Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6567. 1643 november 30. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Ick sal beginnen daer uEd. heeft gelieft te eyndigen, om te seggen dat ick uEd. ende mijnselven seer garen van het addres der NederlandersGa naar voetnoot2 | |
[pagina 734]
| |
Ga naar voetnoot2 wil excuseren, sooverre uEd. | |
meenynge is ick hier sal verclaren dat uEd. mijn voorschrijven noch haer aenspraecke niet aengenaem en is, want deselffde hier de civiliteyt te leeren warom sij naer die quartieren trecken is mij niet mogelijck, ende off de swacheyt in andere niet te excuseren die andere in ons hebben gedragen, twijfele ick off voor ons is betamelijck, ‘qui quasi a pueris adolescentes volumus nasci senes, neque illarum affines esse rerum quas aetas et sors nascendi fert’.Ga naar voetnoot3 Andere consideratië[n] tevoren gemoveert ende daervan ick noch niet beter en ben geïnstrueert raecke ick niet aen. Maer wat redenen uEd. heeft van een volgende eeuwe om offensiën van gepasseerde tijden van uEd. ende de uwe te vervremden - die doch altijt Hollanders sullen willen wesen - can ick niet begrijpen, ende nochtans schijnt dat uEd. tot verwonderynge van uwe geaffectionneerste vrienden soo in schriftenGa naar voetnoot4 als in actiënGa naar voetnoot5 daernaer stelt, selffs met vermi[n]deryng van autoriteyt ende gratie van hetgene dat andersins wel soude worden genomen. Daermede scheyde ick van die materie, dewelcke onaengeroert niet hebbe connen laten, soude ick mij tonen in uEd. regard te wesen die ick, gelijck altijt ben geweest, garen soude blijven, dat is vol genegentheyt tot uwe eere, loff ende reputatie. Van het publyck hebben wij voor desen tijt niet bijsonders. De negotiatie van milord Goryn is onbekentGa naar voetnoot6 ende de Franse ambassadeurs hebben tot noch toe geen audiëntie gehadt, apparent door de sieckte van den heer d'Avaux,Ga naar voetnoot7 die soolange hier is geweest sijn camer ende veeltijts het bedde heeft gehouden door een speetie van pleuris, hoewel in 't begin eenyge meenden het een ambassadeurs indispositie soude sijn geweest, maer twee medicijnen in Den Hage nevens sijn Excellenties doctor geb[r]uyckt benemen die opinie. Monsieur Godefroy heb ick sedert niet gesien.Ga naar voetnoot8 Drie cruycers worden in zee gebracht ende naer advisen die sijne Hoocheyt heeft, wort dat werck bij den viant sulckx geapprehendeert dat hij hondertduysent guldens voor een premie belooft aen degene die één van de cruycers kan veroveren.Ga naar voetnoot9 Die van Brussel commen seggen daer tijdyngen waren van het veroveren van Lima. Wat daervan is meent de Compangie, die dessein heeft door BrouwerGa naar voetnoot10 op die quartieren gemaekt, binnen ses weecken te weten. De hope is op de ingesetenen selffs, om dewelcke te wapenen provisie soo voor ruyters als knechten is medegenomen, de troupes van Brouwer de seshondert mannen niet monterende. Monsieur Summaise is tot Leyden gearriveert.Ga naar voetnoot11 | |
[pagina 735]
| |
Ga naar voetnoot11 Hier wort ondersocht off een predi- | |
cant, voordesen capucijn, in een oneerelijck huys gevonden, daer was geroupen om sieke te assisteren, off om gesonden te vinden was gegaen, ende naer de onderichtynge die mij is gegeven soo sal geen couleur aen die vuylicheyt bij hem connen worden gestreecken. Hiermede meende ick te eyndigen, dan mij wort geseyt dat uyt Engelant tijdyngen commen dat in plaetse den conynck met de ontboden regimenten uyt Ierlant hem meende te stercken, deselve het parlament toevallen ende oock de malignanten ende andere, de conynkx partije voordesen hebbende gevolicht, haer nu met het parlament verclaren ende het convenant teyckenen.Ga naar voetnoot12 Morgen sullen de Franse ambassadeurs hebben audiëntie. Den heer Crommon comt mij met getuygenisse van een seer groten obligatie verclaren de beleeftheyt die sijn soon van uEd. heeft ontfangen, deselve met woorden, soo hij schrijft, niet hebbende connen uytdrucken ‘virtutem et eruditionem scintillantem in vultu et congressu’. Desen lesten November 1643. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sueden bij den alderchristelijcksten [conynck]. Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 8 Dec. En in dorso: 30 Nov. 1643 N. Reigersberg. |
|