Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
Etymologie,woordafleidkunde. Om de geschiedenis van een volk te leren is de etymologie uiterst bruikbaar, schrijft m., die in zijn werk verscheidene malen aandacht besteedt aan de etymologie. Al in het *pak van Sjaalman, vinden we een opstel ‘Over etymologie als hulpbron bij ethnologische studiën’ (Max Havelaar, vw i, p. 41). In zijn Divagatiën noemt hij de etymologie ‘die schone handleiding tot beoordeling van volksleven en ontwikkeling der mensheid’ (vw v, p. 375). In m.'s memoriaal zijn uit de periode na zijn kennismaking met *C.F. Riecke in juni 1872, uitgebreide etymologische aantekeningen te vinden, die in de vw onder de titel ‘notities over taal’ zijn opgenomen (vw xv, p. 787; vw xviii, p. 585; vw xix, p. 33 en 563, vw xx, p. 578; vw xxi, p. 566; vw xxii, p. 670 en vw xxiii, p. 520). In Idee 1064 schrijft m. na een tirade over spelling, over het ontstaan van *taal. Hij meent de bron van de taal te hebben gevonden in klanknabootsingen uit de natuur en kapittelt: ‘Wie de hier opgegeven voorbeelden in gedachte houdt, zal niet licht om 't verschil in voorkomen alleen de verwantschap ontkennen, die er tussen schynbaar heterogene woorden bestaan kán. En van hier af, tot het opsporen en vinden van die verwantschap, is de overgang niet moeilyk.’ (vw vi, p. 682-683; *Max Müller) Hij illustreert zijn stelling met de gekko, een dier die zijn naam aan de nabootsing van zijn roep te danken zou hebben. Verder leidt hij het Franse aboyer, het Engelse to bark, het Duitse bellen en ons blaffen af van de klank ‘ba, bak, bla, bwa, of zoiets’. In de Woutergeschiedenis verkondigt Oom Sybrand een soortgelijke mening, die geïllustreerd wordt met de, aan het kippenhok ontleende, klank köllökköllökköl (Idee 1062, vw vi, p. 639-642). In de Millioenen-studiën wordt de naam van vele rivieren afgeleid uit de klank rho of rhoe (vw v, p. 305), dat de betekenis ‘de stroom’ zou hebben gekregen. In noot 43 van de Max Havelaar noemt m. de benamingen van de Indonesische muziekinstrumenten gong, anklong en gamelan onomatopeeën (vw i, p. 329). Etymologen (‘taalmeesters’) worden door m. herhaaldelijk bekritiseerd. In een noot bij Idee 512 bespreekt hij de herkomst van het woord gauw, dat volgens hem afgeleid is van het woord gauwdief (‘de betekenis van dit gau, heeft oorspronkelyk niets te maken met spoed’), terwijl de etymologen menen dat het juist andersom is. En van het woord honved (‘de benaming der Hongaarse militie, later scheldwoord’) maken de etymologen hondsvot, waarover m. spot: ‘Dit rehabiliteert de juffrouw van den koekbakker, die clairvoyance tot “kleer van jansen” omknoeide. Ik vraag 'n professoraat in de letteren voor die dame.’ (vw iii, p. 423) Bilderdijks etymologische verklaring van het woord rust wordt door m. in Idee 1047b beaamd, ondanks zijn overtuiging dat Bilderdijk ‘- zelf mank gaande aan 't euvel der schoolmeestery -’, dit woord ‘eigenlyk niet [had] mogen verklaren’: ‘Hy heeft er op gewezen hoe die klank de begrippen beweging en stilstand in zich verenigde, en wel bepaaldelyk den stilstand aanduidt die op beweging volgt.’ Na uitleg hiervan vervolgt m.: ‘Het woord rust is alzo een zeer oude, of juister nog: de geheel oorspronkelyke voorstelling van een der eerste gecompliceerde denkbeelden, waarvan zich 't Mensdom rekenschaf gaf, en bewyst o.a. den adel van een deel der germaanse talen, boven 't door staatkundig overwicht geparvenieerd Grieks en Latyn.’ (vw vi, p. 400-401) In Idee 1047e gebruikt m. bovenstaande etymologische verklaring voor de volgende stelling: ‘Op gelyke wyze als 't woord Rust ontstaan is door de vermenging van twee ongelyksoortige bestanddelen, schynt ook de menselyke ziel zekere hoedanigheid te bezitten, die voortgebracht wordt door twee verschillende soorten van traagheid.’ (vw vi, p. 409) m.'s ideeën over oertaal en etymologie worden kritisch besproken in twee artikelen van Jan Noordergraaf: ‘Multatuli's ideeën over taal’ (Over Multatuli, 1979, nr. 4, p. 21-36) en ‘Multatuli en de taal van Ur’ (Over Multatuli, 1994, nr. 32, p. 3-20). *Cimber *mens *Rock |
|