Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdDaphne,een nimf, dochter van de Thessalische riviergod Peneios of Ladon. Ovidius verhaalt hoe Eros Apollo met een gouden pijl verliefd maakte op het meisje, toen Apollo de liefdesgod met minachting had bejegend. Daphne, door »Eros met een loden pijl nu juist afkerig gemaakt van de liefde, beantwoordde de avances van de god niet en vluchtte voor hem weg naar de oevers van de rivier van haar vader. Toen Apollo op het punt stond haar te overmeesteren, gaf Peneios gehoor aan de smeekbeden van zijn dochter en veranderde hij haar in een laurier, aan welke boom zij ook haar naam (in het Grieks: daphne) gaf. De lauriertak werd het geliefde attribuut van Apollo.
Daphne is vanaf het hellenisme uit literaire bronnen bekend; pas het uitgebreide verhaal van Ovidius heeft haar beroemd gemaakt. De meeste afbeeldingen uit de oudheid vinden we op wandschilderingen in Campanië en op enkele laat-antieke mozaïeken, bijvoorbeeld in Tebessa (Algerije). Al in de middeleeuwen ontwikkelde dit verhaal van een onbeantwoorde liefde en van het zegevieren van de kuisheid zich tot een zeer geliefd motief in literatuur, theater en beeldende kunst. Benoît de Sainte-Maure besteedde er veel aandacht aan in zijn Roman de Troie ca. 1165, in een vertelling die geënt is op de geschriften van Dares en Diktys en die wordt nagevolgd door Guido delle Colonne in zijn Historia destructionis Troiae 1272-87. Daarna zijn er veel evocaties van het thema in het dichtwerk van Petrarca vanaf 1348, Froissart vanaf ca. 1370, Spenser vanaf 1590, Heywood vanaf ca. 1612, Marino vanaf 1614, is er een vertelling in Confessio amantis ca. 1390 van Gower, en zijn er toneelwerken van Sachs 1558, Lope de Vega 1635 (El Amor enamorado) en Calderón 1657. In de eeuwen daarna is het thema terug te vinden bij talloze dichters. Na enkele vroege uitbeeldingen - o.m. een reliëf van Filarete ca. 1440 op de bronzen deur van de Sint-Pieter te Rome, een schilderij van Pollaiuolo ca. 1467, een schilderij (uit de kring) van Giorgione eind 15e eeuw, een houtsnede van Dürer 1502, een fresco van Peruzzi ca. 1511 in de Villa Farnesina te Rome - is het thema met name populair in de late renaissance en de barok. Een kleine selectie: Tintoretto ca. 1541, Veronese ca. 1577, Poussin ca. 1625 en ca. 1665, Cecco Bravo ca. 1650, Maratti 1681 (Kon. Musea voor Schone Kunsten Brussel), Ricci 1703, Turner 1837, in de Lage Landen onder meer A. Bloemaert 1592 en 1593, Van Poelenburch tweede | |
[pagina 81]
| |
Gianlorenzo Bernini, Apollo en Daphne, 1622-24, levensgrote marmeren beeldengroep. Galleria Borghese, Rome.
| |
[pagina 82]
| |
kwart 17e eeuw (Kon. Musea voor Schone Kunsten Brussel) en Lairesse tweede helft 17e eeuw (Centraal Museum Utrecht). In de beeldhouwkunst is de groep van Bernini 1622-24 waarin de transformatie gevangen wordt, een belangrijke bron van inspiratie geweest. Het thema is ook aanwezig in de kunst van de 20e eeuw: bijv. schilderijen van Masson 1933 en De Chirico 1939 en meerdere werken van Zadkine vanaf 1946. Het verhaal speelt een belangrijke rol in de vroegste operageschiedenis. Reeds in 1597 werd een Daphne-libretto, van Rinuccini, op muziek gezet door Peri in samenwerking met diens Florentijnse opdrachtgever Corsi, en in 1608 door Gagliano in samenwerking met zijn vorstelijke opdrachtgever Ferdinando Gonzaga van Mantua. Deze opera's zijn verloren gegaan, zoals ook de eerste Duitse opera, van H. Schütz/Opitz 1627. Nadat het verhaal de stof had geleverd voor een aantal opera's van mindere betekenis in de 17e en 18e eeuw, werd in de bucolische tragedie van Strauss/Gregor 1938 op het motief teruggegrepen. Barnard 1975; Giraud 1968; Stechow 1932. |
|