Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| |
Kronos(Lat. saturnus), de jongste zoon van Gaia (de aarde) en Ouranos (de hemel), echtgenoot van Rheia; aanvoerder der Titanen. Hesiodos beschrijft hoe Ouranos bij Gaia tegen haar wil talloze kinderen verwekte: de »Titanen, de Hekatoncheiren (‘Honderdhanden’) en de »Kyklopen. Hij toonde zich een wrede vader door zijn kinderen op te sluiten in het binnenste van de aarde. Gaia vond alleen haar zoon Kronos bereid tot opstand tegen Ouranos. Zij gaf hem een sikkel waarmee hij zijn vader ontmande toen deze zich over Gaia uitstrekte. Het geslachtsorgaan van Ouranos werd in zee geworpen. Kronos ontpopte zich echter als een wrede opperheerser, die op zijn beurt de Hekatoncheiren en Kyklopen weer opsloot onder de aarde. Hij trouwde met een zuster, de Titanide Rheia, en verwekte bij haar Hestia, Demeter, Hera, Hades, Poseidon en tenslotte Zeus. Maar omdat Kronos van Ouranos en Gaia te horen had gekregen dat hij door een van zijn kinderen van de heerschappij zou worden beroofd, verslond hij ze onmiddellijk na de geboorte. Alleen »Zeus ontsnapte door een list van Rheia aan dit lot. Deze bond later de strijd aan tegen Kronos en de Titanen en sloot hen na het behalen van de overwinning op in de Tartaros, onder bewaking van de door hem bevrijde Hekatoncheiren. Volgens een traditie, weergegeven door Pindaros, zou het later zijn gekomen tot een verzoening tussen Zeus en Kronos. Die betoonde zich vervolgens, residerend op het ‘eiland der gelukzaligen’, een goede koning in de mythische Gouden Tijd, de beste periode die de mensheid heeft gekend. Het is een mogelijke verklaring voor de associatie van Kronos met de god van Italiaanse bodem, Saturnus, aan wie van oudsher een donker karakter werd toegeschreven, maar die eveneens te boek stond als god van landbouw, wetgeving en (dientengevolge) voorspoed en als voorvader van de koningen van Latium. Die dubbele aard duidt de overgang van chaos naar orde aan, welke hij in zijn koningschap tot uitdrukking had gebracht: hij schonk zijn land beschaving, landbouw en wijnbouw, vanwaar zijn attributen, sikkel en zeis. Van oudsher werd Kronos bovendien, vermoedelijk uit verwarring, gelijkgesteld met Chronos, de tijd.
In de Griekse en hellenistische kunst draagt Kronos het mes waarmee hij zijn vader ontmand heeft en dat voor de graanoogst gebruikt wordt. Hij is een oude man met baard, die met zijn mantel zijn hoofd bedekt houdt. Op een Romeins reliëf is het bedrog van Gaia voorgesteld. De in Rome belangrijke en oude Saturnus-cultus vond in de tijd van het wintersolstitium zijn hoogtepunt in de Saturnalia, welk feest door de christenen vervangen is door dat van de geboorte van Christus. Afbeeldingen van de god zijn weinig talrijk en soms moeilijk herkenbaar. De Kronos-gestalte heeft in de loop der tijden dus vele aspecten gekregen: de ontmanning van zijn vader; de verslinding van zijn kinderen; de gelijkstelling met Chronos; de contaminatie van de sikkel als instrument voor castratie en, naast de zeis, voor de landbouw, met de instrumenten waarmee de Tijd de levenden wegmaait; Saturnus als onheilspellende gestalte èn als personificatie van cultuur en intellect. Al deze elementen leidden tot een uitermate ingewikkelde uitwerking van Kronos/Chronos/Saturnus in iconografie en denken vanaf de vroege middeleeuwen tot in de nieuwe tijd. Vanwege zijn sinistere karaktertrekken wordt hij in de anti-joodse volksliteratuur van de 14e en 15e eeuw beschouwd als de koning der joden. De oude associatie met Chronos verklaart in de tot in de barok reikende grafiek en emblematiek de uitbeelding van de Tijd: somber ogend, op leeftijd, maar met een stevige gestalte, uitgerust met zeis of sikkel. Soms vreet de Tijd de dingen aan en verslindt hij de mensen. In de leer van de temperamenten, die samenhangt met die van de vier elementen en | |
[pagina 175]
| |
Petrus Paulus Rubens, Kronos verslindt een van zijn kinderen, ca. 1636-37, doek, 180 × 87 cm. Museo del Prado, Madrid.
| |
[pagina 176]
| |
de seizoenen, staat Kronos/Saturnus voor de sombere herfst van het leven, voor de zwartgalligheid, de ‘Saturnine mood’, de melancholie en in aansluiting daarop voor het zwaarmoedige streven naar het onbereikbare en het tot intellectuele of artistieke creaties leidende gepeins. Zodoende laat op Dürers beroemde gravure ‘Melencolia i’ 1510 de vrouwelijke personificatie van de melancholie haar donkere gelaat steunen op haar hand, een pose die door Saturnus in de antieke kunst reeds wordt aangenomen. Ook is ze voorzien van een aantal attributen die horen bij Saturnus (een geldbuidel bijvoorbeeld) of die verwijzen naar de intellectuele scheppingskracht. Voor zover in de schilderkunst van de nieuwe tijd wordt teruggegrepen op het bij Hesiodos te vinden verhaal, gaat het vrijwel steeds om het verslinden door Kronos van zijn kinderen, bijv. Vasari ca. 1558 (als onderdeel van een serie Saturnus-fresco's in het Palazzo Vecchio te Florence), Van Heemskerck ca. 1545 in een nu verspreide cyclus met mythologische en oudtestamentische gestalten, Rubens ca. 1636-37 en Goya ca. 1798. Afbeeldingen van Kronos/Chronos als de Tijd, voorzien van een grote zeis, zijn in de barok talrijk in grafiek, schilderkunst en beeldhouwkunst (de grafkunst vooral). Als personificatie van de Tijd kan hij in combinatie met andere personificaties deel uitmaken van de meest uiteenlopende allegorieën. Enkele voorbeelden slechts. Paolo Veronese schilderde ca. 1580 in de Fondaco dei Tedeschi in Venetië een lofprijzing van Duitsland (overgebracht naar Berlijn en daar verloren gegaan), waarin Kronos/de Tijd de Religie helpt de Ketterij te verslaan. Vouet schilderde ca. 1640 hoe Kronos/de Tijd wordt overwonnen door de Liefde (Eros en Aphrodite) en de Hoop. Van de hand van Gros 1827 is er een plafondschildering in het Louvre te Parijs waarin Kronos/de Tijd de Waarheid voert naar de Wijsheid in de persoon van Athena. Van zijn grote plannen voor een epos Kronos voltooide Kloos slechts een deel over Ganymedes. Van de Woestijne publiceerde in 1900 een fragment van een episch gedicht over de verhouding van de god met zijn vrouw, waarin de eerste na de liefdesdaad steeds ontgoocheld blijkt. Van Slauerhoff is er een gedichtenbundel Saturnus 1930. Chastel 1946; Greifenhagen 1935; Klibansky/Panofsky/Saxl 1964; Krause 1983. |
|