Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Bij een omgehouwen eik. Wat geest van Wandalisme is uit den nacht der jaren Herrezen en opnieuw u in de borst gevaren? Gij trekt de bosschen door en rukt de boomen om, Gelijk een Genserik, aan 't hoofd van zijn barbaren, Elk beeld vergruiselde in paleis en heiligdom. Waar ge u vertoont, verschijnt ge als schrik- en onheilsbode; Een huiv'ring rilt door 't woud en grijpt de beuken aan, Die dáár in slanke rijen staan, Als opgeschrevenen ten doode, Die ras de hakbijl neer zal slaan; Die, waar ge nader treedt, hun blaadrenkroon doen zakken, En 't laten ruischen door hun takken: ‘Zij groeten u, die sterven gaan!’ Doch, kerme er ook een zucht uit die verdorde blâren - Vergeefs gemord, geklaagd! Verwoesting dreige alom, En blijv' langs bosch en beemd hier als een spooksel waren; - Geen macht, die 't u verbiedt, zoo ver het oog kan staren! Het plundren staat u vrij, 't is al uw eigendom! Wat deert u de ondergang dier trotsche tempelzuilen, Wier welvend looverdak de zon met domm'lig rood, Als achter 't zwaar gordijn van 't kerkraam, weg deed schuilen, En ons de koelste schaduw bood? - Wat deert u de ondergang dier hemelhooge schachten, Waaraan wij, rustende aan hun voet, Bij 't opwaarts staren, meengen groet Van eerbied en bewond'ring brachten? - Wat deert het u, of hier een Paradijs verzwond, Dat (weelde en trots der voorgeslachten!) Twee eeuwen lang te bloeien stond? - [pagina 258] [p. 258] aant. Ontrefbaar als ge zijt voor vloek en jammerklachten, Aanschouwt ge zonder boezemwee De ontwortling van die bosch-allee, Maar sleept ge uw geld bij karrevrachten Met d' omgehaalden boomstam mee! Waar gij dien reuzige' eik ziet zinken, Hoort gij de zilv'ren daalders klinken, En bij den klank van dat metaal - Wat haalt daarbij 't gefluit der vinken Of 't org'len van den nachtegaal? Gij hakt en houwt naar lust, gij scheert de heuv'len kaal. En, ware 't in uw macht ook 't vergezicht te koopen - Niet lang zou 't ons voor de oogen staan - Gij zoudt ook 't Kleefsch gebergte sloopen, En d' Elterberg tot centen slaan! Vorige Volgende