Alle de brieven. Deel 9: 1692-1694
(1976)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:Lofdicht op L. Aansporing om het onderzoek over de voortplanting van de vlo te publiceren. | ||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is gebaseerd op [A]. | ||
Letter from Pieter Rabus
| ||
Published in:
| ||
Summary:Panegyric on L. Request to publish the investigation about the procreation of the flea. | ||
Remark:The text as here printed is based on [A]. | ||
MIJN HEER,
IS 't mijne voorspelling niet geweest, dat ik te RotterdamGa naar voetnoot1) noch in uwe kijkglazen zoude bezig zijn? Geloof my, 'k hebbe niet alleenlijk geduerende mijn wederkeeren na huis geen ander voorwerp van gedachten gehad, dan de gestadige erinnering van de by UE geziene wonderen, en verborgentheden der Nature, maar d'indrukselen van alle die gezichten speelden des nachts met d'allerwenschelijkste vermakelijkheden my slapende zoo vast voor oogen, min noch meer, als of ik in uw saletGa naar voetnoot2) was: en op deze uere geniete ik een zielverlustigingGa naar margenoot+ door alle die denkbeelden; 'k wil zeggen, in dezen morgenstond komt my ik wete niet welk een dichtlust bekruipen, en aanporren, omme uw zeldsaam vernuft, ware het doenlijk, door vaarzen te verheerlijken.
DoorziendeGa naar voetnoot3) Man, die 't alvermogen
Der Godheid ziet met andere oogen
Als 't menschdom van alle eeuwen deed,
Hoe krijg ik nu bequameGa naar voetnoot4) klanken
Om u na waarde te bedanken,
Voor uwe gunst aan my besteed.
Uw' glaze sleuteltjesGa naar voetnoot5) ('k mag spreken
Met Huigens) fix om op te stekenGa naar voetnoot6)
Het zware nachtslot van Natuur,
Gaat nimmermeer uit mijn gedachten.
'k Zag, datGa naar voetnoot7) mijn oog niet kon verwachten.
O Fenix-kijkerGa naar voetnoot8) vol van vuer!
| ||
DEAR SIR,
Did I not predict that I should be preoccupied with your magnifying glasses at RotterdamGa naar voetnoot1)? Believe me, during my return home my mind could do nothing else but constantly recall the wonders and hidden mysteries of Nature I had seen at your house. Not only that, but in my sleep during the night the images of the things seen, with all that was most desirable and diverting, were as clear to my eyes as if I were more or less in your studyGa naar voetnoot2); and at the present moment my mind is finding great pleasure in all those ideas. I willGa naar margenoot+ confess that at this early hour I am stimulated and roused by I know not what urge to glorify in verse, if that were possible, your rare genius.
O discerning man, you that view the omnipotence of the Godhead with eyes different from
those of mankind throughout the ages, how do I find the right words to thank you adequately
for the favour you bestowed on me?
Your little glass keyesGa naar voetnoot3) (to use the words of Huygens), able to open the heavy double
lock of Nature, are never out of my thought. I saw, O eminent and ardent observer, things
my eyes could not expect to see.
| ||
Mogt ik mijn oogen wel betrouwen,
Toen gy my konstig gaaft t' aanschouwen
Den wondren omloop van het bloed?
Ik moet, en wil, en zal het tuigenGa naar voetnoot9):
Voor dit gezicht moet alles buigen,
Wat een nieuwsgierig harte voed.
Bedrieg ik my? of slaan mijn zinnenGa naar voetnoot10)
Door alles heen? en raak ik binnen
't Geheim-vertrek van yder dier?
Door u vertoond zoo net, zoo klaarlijk,
Van top tot teen, zoo openbaarlijk,
In al zijn t' zamenhang en zwier.
En schijne ik, van u afgescheidenGa naar voetnoot11),
Nog met mijn oog alom te weiden
Door 't kleine rondje van uw glasGa naar voetnoot12),
't Welk t' duizend duizendst van een zantje,
't Minst vezeltje van telg of plantje
Volmaakt vergrootte zoo als 't was?
Dat is 't. Nu ben ik, afgezondert,
Te meer ontzet, te meer verwondert,
Als ik herdenke 't gene ik zag:
En met verbaastheid heb begrepen,
Wat uw vernuft (zoo net geslepen
Als 't glas) deed komen voor den dag.
Daar gy, niet zwerende in de woorden,
Die gy en ik voor dezen hoorden,
Een and'ren weg tot wijsheid baant,
En u in 't kijken niet laat storen
Van breede praters, naam-doktoren,
Of wie te blind is, of verwaand.
| ||
Could I really believe my eyes, when you showed me by your art the wondrous circulation
of the blood? I must, will and shall bear witness to it: in the presence of this spectacle
everything that feeds an inquisitive mind must bow.
Am I deceived? Or do my eyes pierce through everything, and do I enter the inner sanctuary
of every living creature, revealed by you so accurately, so clearly, so openly, from top to toe,
in all its relationships and grace.
And now that I am departed from you, I still seem to let my eyes roam everywhere [looking]
through the small circle of your magnifying glassGa naar voetnoot4), which magnified perfectly the thousand
thousandth of a grain of sand, and the smallest fibre of a shoot or plant, just as it was.
That's it. Now that I am separated from you I am the more astounded, the more surprised,
when I recall what I saw, and with amazement I realize what your genius (polished as
precisely as the glass) has brought to light.
Whilst you, not holding fast to doctrines which you and I learned earlier, open up another
path to wisdom, and allow no wordy talkers, no so-called scholars or the blind and conceited,
to interfere with your observations.
| ||
Elk diertje, van Natuur geschapen,
Voorzien met zijn byzonder wapenGa naar voetnoot13),
Hoe klein 't ook zy, verkiest zijn gaêGa naar voetnoot14),
En teelt zijn beeld in zeen of landen.
Deze onverbrekelijke banden
Behoeden 't wijd heel-al voor schaê.
En wil men d'Ouden dan gelooven,
Als om de waarheid te verdoovenGa naar voetnoot15),
Dat uit bederf ooit schepsel quam?
Dat 's taal om kind'ren meê te paayen:
Die stink-lucht moest haast overwaayenGa naar voetnoot16),
Zoo dra uw oog het proefstukGa naar voetnoot17) nam.
Beschouwer der verborgenheden!
Uw zien bevestigt ons met reden
Waar uit dit oud vooroordeel rees.
't Was dat men niet genoeg beschouwde,
't Was dat men al te licht betrouwde,
't Geen niemand ooit met regt bewees.
Maar gy, met praatjes niet te vreden,
Zijt in het onderzoek getreden
Van yder lichaams-deel. Gy deed
Baarmoeders voor u open leggen:
Bevinding was uw troost: geen zeggen.
O heerlijke arbeid, dus besteed!
De zuiv're liefde tot de waarheid,
Die zelden voor het menschdom klaar leit,
Dreef uwe ziel, beroemde man;
Zoo lang die blijft uw' gezellinne,
En gy geraakt zijt door haar minneGa naar voetnoot18),
Zult gy meer zien, als yemand kan.
Hier toe wil God zijn zegen geven,
En u een lang voorspoedig leven.
| ||
Every little creature of Nature, however small it may be, endowed with its own special
organsGa naar voetnoot5), chooses its mate and reproduces its like on land and sea. These indissoluble ties
preserve the wide universe from harm.
Are we then to believe the Ancients - as if to invalidate the truth - that life at one time
arose from putrefaction? That is language to beguile children with. This fog was bound
to be blown away as soon your eyes put it to the test.
O observer of hidden mysteries! Your observation has proved to us and given reasons how
this old prejudice arose. It was that people did not sufficiently observe, that they relied too
readily on what no one ever rightly proved.
But you, not content with empty words, undertook to examine every part of the body. You
caused wombs to be opened up before us. Discovery was your comfort, not hearsay. O
wonderful, devoted labour.
Pure love of truth, which seldom lies ready for man, inspired you, O famous man. As long
as truth remains your companion and you love her, you will see more than anyone else.
For this may God give his blessing and to you a long and prosperous life.
| ||
Ga naar margenoot+UE ziet, hoe de Dichters zig konnen kittelen, als hen wat fraais voorkomtGa naar voetnoot19). Maar, eer ik besluite, gedoog, waarde Heer, dat ik u bidde wat spoed te maken met uwe volwrochte beschouwing wegens de voorttelinge van de Vloo, my door UE voor een groot gedeelte vertoond. 'k Ben verzekert, dat het uwen edelmoedigen aart eigen is, de geheiligde waarheid (die UE, boven anderen, zulk een genadigen toegang tot haar gegunt heeft) zoo veel glorie by te zetten, als in uw vermogen is; doch ik erkenne daar benevens, dat de drieste domheid in deze, nochtans zoo kennis-rijke, tijd, onwaardig is van haarGa naar voetnoot20) bestraalt te werden, en van uw zweet gedient te zijn: waar uitGa naar voetnoot21) die gene, welken uwe brave ontdekkingen aan 't hart leggen, somtijds niet zonder vreeze zijn, of UE der moeyte mogt vervelen van deze uwe jongst-bewerkte uitvinding der Vloo-teelt voor de wereld bloot te leggen, dewijl men noch dagelijks die walgelijke stelling, van dat 'er dieren uit verrotting voort komen, moet hooren, niet alleenlijk van mannen, die pas voor matrozen den Oceaan der schepselbeschouwing bevaren, maar ook van zulke, die d'eernaam van bedrevene stierluidenGa naar voetnoot22) dragen, en hunne verrotte gevoelens, uit het oud HeidendomGa naar voetnoot23) voortgezet, in dezen later Christentijd niet willen verbannen. Maar om uwe wisse wetenschap van 't werk der nature in haar eensgezette wet wegens de voorttelinge van alle dieren klem te gevenGa naar voetnoot24), en den tegensprekers, dien de waan der bedervingeGa naar voetnoot25) te veel bedorven heeft, plotselijk den mond te stoppen, laat dog dat mensch-plagend beesje de Vloo in zijn wonderlijk maaksel en vorming, na zoo veel moeitens ondervonden, eenmaal ter drukpersse gaan, en geef den waardeerders van uwen naam in print ten besten, 't gene UE my door uwe vergrootglazen in wezen vertoond hebt. Laatze zien, zegge ik, de Vloo-eyeren, de wormkens daar uit voortgekomen, de popjes, en eindelijk de daar uit gespronge Vloon zelve, al t'zamen by UE in vervolg van tijd lijdzamelijk waargenomen. UE heeft ze dus verre gekoestert, geaast, gemest, en groot gebragtGa naar voetnoot26); ey laat ze eer lang door Neerland springen, van waar ze te post in Latijnsche, Italiaansche, Engelsche, en Fransche talen den naam van Leeuwenhoek verder zullen roemruchtig makenGa naar voetnoot27), en zoo wel bevestigen uwe onverwrikbare stelling van de welgeschikte voortteling der | ||
Ga naar margenoot+You see how poets gloat on it when they behold something beautiful. But before I conclude, permit me, dear Sir, to beseech you to hasten to complete your study on the procreation of the Flea, a large part of which you showed to me. I am convinced that it is characteristic of your generous nature to confer as much glory as you can on the hallowed truth (which has granted you, above all others, such gracious access). But I also admit that the impudent stupidity of this age, otherwise so rich in knowledge, is not worthy of being enlightened or served by your exertions, wherefore those who cherish your worthy discoveries are sometimes afraid that you may not care to take the trouble to disclose to the world your latest discovery of the Procreation of the Flea, because we have to listen day after day to the loathsome thesis (viz. that animals are generated from putrefaction), not only from men who are mere novices in navigating the depths of the study of creatures, but also from those who have the reputation of being expert navigators and who are loath to abadon in this later Christian age the thoroughly mistaken notions, surviving from ancient PaganismGa naar voetnoot6). But, in order to give authority to your sure knowledge of the way in which Nature works in the procreation of all animals according to its laws, laws established once and for all, and to close at one stroke the mouths of those who contradict you and who have been misled by the false doctrine of putrefactionGa naar voetnoot7), pray allow your study of that humanity-vexing animalcule the Flea in its wonderful structure and form to go to press, after all the difficulties experienced by you, and reward those who value your name with a printed description of what you actually showed to me through your magnifying glasses. Let them see, I say, the eggs of the Flea, the worms that have been generated there-from, the little pupae, and finally the Fleas themselves that have jumped out of them, all of which have been patiently observed by you in the course of time. You nursed, fed, fattened, and reared them to this pointGa naar voetnoot8). Ah, let make famous the name of Leeuwenhoek by post in Latin, Italian, English, and FrenchGa naar voetnoot9), and confirm your unshakable thesis of the beautifully regulated procreation of | ||
dieren, als uwe reeds-bekende vertooning van den omloop des bloedsGa naar voetnoot28), op een weêrgadelooze wijze in acht genomenGa naar voetnoot29). Neem, vernuftige navorscher, mijne aanporringeGa naar voetnoot30) in overleg, al was het enkel, om dat ik dit niet voor my, meer dan voor 't algemeene nut, wensche. Onderwijlen achte ik my gelukkig, d'eere te hebben, van in UE vriendschap te staan, zullende nimmer in gebreke blijven van te zijn
Mijn heer,
Rotterdam den 18 van OogstmaandGa naar voetnoota) 1693. de geheel Uwe
| ||
animals as well as your already known demonstration of the circulation of the bloodGa naar voetnoot10), observed in such an unparalleled way. Please consider my requestGa naar voetnoot11), ingenious investigator, if only because I do not desire this for myself, but rather for the general benefit. Meanwhile I consider myself fortunate in being honoured with your friendship, and I will never fail to be,
dear Sir,
Rotterdam, the 18th of August 1693.
yours truly
|
|