Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6588. 1643 december 12. Aan [N. van Reigersberch].Ga naar voetnoot1 | |
Men vind ... in een brief van den twaalfden van Wintermaandt dezes jaars: | |
Of mijn kinderen Hollanders zullen zijn, weet ik niet. Ik zoude het hun niet raden en meene dat zij zich daar qualijk bij zullen bevinden.Ga naar voetnoot2 | |
Den twaalfden van Wintermaandt leest men dit volgende geschreven: | |
Wij zullen verwachten hoe de heer Salmasius zich zal dragen.Ga naar voetnoot3 Mij word gezegt dat hij mij hier gezogt heeft quade diensten te doen: des ik niet verdient heb. Ik wil zulks ook niet lichtelijk geloven. | |
Bijlage:Ga naar voetnoot4 | |
... zoo verhaalt [de heer De Groot] ... in een ... brief: | |
De prins van Condé heeft mij gesproken van mij wel te stellen met de Staten. Ik heb gezegt dat ik mij op hen niet vertrouwen kan, voordat of de Staten-Generaal, of die van Hollandt, verklaart zullen hebben de proceduren, tegens ons gehouden, gedaan te zijn tegens de wetten van 't landt, van welke wetten, ook ten tijde van de princen onderhouden, ik aan zijne Hoogheit de voornaamste heb verhaalt. |