Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 453]
| |
TTaal,m. gaat in zijn werken veelvuldig in op het onderwerp taal. Enkele voorbeelden uit zijn eerste bundel Ideeën: ‘De matrozen weten 't wel. Zy zeggen “den ouwe” - juister en griekser: de-n-ouwe - als ze spreken van den meest nominatieven scheepskapitein. Daarby is geen kwestie van accusatief of declinatie. 't Is een zaak van gehoor.’ (Idee 36, vw ii, p. 317) In een noot bij Idee 451 (vw iii, p. 396) schrijft m. over de betekenisverandering van woorden in relatie tot het gebruik ervan in diverse sociale lagen van de bevolking. In de Woutergeschiedenis begrijpt Wouter het woord massa niet omdat dit woord ‘nog niet tot de sfeer der Pietersens was afgezakt’ (Idee 1107, vw vii, p. 64). Men is zich niet bewust van het feit dat de taalkunde één van de belangrijkste takken van de algemene wijsbegeerte is, schrijft m. in Idee 1047a: ‘Zolang de hoogleraren in dit vak zich bezighouden met kibbelen over de geslachten der woorden, over letters en spelwyze - altemaal zaken waarmee 't begrip: Taal evenmin te maken heeft, als wiskunde met de stof waaruit men passers en linealen vervaardigt - zó lang is hierin geen verbetering te wachten. (...) Zodra men hier en daar begon klanken voor te stellen door zichtbare tekens, was 't met de natuurlyke wordingsgeschiedenis van de taal gedaan. Wie zeker geluid wist uit te drukken door 'n - altyd slechts conventioneel! - teken, was zo groots op z'n kunst, dat-i voor z'n tekens den voorrang eiste boven de klanken-zelf die ze heetten te vervangen. Zo werd het levende door 't dode verdrongen. Weldra schreef men niet wat er gesproken werd, de schoolmeesters eisten dat men spreken zou zoals zy verkozen te schryven. En dat zou voortaan “beschaving” heten.’ (vw vi, p. 399-400) Op taal en de ontwikkeling van taal gaat hij in de volgende Ideeën verder in, waarbij hij het belang van taalkunde benadrukt: ‘Ik beweer, met terugzicht op deze en dergelyke beschouwingen, dat er geen dankbaarder vak van onderzoek is dan algemene taalkunde. Het bestuderen van wording en ontwikkeling der spraak, samengaande met het toenemen der behoeften en de volmaking der gaven van een pas tot zelfbewustzyn geraakten mens... het terugbrengen tot oorspronkelyke eenheid - of althans tot enige weinige nagenoeg synchronistische en zeker geheel syllogistische of soortgelyke eenheden - de toepassing van 't darwinismus op 't ontleden van oorzaak en gevolg (...) dit alles zou, wél behandeld, bruikbaarder bouwstoffen opleveren tot de Geschiedenis der Mensheid, dan ooit kan verwacht worden van elke andere wetenschap.’ (Idee 1047d, vw vi, p. 408) Dezelfde gedachtengang vinden we ook in Idee 1064 (*spelling), waar hij stilstaat bij het belang van het onderzoek naar de *etymologie: ‘De omstandigheden vergunnen my niet van taalstudie - in verband natuurlyk met Historie en algemene Wysbegeerte - 'n hoofdbezigheid te maken. Om anderen hiertoe op te wekken, die niet zo rechtstreeks en terstond behoefte hebben aan den opbrengst van hun arbeid, geef ik hier de verzekering dat deze tak van onderzoek verrassende uitkomsten oplevert, die niet alleen de moeite van 't nasporen belonen, maar deze moeite zelf tot 'n aangename bezigheid maken. Het terrein dat ik hier bedoel, is nagenoeg onbearbeid gebleven.’ (vw vi, p. 680) In hetzelfde Idee gaat hij in discussie met *Max Mül- | |
[pagina 454]
| |
ler, die ‘voorgeeft weinig of geen gewicht te hechten aan de rol die door klanknabootsing in de wording der talen - dialekten slechts! - gespeeld wordt’ (vw vi, p. 683-684). In de Divagatiën schrijft m. over taalkunde: ‘Het nasporen van de afkomst der woorden, die schone handleiding tot beoordeling van volksleven en ontwikkeling der mensheid, wordt verlaagd tot laffe schoolmeestery. By gebrek aan bekwaamheid heeft men 'n vak uitgevonden - stiel, zeggen de Vlamingen - waarby men, 'n beetje mnemotechniserend, bekwaamheid missen kan.’ (vw v, p. 375) In de Woutergeschiedenis lezen we: ‘En geef aan ieder individu een taal naar z'n karakter, temperament, standpunt, en zelfs naar z'n ogenblikkelyke stemming. (...) Hiervan, en niet van 't verschil in uitspraak der letters, sylben of woorden, hangt de karakteristiek af. Ik vleie my dat juffrouw Pieterse, juffrouw Pieterse blyven zou, d.i. zichzelf, al ondergingen haar praatjes de verlammende correctie van 'n *prote uit de school van De Vries & Te Winkel.’ (Idee 1199, vw vii, p. 315 *M. de Vries) *jou *Kadmus *modewoorden (Lit. J. Noordegraaf, ‘Multatuli's ideeën over taal’, in: Over Multatuli, 1979, nr. 4, p. 21-36) |
|