Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdDanaïden.Danaos en zijn tweelingbroer Aigyptos zijn afstammelingen van »Io, die uiteindelijk haar toevlucht heeft gevonden in Egypte. Aigyptos heeft vijftig zonen; Danaos vijftig dochters, de Danaïden. Tussen de twee broers ontstaan spanningen, omdat (of zodat) Danaos een huwelijk tussen zijn dochters en de zonen van Aigyptos weigert. Danaos vlucht met zijn dochters naar Argos en stelt zich onder bescherming van koning Pelasgos. Om zich van de druk van de vijftig achtervolgende zonen van Aigyptos te bevrijden stemt Danaos alsnog toe in een huwelijk met zijn vijftig dochters, maar hij verschaft elk van hen op de huwelijksdag een dolk om daarmee hun echtgenoot in de huwelijksnacht te doden. Alle dochters geven aan deze opdracht gehoor, behalve Hypermestra, die het leven van Lynkeus spaart. Over het lot van de 49 overige Danaïden lopen de verhalen uiteen. Volgens sommige auteurs blijven ze ongehuwd, volgens anderen worden ze ten huwelijk geschonken aan de overwinnaars van speciaal daartoe uitgeschreven atletiekwedstrijden. Er zijn ook berichten dat ze uiteindelijk worden vermoord door Lynkeus die hiermee zijn broers wreekt. De Danaïden werden, mogelijk omdat ze zich niet hadden willen schikken in een huwelijk met de zonen van Aigyptos, na hun dood veroordeeld tot de eeuwige straf van het waterscheppen in bodemloze vaten.
Het verloop van de conflicten tussen Danaos en Aigyptos en tussen hun kinderen moet onderwerp zijn geweest van een aantal Griekse tragedies en komedies, maar alleen het eerste deel, Smekelingen, van een Danaïden-tetralogie van Aischylos bleef bewaard. Dit werk ging terug op een verloren gegaan epos Danaïs. Danaos en zijn dochters roepen de bescherming van Pelasgos in tegen de achtervolgende, op het huwelijk beluste zonen van Aigyptos. Hoewel Pelasgos twijfels heeft over de rechtmatigheid van het afwijzen van de geëiste huwelijken, verleent hij, zelfs onder de dreiging van een oorlog met de zonen van Aigyptos, de gevraagde bescherming: hij wil Argos niet bezoedeld zien door de collectieve zelfmoord waarmee de Danaïden dreigen, en wil bovendien de heilige plicht om vluchtelingen bescherming te bieden niet verzaken. De Danaïden treden na de oudheid voor het eerst naar voren in de compendia met daden van fameuze vrouwen: Boccaccio's De mulieribus claris ca. 1370, Chaucer in The Legend of Good Women ca. 1386, later Heywood in zijn Nine Books of Various History Concerning Women 1624. In de opera-libretti gaat het in de eerste plaats om de verhouding tussen Hypermestra en de door haar niet in de tweestrijd tussen haar vader en haar oom geslachtofferde Lynkeus: een verhouding die in de antieke literatuur een neerslag had gevonden in Ovidius' Heroides: een ‘brief’ van Hy- | |
[pagina 80]
| |
permestra aan Lynkeus. Zo zijn er opera's van Cavalli/Moniglia 1658 en van Vivaldi/Salvi 1727 en werd een Ipermestra-libretto van Metastasio op muziek gezet door onder meer Hasse 1744, Gluck 1742, Jommelli 1751 en nog minstens twintig andere opera-componisten. Salieri 1784 schreef de muziek bij een libretto van Rollet & Tschudy: een extravagante opera waarin èn de 49 moorden èn de bestraffing van de Danaïden in de onderwereld op het toneel worden gebracht. De bestraffing vinden we pas in hellenistische teksten. Ook in de beeldende kunst van de oudheid komt deze scène eerst aan het eind van de 4e eeuw voor op vazen en grafreliëfs uit Tarente (bijv. Allard Pierson Museum Amsterdam). Zes bronzen beelden van Danaïden in het Museo Nazionale te Napels, gevonden in de Villa dei Papiri te Herculaneum, van het begin van onze jaartelling sierden een fontein. In de nieuwe tijd is van dit thema weinig terug te vinden in de kunst: tekeningen van Le Brun ca. 1690 en Khnopff 1892; schilderijen van Kremser-Schmidt 1785, Waterhouse 1906 en Singer Sargent 1925 (onderdeel van een reeks muurschilderingen in het Museum of Fine Arts te Boston); beeldhouwwerken van Rodin 1885 en Brancusi 1909. |
|