Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdRiecke, Carl F.-,geb. 1802. Naar Mimi meedeelt, maakte m. in juni 1872 kennis met Riecke in het museum van oudheden in Wiesbaden, toen zij beiden voor eeen glazen kist stonden die het skelet van ‘Sarah’ bevatte (vw xv, p. 257). Deze gebeurtenis diende als stof voor de Millioenen-studiën (vw v, p. 197-204, p. 321-322). Mimi vermeldt verder dat Riecke vroeger ‘militair dokter’ was geweest en tegenwoordig de studie van ‘celtische spraakvorsching, voornamelyk toegepast op plaatsnamen’ beoefende, die hij ook toepaste ook op geslachts- en diernamen, m. en Riecke troffen elkaar vanaf die ontmoeting tijdens Riecke's vakantie bijna elke avond en m. was zeer geïnteresseerd in diens taalstudie. Riecke publiceerde enkele werken over dit onderwerp die weinig bekend zijn geworden. Mimi noemt de titels van enkele werken die zij van hem bezit: Der Volksmund in Deutschland Sonst und Jetzt (Nordhausen, 1865), Ueber den Ursprung der Sprachen, Sagen und Mythen (Nordhausen, 1867), Die Uhrbewohner und Alterthümer Deutschlands (Nordhausen, 1868), Die Schichtung der Völker und Sprachen in Deutschland auf Grund der vergleichenden Sprachforschung, nachgewiesen an Orts-, Familien-, Thier-namen. Titeln und Idotismen von dr. med. C.F. Riecke (Gera, 1872). Een brief van m. aan Riecke van 31 juli 1872 (vw xv, p. 296-297) werd door Mimi in haar brievenuitgave opgenomen (vw xv, mededelingen Mimi, p. 257-261). Op 8 juli nam Riecke met een zoen afscheid van m., die later tegen Mimi gezegd zou hebben: ‘Die taalstudie is aardig zeide hij. O niet, alsof ik alles zou aannemen wat Riecke zei, lang niet! maar 't is waar dat mij door de aanraking met hem als 't ware een licht is opgegaan, ik zie allerlei waaraan ik vroeger niet dacht.’ (vw xv, p. 274-275) Van m.'s plan enkele van Riecke's denkbeelden ook in Nederland ingang te doen vinden is, aldus Mimi, niets terechtgekomen. Op enkele plaatsen in zijn werk heeft hij er wel iets over geschreven, bijv. in de *Woutergeschiedenis, waarin m. ‘Oom Sybrand’ ‘eenige van zyn taalopvattingen in de mond’ legde (mededeling van Mimi d.d. 29 juni 1872, vw xv, p. 261). Nog in 1884 hoopte m. R.J.A. Kallenberg van den Bosch voor Riecke's taaltheorie te interesseren, getuige zijn brief van 18 juli van dat jaar (vw xxiii, p. 188-189). *etymologie *memoriaal |
|