Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] aant. Zwakheid en sterkte. Aan den hoogleeraar H. Bouman op zijn jubelfeest. Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Paulus. Wel is 't terugzien zoet op veertig vruchtbre jaren! Wel mag uw dankbre blik verrukt ten Hemel staren, Tot Hem, die met dit feest uw werkzaam leven kroont; Die met zóó rijke vreugd zóó rijk een arbeid loont; Die, altijd aan uw zij', U ‘moede en zwakke!’ sterkte; Wiens kracht zóó heerlijk vaak in uwe zwakheid werkte, Die zich nog steeds uw Helper toont. Aan arbeid wijdt ge uw rust, en schoon uw knieën beven, Toch heeft des jonglings vuur uw boezem niet begeven; Uw oog is helder en uw zielskracht niet vergaan, Zóó weinig als uw dorst naar kennis werd voldaan; Nog in uw ouderdom wijst ge andren 't pad ter glorie, En 't blijft uw veldheersspreuk: Oportet stantem mori, Hoe flauw de matte pols moog' slaan! Zij lieflijk U de rust, U in Gods gunst beschoren! Ontsluit nog eens de schuur van uwe graantresoren! Deel uit die volheid mee, die de oogst uws levens gaf, En werp de rijpe schoof nog eens haar korlen af! Laat reegnen 't voedend goud uit de opgeladen halmen, En tooi uw wintersneeuw opnieuw met frissche palmen, Die blijven bloeien op uw graf! Vloei' meenge zoete vreugd met keur van zegeningen U en den dierbren toe, die juichend U omringen, En als wij eens met hen rondom uw sterfbed staan, Spreek' dan uw veege mond ona nog zacht fluistrend aan: ‘Omdat ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken; Aan de Evangelie-zon heb ik mijn licht ontstoken; Dat licht, door Gods genâ, voor 't menschdom aangebroken, Zal nooit in neev'len ondergaan!’ Vorige Volgende