Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6269. 1643 juni 20. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, 't En is geen reden dat ick door de belofte zoo van monsieur Grossec zaliger als van d'heer Vicquefort, die zegt ons vrund te willen zijn, zal bedrogen werden.Ga naar voetnoot2 Te Benfeld is niemant die last zal hebben ons te betaelen.Ga naar voetnoot3 De gunste van de hertogen comt in geene consideratie.Ga naar voetnoot4 Ick en weet niet off het parlement de Staten-Generael zal contenteren met den tytel van ‘vous’.Ga naar voetnoot5 Wij zullen zien waertoe de humeuren van de cleine provinciën zullen gaen in het stuck van de reformatie van den staet ende andere zaecken. Op Vrieslant, nae ick uit uEd. brief werd onderrecht, is niet veel staets te maecken.Ga naar voetnoot6 Ick vinde de geelzucht wat vremd in die jaeren van zijn Hoocheit.Ga naar voetnoot7 De handeling van Munster ende Osnabrug schijnt een langzaem werck te zullen zijn, tenzij onder de hant de zaecke hier werdt geprepareert.Ga naar voetnoot8 UE. gelieve [te] letten off nae zooveel onnutte waerschouwingen oorboir zal zijn dat men de andere personen als voordese die van Rotterdam waerschouwe te doen dat de consciëntie vereischtGa naar voetnoot9, eer ick vrunden maecken tot coste van haer ende van andere, daertoe mij geene occasiën nu en ontbreecken.Ga naar voetnoot10 20 Iunii 1643. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raede in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 23 [sic] Juny 1643 uyt Paris. |
|