bij de liefdesgodin zelf, die haar belastte met vernederende en schier onmogelijke taken. Op een gegeven moment moest ze bij de koningin van het dodenrijk, Persephone, een flesje schoonheidszalf ophalen. Ze kreeg het verzegelde flesje mee, maar kon op de terugweg haar nieuwsgierigheid niet bedwingen, opende het flesje, werd door de geur bedwelmd en geraakte in een slaap waaruit ze niet ontwaakte.
Intussen was de verliefde Eros op zoek naar Psyche. Hij vond haar slapend en wekte haar met een prikje van een van zijn vleugels. Ze werd door Hermes naar de Olympos gevoerd. Op Eros' verzoek bewerkstelligde Zeus een verzoening met Aphrodite en verleende hij Psyche onsterfelijkheid. Alle goden namen deel aan de feestelijke bruiloft van Eros en Psyche.
Dit sprookje over een gelukkige liefdesband na velerlei beproevingen is ons in de literatuur van de oudheid enkel overgeleverd door Apuleius (2e eeuw n.C.) in zijn Metamorfosen of De gouden ezel, maar moet blijkens afbeeldingen van eerdere datum oudere, waarschijnlijk Griekse wortels hebben.
De oudste voorstellingen van Psyche kennen we in de wandschilderkunst van Pompeii (1e eeuw n.C.), zij het dat zij nooit in een van de besproken scènes wordt uitgebeeld. Door haar bonte vlindervleugels is het meisje duidelijk gekarakteriseerd. Evenals Eros wordt zij een decoratieve figuur zonder specifieke functie. We vinden dan ook meer Psychai in één voorstelling, bijvoorbeeld als maaksters van bloemenkransen in het huis van de Vettii of als vereersters van Dionysos op een schildering in de villa van Ariadne te Stabiae. Uit Ostia en andere plaatsen zijn beeldengroepjes van Eros en Psyche in innige omhelzingen bekend, die teruggaan op een hellenistisch voorbeeld. De Romeinse sarkofagen (2e en 3e eeuw) zijn wel geïnterpreteerd als voorstellingen van het geluk na de dood dat door beproevingen is bereikt.
Het spreekt vanzelf dat dit verhaal, met als heldin een meisje dat als naam het Griekse woord voor ‘ziel’ en tevens ‘vlinder’ draagt, in de loop der eeuwen is voorzien van symbolische betekenissen. In de middeleeuwen doet vooral de christelijke uitleg opgeld, waarin het verhaal wordt vergeleken met de bijbelse zondeval: Psyche wordt gestraft voor haar zondige nieuwsgierigheid en ongehoorzaamheid. Al in de eerste hervertelling na het terugvinden rond 1350 van de tekst van Apuleius, die van Boccaccio in De genealogiis deorum gentilium 1350-60, staat deze christelijk-allegorische intentie voorop. In de humanistische literatuur van de Italiaanse renaissance (o.m. Ficino) en in de emblematiek van de 16e en 17e eeuw verschaft het verhaal vooral een beeld van de ‘amor divinus’: de tot vereniging met God leidende liefdesband tussen God en de sterfelijke. In associatie hiermee is er het beeld van de kus des doods waarmee God de sterveling opneemt in het hiernamaals. De beproevingen die Psyche moet ondervinden van de zijde van Aphrodite staan voor de kwellingen die wij aan deze zijde van de dood moeten ondergaan. Daarnaast biedt de stof materiaal voor een burleske presentatie van de liefdesgod die zelf verliefd wordt, en voor het ‘festa teatrale’-element van de afsluitende bruiloft van het tweetal.
Dit alles maakt het verhaal tot een geliefd